Tussen al het andere in – Ontmoetingen

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Ontmoetingen

Willy Haas, journalist en schrijver, oprichter van het weekblad Die literarische Welt samen met Ernst Rowohlt, vertelt in zijn boek met herinneringen, verschenen onder dezelfde titel als het weekblad, over ontmoetingen met Franz Kafka. Het verslag van deze ontmoetingen is ook te vinden in de later verschenen bundel ‘Als Kafka mir entgegenkam…’ Erinnerungen an Franz Kafka, red. Hans-Gerd Koch, (Verlag Klaus Wagenbach, Berlijn z.j.). Haas typeerde Kafka als een fijnzinnig en gevoelig iemand, altijd wat schuchter glimlachend en met een overvloed aan kostelijke en merkwaardige aforistische uitspraken. Ook gaf hij prachtige staaltjes solotoneel. Een keer kwam Haas hem op straat tegen en vroeg hem hoe het ging. ‘Ach’, antwoordde hij zuchtend, ‘ik zou mijn hoofd wel op je schouder willen leggen en huilen’. Een andere keer beoefende Haas met zijn vriend Franz Werfel en anderen het spiritisme, vooral het tafeldansen. Ook Kafka was daar eens bij, samen met Max Brod. Hij was niet onder de indruk. Ironisch zei hij; ‘Dat de zon morgen opgaat is een wonder, niet dat de tafel de lucht ingaat, nadat jullie hem zo lang hebben gemaltraiteerd’. Kafka had een ongelofelijk geheugen; dat bleek bij de volgende ontmoetingen. Op een avond kwam Kafka met Milena Jesenska (later, lang na Kafka’s dood, gaf Haas de brieven van Kafka aan Milena uit) bij Haas langs, die bezig was te pakken voor een lange reis. Kafka nam een boek op, Pascals Pensées. ‘Wat is dat voor een boek?’, voeg hij. Haas zei, dat hij het absoluut moest lezen, ‘het zal je geweldig aanspreken’. Zonder iets te zeggen, legde Kafka het boek in de koffer terug, en zij spraken over andere dingen. Jaren zagen zij elkaar niet, totdat Haas hem op straat ontmoette. Na wat heen en weer gepraat over het weer en het leven in Praag, vroeg Haas: ‘Wat lees je op het ogenblik?’ ‘Eigenlijk nog steeds de Pensées, het boek dat jij me de laatste keer hebt aanbevolen’, antwoordde hij met de hoffelijkheid van een oude Chinese mandarijn. Haas wist er niets meer van, maar Kafka had het precies onthouden.

Via een ontmoeting met Willy Haas kwam het tot een ontmoeting met Pascal en deze ontmoeting leidde tot een langdurige relatie. Natuurlijk was hij ook met andere boeken bezig maar met de Pensées was hij anders bezig, omdat dit boek zo anders is. Het bestaat uit enige honderdtallen gedachten over het leven der mensen en het evangelie, over God (niet der filosofen) en de genade. Pascal schreef ze in zijn laatste levensjaren op elk stuk papier dat onder zijn bereik was als hij zijn gedachten wilde vastleggen. Als boek verscheen het postuum. Het werk is fragmentarisch en telkens hoor je dat dit ook het geval is bij Kafka. Haas vertelt dat toen Max Brod stukken van Kafka voorlas aan hem en Werfel de laatste nogal kortaf zei: ‘Dat komt nergens voorbij Rodenbach’. Rodenbach was toen een grensplaats tussen Bohemen en Rijksduitsland. Kafka’s werk heeft echter de wereld veroverd, niet direct maar gestaag. De Pensées van Pascal heeft de eeuwen verduurd. Er zijn mensen die het werk ‘het schoonste boek van het Franse proza’ noemen. Overal zijn er mensen die zich in de inhoud verdiepen. Het boek ging zelfs mee op reis, zoals we zagen. En dat gebeurt ook nu nog.

Blaise Pascal (1623-1662), door O. Noordmans de ‘Franse Augustinus’ genoemd, ‘omdat hij, evenals die grote kerkvader, een licht voor de christenheid geweest is’, ‘de vurige zoeker naar waarheid die hij in Jezus Christus heeft gevonden’(J.H. Gunning Jr.), zette met zijn Gedachten velen aan het denken, ook Kafka. Door zijn gedachten bracht hij anderen op gedachten, vaak andere gedachten dan die ze eerst dachten.

Pascal en Kafka zijn nog geen veertig jaar geworden, maar zij leven voort door hun werk. Beiden waren vaak ziek. Beiden wisten dat het de mens past nederig te zijn. Pascal wantrouwde het spreken over nederigheid en voor Kafka was nederigheid dan pas werkelijk nederigheid als het de nederige verbindt met zijn medemens en haar taal die van het gebed is.

Een gedachte van Pascal: ‘Verhandelingen over de nederigheid geven de trotsen een reden tot trots en de deemoedigen een reden tot deemoed. Op dezelfde manier zijn die over het scepticisme voor niet-sceptici een aanleiding stellige beweringen te doen. Weinigen spreken nederig over de nederigheid, kuis over de kuisheid, sceptisch over het scepticisme. We zijn een en al leugen (Rom. 3,4), dubbelhartigheid, tegenstrijdigheid en we verbergen en vermommen ons voor onszelf’.

Een aforisme van Kafka: ‘De nederigheid geeft aan ieder, ook aan de eenzaam wanhopige, de sterkste band met de medemens en wel terstond, zij het slechts bij volmaakte en blijvende nederigheid. Zij kan dat, omdat zij de ware taal van het gebed is, tegelijkertijd aanbidding en de nauwste verbondenheid. De verhouding tot de medemens is de verhouding van het gebed, de verhouding tot zichzelf de verhouding van het streven; uit het gebed wordt de kracht voor het streven geput’.

Pascal en Kafka wisten wat scepsis en twijfel is, maar voor Kafka was Pascal toch nog te weinig sceptisch, vooral ten aanzien van God en de menselijke levenshouding. Een dagboekaantekening van 2 augustus 1917 begint met de woorden: ‘Pascal schept voor het optreden van God grote orde, maar er moet een diepere, angstiger scepsis zijn…’ Kafka lijkt hier te zeggen dat de scepsis aangaande God meer angst en beven teweeg moet brengen dan Pascal toonde. De twijfel van Pascal was echter verbonden met het vertrouwen op de genade.

Prachtig heeft Noordmans geschreven over de twijfel en de methode van de twijfel bij Pascal. En over de genade; daarover sprak Pascal op zijn manier. In enkele zinnen zette Noordmans uiteen wat Pascal niet was en wat hij wel was. ‘Pascal is… geen kloosterling. Hij is mathematicus. Hij is man van de wereld in staat van genade en in beoefening van ascese. Hij bestudeert de natuur en leest z’n bijbel (…) Hij is de advocaat van het klooster. Meer nog van ’t christendom en ’t meest van de Genade. Hij spreekt daarvan – gelukkig – op zijn manier.’

Kafka bestudeerde de menselijke natuur en ook hij las wel in de bijbel, ook in het Nieuwe Testament. En hij wilde zijn, zoals hij zelf zei, ‘een kandidaat van de genade’.

Michael Bource