Tussen al het andere in – Monumenten

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Monumenten

Op een van de weinige echt zomerse dagen in juli ging ik met een Brabants familielid, oorspronkelijk afkomstig uit Friesland, op een kleine stedentocht in Limburg. Maastricht was het eerste reisdoel. Daar gingen we eerst naar het Vrijthof voor een kopje koffie. Die dag hadden de mensen in Limburg besloten om of te wandelen of te zitten op een van de vele terrasjes. Niet allen hielden het die dag bij koffie. Ik nam bij de koffie een Limburgse vlaai. Mijn reisgenoot volgt een of ander eng dieet dat het nuttigen van vlaaien streng verbiedt. In de St. Servaas zijn we al meermalen geweest, maar elke keer zie je wel wat nieuws en altijd wordt een mens daar overweldigd door de schoonheid die de eeuwen heeft verduurd. En wat een schatten in de schatkamer, maar daar niet alleen. Ons oog viel dit keer op een soort brandkast met een letterslot uit nota bene de Middeleeuwen en vlak daarbij de grote zilveren sleutel van de toegangsdeur. Over de kerk lees ik: ‘Keizers, koningen, hertogen en graven hebben hier gebeden voor het graf van de grote heilige (Servaas, in 384 overleden) en gebedeld om de gunst van de kapittelheren: Karel Martel, Karel de Grote, Barbarossa, Frederik II, Godfried van Bouillon’. Men mag aannemen dat ook ‘gewone’ mensen de eeuwen door daar hebben gebeden. Ook lees ik dat men zich graag liet begraven in deze kerk ‘om zeker te zijn van de steun van de hemelse gemeenschap’. In de directe nabijheid van de basiliek is de St. Jan van de protestanten. Daar was de deur gesloten. Op een bordje stond: ‘Gereserveerd’. Niet werd vermeld waarvoor de kerk was gereserveerd.

Van Maastricht gingen we naar Valkenburg waar we in een restaurant, uitgeroepen tot de beste eetgelegenheid in Limburg, de lunch gebruikten. In Valkenburg was de sfeer heel ontspannen, echt een vakantiesfeer.

In Roermond was ik nog nooit geweest. Toen we uit het station kwamen en het grote plein zagen, besefte ik dat ik veel had gemist. Je merkt helemaal niet dat Gijzen daar bisschop is geweest. Er zijn nog meer mooie pleinen. En weer overal terrasjes met vele mensen. Op de markt klonk vrolijke muziek. Onze aandacht ging niet uit naar de kathedraal, de Sint Christoffelkerk, maar naar de Onze Lieve Vrouwe Munsterkerk, gebouwd tussen circa 1220 en 1265. Wat een unieke kerk met allerlei unieke zaken! In de Mariakapel veel licht van vele kaarsen. Ik raakte in gesprek met een dame van de balie die mij wilde laten bidden in deze kapel. Uniek is het vorstelijk praalgraf (tweede kwart 13e eeuw) van Graaf Gerard van Gelre en zijn gemalin Margaretha van Brabant. Het is enig in zijn soort omdat het praktisch ongeschonden is bewaard gebleven, nog op zijn oorspronkelijke plaats staat ( de meeste tombes zijn van hun prominente plaats verdreven ter wille van de viering van de liturgie) en omdat het het oudste nog bestaande voorbeeld is van een dubbelgraf, een tombe waarop zowel man als vrouw zijn afgebeeld, in heel Europa.

Het echtpaar is in slapende houding afgebeeld, zij het dat hun ogen enigszins zijn geopend. Zij zijn afgebeeld als jonge mensen,ongeveer 33 jaar, de voldragen leeftijd van de Heer Jezus. Het graf staat onder de koepel, een achthoek (octogon). Een dergelijke achthoekige koepel is uniek in ons land. Volgens Augustinus is acht het getal van de herschepping door Christus. Het grafmonument staat niet midden onder de koepel en dat is niet toevallig, maar heel doordacht. In de koepel werd een zandstenen beeld aangebracht van Christus Triomfator, recht tegenover het grafmonument. Door hun licht geopende ogen konden de graaf en de gravin opkijken naar Christus, die als eersteling uit de doden is opgestaan. Uniek is de positie van het praalgraf onder de koepel, in relatie tot het beeld van Christus Triomfator in deze koepel; de graaf en de gravin die omhoog kijken naar de verrezen en triomferende Christus, in de hoop te mogen delen in zijn opstanding en het eeuwig leven. Voor zover bekend zijn er geen voorbeelden in deze vroege periode van een dergelijke samenhang, zorgvuldig gepland en zelfs architecturaal bepaald.

De Engelse dichter Philip Larkin schreef in 1956 een gedicht over een tombe van een man en een vrouw, ook een graaf en een gravin, maar niet zo machtig en vorstelijk als het paar in Roermond. En de tombe is niet zo gaaf als die in de Munsterkerk. Het gedicht heet An Arundel Tomb en werd gepubliceerd in de bundel The Whitsun Weddings. Ik vind het een van de mooiste gedichten van Larkin. J. Eijkelboom vertaalde het gedicht (te vinden in Philip Larkin-Gedichten, Amsterdam 1983). Het woord ‘arundel’ uit de titel verwijst naar een plaatsje met deze naam aan de rivier de Arun.

Larkin had in zijn gedicht een echte tombe op het oog die hij had bezocht en nauwkeurig had bekeken. De tombe staat in de kathedraal van Chichester, in het Westelijk gedeelte. George Bell, de oudere vriend van Dietrich Bonhoeffer, was bisschop van Chichester.

In hat gedicht stelt Larkin zich op als een waarnemer die kijkt naar de tombe, er omheen loopt en steeds meer bijzonderheden ziet. Hij is zich bewust dat hij slechts iemand is uit de grote menigte bezoekers uit vele generaties. In de eerste strofe wordt gezegd dat de graaf en de gravin zij aan zij liggen in steen. Hun gezichten zijn bijna uitgewist. De graaf ligt in zijn harnas en de gravin in stijf geplooide rokken. Kleine honden liggen aan het voeteneind. Zijn linkerhand is in een handschoen gehuld, maar die andere hand is een blote hand en die houdt haar hand omvat. One sees, with a sharp tender shock,/ His hand withdrawn, holding her hand (… en men dan merkt dat/ hij met blote hand, haast schokkend/ van tederheid, haar hand omvat). Om hen heen gebeurde van alles, het was zomer en winter, er viel sneeuw en in de zomer drong het licht door het raam. Er was een dicht gewemel van vogelkreten en over het pad schreden eindeloos andere mensen.

De ene hand in de andere hand – die tederheid. Dat moet een vervolg hebben. Het loopt dan ook uit op de woorden: What will survive of us is love (’t Is liefde wat ons overleeft). Van de graaf en de gravin komt Larkin op ‘ons’. De liefde in het verleden en de liefde in het heden! Het gedicht over de tombe is ook een liefdesgedicht. Het is neergelegd bij de tombe. En dat zou bisschop Bell, de vriend en begunstiger van de schone kunsten, toegejuicht hebben.

Michael Bource