Tussen al het andere in – Naar de Calvijntentoonstelling in de Grote kerk van Dordrecht

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Naar de Calvijntentoonstelling in de Grote kerk van Dordrecht

Onlangs gingen mijn broer en ik samen naar de Calvijntentoonstelling. In Dordrecht waren drie Calvijntentoonstellingen. We besloten naar de tentoonstelling in de Grote Kerk met het thema ‘Calvijn en wij’ te gaan, want drie tentoonstellingen vonden we wel wat veel Calvijn.

Toen we de kerk betraden passeerden we een man met zijn vrouw. Ik dacht: ik ken die man en die man dacht hetzelfde van mij. We keerden ons gelijk om. Het was de predikant van de Grote Kerk die dienst had gedaan in het middaggebed. Het werd een vluchtige ontmoeting in de schaduw van Calvijn, maar een ontmoeting, want we hebben elkaar aangekeken en naar elkaar geluisterd. Hij gaf het advies gebruik te maken van de audio-gids: we zouden dan nog meer profijt hebben van de tentoonstelling. Vol lof sprak hij over de mensen die bij de tentoonstelling hielpen; ze waren grotendeels vrijwilligers van de Grote kerk.

Toen ik de koptelefoon opzette van de audio-gids gaf het apparaat geen enkel geluid hoe ik ook op de knopjes drukte. Ik ben dat gewend. Waar ik ben faalt de techniek. Ik kreeg een nieuw apparaat en dat deed het. Het eerste wat ik zag en hoorde was Appie Baantjer die met zijn opoe op de proppen kwam. Baantjer hoorde bij de ‘wij’, evenals Maarten van Rossem en Antoine Bodar. Er was ook nog een echtpaar en wat andere mensen. Zij zeiden hun zegje over Calvijn en het calvinisme (dat calvinisme is overigens geen 500 jaar geleden geboren; over calvinisme werd pas gesproken in de negentiende eeuw) en prof. Herman Selderhuis ging daarop in. Waar de naam van Calvijn wordt genoemd kan in Nederland de naam van Selderhuis niet ontbreken. Over Calvijn schreef hij boeken, artikelen en hield hij lezingen. Met hem kwam hij op de tv en voor de radio, zat hij in symposia. Hij was de inspirator van de tentoonstelling en hij was de spreker bij de opening van de tentoonstelling in aanwezigheid van de koningin. Op de video zit hij rustig docerend, misvattingen en mythes over Calvijn en het calvinisme bestrijdend, in zijn kamer, omringd door vele boeken.

In een mooi uitgevoerde folder wordt verteld dat ‘Calvijn en wij’ de eerste overzichtstentoonstelling is in Nederland. Ook wordt gesproken over een ‘onconventionele presentatie’, en dat klopt. Lopend, kijkend en luisterend denk je vaak: wat is dat aardig, wat is dat knap bedacht. In de folder lees ik: ‘spectaculaire 3D animaties bieden een bijna persoonlijke ontmoeting met deze erudiete man’. Een ‘ontmoeting’ is wat veel gezegd, maar Calvijn komt wel dichter bij ons en de animaties zijn inderdaad ‘spectaculair’. Bij de eerste zie je Calvijn in bed. Het is ‘s morgens vroeg, vier uur en de kokken luiden. Hij bidt een morgengebed. Om vijf uur komt zijn secretaris en dan begin een lange, werkzame dag. Op de laatste animatie is het avond en Calvijn begeeft zich te ruste, maar eerst bidt hij zijn avondgebed.

Mij viel op Calvijns spitse gezicht met een spitse neus en een spitse baard. Op latere afbeeldingen wordt zijn baard van onder iets ronder. Beza beschrijft Calvijn als iemand ‘van middelmatige hoogte, een zeer bleek gezicht en donkerkijkende ogen die tot zijn dood helder bleven’. Ook viel mij zijn hoofddeksel op, een baret met twee verdiepingen en oorkleppen. Bijna op alle schilderijen en gravures draagt hij dit hoofddeksel. Op de animaties heeft hij het op als hij doceert, preekt, recht spreekt en vergadert, zelfs in bed. Erasmus is eveneens afgebeeld met een dergelijk hoofddeksel. Ook Luther heeft een baret op zijn hoofd maar volgens een wat ander ‘design’.Hij heeft lang niet altijd het hoofddeksel op zijn hoofd; meermalen wordt hij blootshoofds afgebeeld.

Mijn broer en ik hadden niet gedacht dat vrouwen zo’n rol in Calvijns leven hadden gespeeld. Dat was nieuw voor ons. Natuurlijk, hij had een moeder. Zij nam hem mee naar een abdij om het gebeente van een heilige te vereren. Dat was volstrekt in strijd met de Godsverering van de latere Calvijn. Als kind verloor hij al zijn moeder en ook zijn vrouw, Idelette de Bure, moest hij na enkele jaren afstaan. Zijn vrienden hadden hem min of meer geprest om te trouwen. Gezocht werd naar een zorgzame vrouw en die werd in Idelette, een weduwe, gevonden. Bij haar kreeg hij een zoontje; deze overleed na enkele weken. Uit zijn brieven spreekt een oprecht verdriet om zijn vrouw en zijn zoontje Jacques.

Met een flink aantal vrouwen had hij contact. Soms was de relatie negatief. Donne Jane Pertenaz werd voor het consistoire gedaagd omdat zij bij het heilig avondmaal werd gemist. Zij behoorde tot die vrouwen in Genève die in hun hart niet los waren van de oude praktijken. Zij bad al wel het gebed des Heren in het Frans, maar verder bleef zij elders de mis bezoeken. Toen zij voor de tweede keer voor het consistorie moest verschijnen ontstond een fel debat tussen Calvijn en Donne, die fel van zich afbeet. Een andere dame, Francoise Favre, was betrokken bij een schandaal. Burgers en burgeressen van Genève hadden zich bezondigd aan ongeoorloofde frivoliteiten op een dansfeest. Ter verantwoording geroepen beleden de meesten schuld en beloofden beterschap, maar niet Francoise, die zich niet liet aanpraten dat dansen zonde was en liet blijken dat zij Calvijn een bemoeial vond. Op een animatie zie je haar als kijvende vrouw, omringd door mannen en door Calvijn met zijn hoofddeksel. Het is jammer dat men haar laat krijsen, altijd een teken van zwakheid. Calvijn noemde haar ergens Panthesilea, de koningin van de Amazonen. Er waren dus vrouwen die zich tegen Calvijn durfden verzetten en die niet in het gevang werden geworpen of op de brandstapel terecht kwamen.

Opmerkelijk zijn de hooggeboren vrouwen met wie Calvijn contact heeft gehad, bijvoorbeeld Renée le France, Marguerite van Angouleme, koningin van Navara en Jeane d’Albert, hertogin van Navara. Calvijns contacten met vrouwen werden door Bolsec in diens biografie aangegrepen om Calvijn verdacht te maken. Hij zou met een knecht door de stad zijn getrokken om overal vrouwen te bezoeken met oneerbare bedoelingen. Laster, en dat werd door vriend en vijand erkend. Een bijzondere vrouw was Marie Dentiére. Zij was priorin maar verliet door de prediking van Luther het klooster, trouwde met een voormalige priester en na diens dood met een vriend van Farel. Zij was overtuigd dat zij, evenzeer als haar man, het ambt mocht bekleden. Zij nam het op voor Calvijn toen deze noodgedwongen Genève moest verlaten. De emancipatoire houding van Marie en de naar de mening van Calvijn al te grote vrijmoedigheid van zijn zuster in het geloof hebben geen verwijdering gebracht.

Op de tentoonstelling komen we, naast Calvijn, nog vele anderen, mannen en vrouwen, tegen. Want ‘geen mens is een eiland, op zich zelf staand, maar deel van een geheel’ (John Donne). Onder hen zijn zijn vrienden, Calvijn gaf hoog op van de vriendschap, vaak een troost in kommervolle omstandigheden.

Michael Bource