Tussen al het andere in – Calvijn en het calvinisme

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Calvijn en het calvinisme

Het Nederlandse volk schijnt weer een identiteit te hebben: het zou calvinistisch zijn. Nederlanders zijn calvinisten, al zijn ze ongelovig, atheïst of rooms, en een glunderende moslima scoorde hoog op de test van het dagblad Trouw.

Eerst werd het woord calvinistisch meestal misprijzend gebruikt. Wat benepen scheen of inging tegen de tijdgeest was calvinistisch. Nu lijkt het wel een eretitel te zijn geworden.
Een aantal deugden en eigenschappen wordt bijeengeharkt en de prak wordt dan calvinistisch genoemd. We zijn dan ver van Calvijn verwijderd. Calvijn was vast en zeker geen calvinist.
Het is de vraag of het Nederlandse volk wel ooit calvinistisch is geweest. Volgens prof. Herman Pleij is typisch Nederlands niet typisch calvinistisch en zijn we als Nederlanders meer kinderen van Uilenspiegel en Reynaert de Vos dan van Calvijn. De typisch Nederlandse eigenschappen, deugden en mentaliteiten ontstonden al ver voor Calvijn. De bakermat van het ‘deugdenpakket’ zou de Vlaams-Brabantse stadscultuur van de veertiende en vijftiende eeuw zijn geweest in steden als Brugge, Brussel en Gent. Een huwelijk van de koopmansmoraal en de katholieke burgermoraal! Het verhaal van Pleij is te vinden in de ‘Calvijn-glossy’, een uitgave van Boekencentrum. Met de visie van Pleij zijn we aardig op weg naar de dominee-koopman, een verschijnsel dat vroeger veel aandacht kreeg. Ik herinner me dat Prof. Van Niftrik indertijd met een lezing over dit illuster tweetal door het land ging.

Er zou ook nog van andere invloeden gesproken kunnen worden: die van de Moderne Devotie en van het christelijk Humanisme. Beide waren er ook eerder dan Calvijn en veel eerder dan het calvinisme.

De Moderne Devotie was een geestelijke beweging binnen de Middeleeuwse kerk. De grondlegger van de beweging was Geert Grote (1340-1384). Hij kende het meer dan vrolijke leven in de wereld, maar hij bekeerde zich. Mannen en vrouwen verzamelde hij om zich heen: de broeders en zusters des gemenen levens. Deze broeders en zusters werden exemplarisch in hun strijd tegen een verloederde clerus en tegen de verruwing van de zeden bij het volk. Het begin van de zestiende eeuw was een hoogtepunt van de beweging. Typerend voor de beweging was de nederigheid, de persoonlijke levensheiliging, de praktische levenswijsheid en het gemeenschapsleven. De gemeenschap was een gesloten gemeenschap, maar men trad ook telkens naar buiten voor dienstbetoon, zorg voor het onderwijs en de inzet voor de verbetering van de leefomstandigheden van de bevolking. Geert Grote zelf bezocht en verzorgde in Deventer een vriend die ziek was; kort daarop stierf hij aan de pest. Ook was de Moderne Devotie een zingende beweging. Naast een indrukwekkende tekstproductie heeft de beweging ook een schat aan muziekstukken nagelaten, onder meer een aantal liedboekjes. Toen Revius predikant werd in Deventer merkte hij tot zijn vreugde dat nog steeds in zijn geboortestad werd gezongen en dat er verscheidene koren waren. Hij stimuleerde het zingen en niet alleen van de psalmen, zeker niet de berijming van Datheen.

Een van de grote vertegenwoordigers van de Moderne Devotie was Thomas a Kempis (ca 1380-1472) die zijn beroemde boekje over de navolging van Christus schreef. Dat boekje ging zijn gang door de landen en de tijden. In vele talen werd en wordt het gelezen door geleerden en eenvoudigen. Erasmus las het, maar ook Voetius. Voetius noemde het boekje ‘een ware ende een innerlicke Oeffeninge van Godtsaligheijdt ende aandagt. Ja dat meer is, ick soude wel derven seggen, dat ick na de Heylige Schrift, noyt yet eenvoudiger, krachtiger, noch Goddelicker gesien en hebbe’. Voor Voetius kwam dus na de heilige Schrift niet eerst de Institutie van Calvijn, niet de Nederlandse Geloofsbelijdenis of de Heidelbergse Catechismus, maar de Imitatio, dit ‘gulden boekske’, zoals hij het noemde.

Er waren vele verbindingen van het Humanisme en de Moderne Devotie. Ook in het Humanisme was er grote aandacht voor het onderwijs, maar daar kwam nog bij een kritische instelling en de lust tot onderzoek. Die aardige Nederlander die zich geen knollen voor citroenen laat verkopen.

Over het calvinisme wordt veel gesproken voor de radio, de tv, in kranten en tijdschriften, maar over Calvijn zelf zijn in ons land gelukkig vele boeken verschenen, het ene boek nog mooier uitgegeven dan het andere. Over de inhoud van die boeken zal waarschijnlijk in dit blad nog wel geschreven worden.

In twee kranten las ik over een borstbeeld van Calvijn. In de ene krant las ik dat het een ‘imposant’ borstbeeld was dat ‘letterlijk uit de kast was gehaald’. Voordat dat gebeurde, leidde het dus een verborgen leven.

In de andere krant las ik dat het borstbeeld ooit in bezit was geweest van Abraham Kuyper. Rond 1890 kreeg hij het van een onbekende beeldhouwer. Eerst stond het in zijn studeerkamer, later kreeg het andere locaties. Je krijgt de indruk dat het beeld een sta-in-de-weg was. Dat was de afgebeelde ook wel geweest. Het beeld kwam terecht in een klein halletje ‘waardoor prompt de deur niet meer open kon’. Mensen met een minder edele inborst zouden kwaadaardig kunnen opmerken, dat die situatie ook tekenend is voor de afgebeelde: Met Calvijn valt de deur in het slot, er is geen geopende deur meer.

Het borstbeeld dat allerlei avonturen heeft beleefd, niet ongeschonden bleef en verdween in de kelder van het Documentatiecentrum van het Nederlands Protestantisme, is gerenoveerd ter gelegenheid van het Calvijnjaar en staat nu in volle glorie bij de ingang van het Auditorium van het VUgebouw.

Ik herinner me een uitspraak van Karl Barth uit een radiolezing ter gelegenheid van de 450ste geboortedag van Calvijn (1959). Over het werk van Calvijn zei Barth: ‘Een harde bolster met een wonderzoete kern’. Die kern worden we vooral gewaar in zijn preken, maar daar toch niet alleen. In dit Calvijnjaar zullen we vast nog veel over hem horen, over hem en zijn tijd, over hem en zijn werk

Michael Bource