Tussen al het andere in – Dietrich Buxtehude (1637-1707)

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Dietrich Buxtehude (1637-1707)

Dit jaar wordt herdacht dat 300 jaar geleden Dietrich Buxtehude overleed. Hoewel de sterfdag 9 mei is, was men in Lübeck niet van plan daarop te wachten. Daar is heel het jaar een ‘Festjahr’, want zo wordt 2007 met betrekking tot Buxtehude genoemd. Op 20 januari was er een openingsconcert van Ton Koopman met het Amsterdams Barokorkest en het Amsterdams Barokkoor. Daarna worden dit jaar onder meer alle cantates van Buxtehude uitgevoerd, maar er zijn ook lezingen en symposia in Lübeck en elders in Duitsland.

Een herdenking van een componist is een goede gelegenheid om zijn muziek te spelen, maar ook om aandacht te vragen voor de man die deze muziek maakte. Je komt dan bij het onderzoek dingen te weten die je tevoren niet wist. Ik wist niet dat Buxtehude in Denemarken is geboren en dat hij daar organist is geweest als opvolger van zijn vader. Zijn moeder was een Deense, Hella Jaspersdaatter. Van vaderskant kwam de familie oorspronkelijk uit het dorp Buxtehude, even ten westen van Hamburg. Als Diderik Hansen Buxtehude werd hij in het doopboek ingeschreven; later werd het Dieterich en eindelijk, in Lübeck, Dietrich.

In 1668 werd Buxtehude benoemd tot organist van de Marienkirche in de Hanzestad Lübeck als opvolger van Franz Tunder, wiens dochter hij huwde. De kerk had een befaamd orgel dat in WO II is vernietigd. Tunder was begonnen met ‘Abendmusiken’, een soort kerkconcerten. Buxtehude zette die concerten voort, en vooral door hem werden ze beroemd. De concerten, met vaak wel 80 medewerkers, vonden plaats op vijf zondagen vóór kerstmis na de namiddagdienst. Voor de ‘Abendmusiken’ heeft Buxtehude veel vocale muziek gecomponeerd waarvan bijna alles is verloren gegaan. Vele mensen uit het verleden hebben deze muziek gehoord, want de ‘Abendmusiken’ trokken veel volk. Die mensen kwamen niet alleen uit Lübeck, maar ook uit de wijde omgeving om de bekende en beroemde componist en virtuoze organist te horen.

Buxtehude was een van de grote meesters uit de bloeitijd van de zogenaamde Noordduitse orgelschool. Lübeck was een van de grote centra van die school. Buxtehude stond bekend als een geweldig organist die ook veel muziek voor orgel componeerde. In zijn muziek en van al die andere meesters uit de 17e en 18e eeuw herkent men de belangrijke betekenis van het kerklied of koraal. Voor allerlei vormen van de orgelcompositie dienden de koraalmelodieën als grondslag of uitgangspunt, bijv. koraalvoorspelen. De koraalvoorspelen hadden een plaats in de liturgie, maar ook voor niet-liturgische, meer concertachtige werken diende de koraalmelodie als thematisch materiaal. Het orgel was niet uitsluitend voor de eredienst bestemd; ook daarbuiten speelde het een rol. Een goed voorbeeld zijn de concerten op het orgel van de Oude Kerk in Amsterdam op werkdagen, door Sweelinck gegeven op last van het stadsbestuur, ‘om het volk buiten de taveernen en andere lichtzinnige gelegenheden te houden’.

Buxtehude oogstte de bewondering van mensen die later nog beroemder dan hij zouden worden. In 1703 bezocht G.F. Handel hem en Mattheson. Het verhaal gaat dat Handel Buxtehude kon opvolgen als hij met een van zijn dochters zou trouwen. Datzelfde wordt verteld over J.S. Bach die Buxtehude in 1705 bezocht. Hij was helemaal komen lopen uit Arnstadt in Thüringen om ‘daselbst ein und anderes in seiner Kunst zu begreifen’, zoals hij schreef in een brief. Hij had verlof voor een week, maar bleef drie maanden in Lübeck en bracht daarmee zijn baan als organist in gevaar. Dat hij opvolger van Buxtehude had kunnen worden, mits hij diens dochter zou huwen, wordt verteld in een novelle van nog geen honderd bladzijden van Hans Franck, Pilgerfahrt nach Lübeck (1935; vele malen herdrukt).

Tijdens zijn leven was Buxtehude beroemd en geëerd. Later kwam hij in de schaduw te staan van Bach. Dat hij enigszins in het vergeetboek was geraakt zou volgens de Lübecker muziekcriticus Wolfgang Sandberger blijken uit het feit dat hij niet wordt genoemd in de roman Buddenbrooks – Verfall einer Familie (1901) van Thomas Mann. Mann, in Lübeck geboren als zoon van een rijke koopman en senator, heeft in zijn roman, die hem de Nobelprijs opleverde, vier generaties getekend van een aanzienlijke familie. In de laatste generatie is er Hanno, een voorbeeld van wereldvreemde zachtheid en gevoelig kunstenaarschap; in hem wordt het proces van ontburgerlijking voltooid. Wanneer Hanno in de wereld van de muziek wordt ingewijd, wordt wel de naam van Wagner genoemd, maar niet die van de Lübecker Buxtehude. Veertig jaar later echter, in Doktor Faustus, verschijnt Buxtehude in de rij van componisten wier werken de hoofdpersoon, Adrian Leverkühn, hoort.

Toen Buxtehude eenmaal in Lübeck was gekomen, verliet hij nooit meer de stad. Dat wordt althans gezegd. Hij had genoeg aan zijn vrouw en zijn orgel. Je ziet hem gaan door de straten van de stad, op weg naar de Marienkirche, met aan zijn arm één van zijn vijf dochters die hem zal helpen bij de registratie en die de orgeltrappers zal waarschuwen als haar vader het volle werk gaat gebruiken.

Toen hij bijna 40 jaren in Lübeck organist was geweest, stierf hij en werd hij begraven in de Marienkirche, in de nabijheid van het zogeheten Totentanzorgel. In 1957, bij zijn 250ste sterfdag, werd bij zijn graf een nieuw monument aangebracht. Wij zijn niet zeker van de datum en de plaats van zijn geboorte, maar over de datum en de plaats van zijn dood is geen onzekerheid. Dat is vaker het geval. Bij de geboorte weet men nog niet wat het zal worden, bij de dood ziet men terug op een rijk leven.

Bij de muziek van Buxtehude heb ik nog een aangename herinnering. Enige jaren geleden was ik met mijn oudste dochter en schoonzoon in Cambridge. Het was adventstijd. We gingen in de avond naar de Evensong in de kapel van Pembroke College. De kapel van Pembroke is een schepping van Christopher Wren, een wonder van licht en akoestiek, en er staat een mooi oud en gerestaureerd orgel in. De studenten waren vertrokken, want het semester was ten einde. Toch ging de Evensong door. De organist nam het stuk nog eens door dat hij aan het einde van de Evensong zou spelen. Een moeilijke passage speelde hij een paar maal. Het was praelaudium en fuga in d groot van Buxtehude. We waren met weinig mensen, maar de dean preekte enthousiast en de organist speelde niet minder enthousiast. Na de Evensong werden we uitgenodigd op de kamer van de dean, ook de organist. De organist was geen beroeps, al speelde hij als een beroeps. Hij was student in de rechten en ook in die hoedanigheid, zo werd gezegd, blonk hij uit. Buxtehude in Cambridge, ver van Lübeck, maar bijna overal in de wereld kan men zijn muziek horen.

Michael Bource