Tussen al het andere in – Engelen

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN Engelen

Vanaf 4 oktober is er een tentoonstelling over engelen in het Catharijneconvent te Utrecht. Allemaal engelen heet de expositie. Wie zich de eerste aflevering van de serie Geloof in Nederland heeft aangeschaft, treft daarin een gratis toegangskaartje voor de expositie. Ik ben altijd bijzonder op engelen gesteld en daarom begaf ik mij naar het Catharijneconvent.

De engelen zijn in trek, lees ik. ‘Ze zijn terug van weggeweest’. Nooit geweten dat zij weg zijn geweest. Twan Geurts schrijft in een artikel dat ‘de vertegenwoordigers van de officiële kerken verwijten naar hun hoofd krijgen dat zij de tekenen van de tijd niet verstaan…’ ‘Misschien hebben ze wel spijt dat ze de engelen indertijd bij het vuilnis hebben gezet’. Als vertegenwoordiger van een officiële kerk moet ik dat indertijd hebben gemist, want ik heb de engelen nooit bij het vuilnis gezien, laat staan dat ik ze daar gezet zou hebben.

Ds. Rob Visser schreef in ‘Trouw’: ‘Ik heb de pest aan vleugels’. Bedoeld zijn de vleugels van de engelen. Hij heeft ontdekt dat op de aller-vroegste afbeeldingen de engelen nog geen vleugels hadden. Die krijgen ze pas in de vijfde eeuw en in de bijbel ontbreken de vleugels ook. Dat laatste is geen argument, maar vlakke schriftgeleerdheid.

Ik vind Vissers ergernis volstrekt overbodig. Een ordentelijke engel heeft vleugels. Dat hebben de kunstenaars goed gezien na de vijfde eeuw. De vleugels zijn teken dat de engel van boven komt en dat hij anders is. Ik heb een hekel aan engelen langs de kant van de weg, met een pet op, het type van de doodgewone vaderlandse vrijer, precies als Pietersen en als Meijer die onverdraaglijke stichtelijkheden debiteren.

Ik besloot extra te letten op de vleugels. Mij viel op dat de vleugels bijna altijd uitgeklapt zijn, niet alleen als de engelen in glijvlucht naar beneden komen, maar ook als zij stilstaan. Ze zijn blijkbaar altijd startklaar.

De kleding van de engelen is rijk gevarieerd. Engelen aanbidden God. In de liturgie zijn engelen en gelovigen met elkaar verbonden. Dat wordt helemaal duidelijk bij de Maatlijd des Heren. In de grote Lofzegging, vlak voordat het Sanctus en Benedictus wordt gezongen, worden de engelen uitdrukkelijk genoemd, bijvoorbeeld: ‘Daarom, met al uw boden, / uw dienaars en getuigen, / met engelen en profeten, / aartsvaders en apostelen, / met alle vurige geesten, / met alle brandende harten, / met al uw zaligen en heiligen / en al wie U zijn toegedaan, / heffen wij onze stem / en zingen…’ Er zijn dan ook engelen die worden afgebeeld in liturgische kledij.

Ik zou niet graag de engelen van hun vleugels ontdoen. Wel had ik graag gezien dat de kunstenaars wat meer werk hadden gemaakt van kinderen. Zeker, er zijn kinderen als engelen en zij maken vooral muziek, maar ik bedoel kinderen als mijn kleinzoontjes. Op de prentjes op de expositie zijn wel engelen en kinderen, maar niet op de gerenommeerde schilderijen. Bij de Engelbewaarder komen wel kinderen voor, want de Engelbewaarder is vooral beschermer van kinderen. Ik zag een schilderij, ik meen uit het begin van de 18e eeuw, van een Engelbewaarder en een jongetje. De engel heeft kokette bruine laarsjes aan (geen laarzen om te stampen) en het jongetje loopt op blote voeten; hij heeft zijn handje in de hand van de engel. De engel wijst met de andere hand naar omhoog en het jongetje kijkt naar boven. Je krijgt het idee dat die twee niet lang op de aarde zullen rondlopen, het gaat naar de hemel toe.

Matteüs vertelt in zijn evangelie dat de discipelen bij Jezus kwamen met de vraag: ‘Wie is wel de grootste in het koninkrijk der hemelen?’ Op die vraag reageerde Jezus door een kind tot zich te roepen en in hun midden te plaatsen. Hij zei: ‘Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het koninkrijk der hemelen niet binnengaan’. De Heer zei nog meer: ‘Ziet toe, dat gij niet één van deze kleinen veracht. Want Ik zeg u, dat hun engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht zien van mijn Vader, die in de hemelen is.’ De kinderen en hun engelen! De kinderen hebben hun representanten in de engelen bij God de Vader. Dat wordt door Jezus alleen over de kinderen gezegd. Ik vind dat voldoende reden om veel kinderen te schilderen in het gezelschap van de engelen.

Ik ben bijzonder gesteld op de aartsengel Michael. Wanneer je het hebt over Michael, dan heb je het tegelijk over alle engelen. Alle engelen zouden Michael kunnen heten, want alle engelen getuigen van de uniciteit Gods. Michael immers betekent: Wie is als God?

Bij de hoofdingang van de kathedraal van Coventry hangt Michael tegen een gevel. Als ik daar ben raak ik niet op hem uitgekeken. Het is alsof hij naar voren komt en naar me toekomt. Nonchalant heeft hij zijn voet gezet op de draak. Hij is heel imponerend, maar niet bedreigend. Wie hem heeft gezien, zal nooit meer over ‘engeltjes’ sprteken.

Als u de tentoonstelling in het Catharijneconvent bezoekt – en dat moet u zeker doen – dan kunt u zich vleugels laten aanmeten. Op een foto kunt u vleugels krijgen. De vleugels zijn wit en als u naar de foto kijkt, lijkt u meer op een spookverschijning dan op een engel.

Michael Bource