Tussen al het andere in – Uit het andere Amerika

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Uit het andere Amerika

Er zijn romans die het waard zijn om gekoesterd te worden als een kostbaar kleinood. Zo’n roman is Gilead uit 2004 van de Amerikaanse schrijfster Marilynne Robinson, waarvan onlangs ook een Nederlandse vertaling het licht zag (Arbeiderspers) Eerder, in 1980, verscheen van haar Housekeeping, een roman die door velen wordt beschouwd als een ‘classic’. Tussen de beide romans schreef zij bundels met essays.

Over Gilead is al veel te doen. Het wordt overal in de Angelsaksische wereld bewonderend besproken door gelovigen en ongelovigen. Het is geschreven in een meditatieve stijl van een grote schoonheid. Het is zo nu en dan visionair en dan doet het denken aan de Engelse dichters Vaugham en Traherne. Robinsons woorden hebben een ‘geestelijke kracht’ en dat is zeldzaam in de hedendaagse romanliteratuur.

Housekeeping gaat over moeders en dochters, Gilead over vaders en zonen. En over God de Vader en zijn Zoon. John Ames is predikant en zijn vader en grootvader waren dat ook. De roman speelt in 1956 en Ames is 76 jaar. Hij heeft het aan zijn hart en de arts heeft gezegd, dat hij niet lang meer heeft te leven. Voor zijn zoontje van zeven jaar schrijft hij een brief, een lange brief, waarin hij vertelt over de geschiedenis van zijn grootvader, een strijder voor de vrijmaking van de slaven die de mensen de Civil War in preekte, en zijn vader, die van de weeromstuit een fanatiek pacifist werd. Maar wat hij schrijft is ook zijn eigen geschiedenis in Gilead, een plaats in Iowa. Al vroeg heeft hij zijn vrouw verloren bij de geboorte van zijn dochtertje, wier geboortedag tegelijk haar sterfdag werd. Jaren verblijft hij alleen in de pastorie. Maar als hij 67 jaar is, wordt hij verliefd op een jonge vrouw. Hij ziet haar voor het eerst onder de kerkgangers. Aanvankelijk komt zij met andere vrouwen mee naar de pastorie om te helpen. Later komt zij alleen en tovert zij de tuinen om tot een klein paradijs. ‘She made them very fine and prosperous. And one evening when I saw her there, out by the wonderful roses, I said, “How can I repay you for all this?” And she said, “You ought to marry me.” And I did.’

Er is droefheid omdat hij zijn zoontje niet zal zien opgroeien en hij zijn vrouw moet verlaten, maar daarbovenuit is er pure vreugde om het bestaan, een genieten van het leven in de prairie en om een rijtje eiken We leven op een interessante planeet, ‘it deserves all the attention you can give it’. De volgende passage herinnert aan Traherne: ‘I feel sometimes as if I were a child who opens its eyes on the world once and sees amazing things it will never know any names for and then has to close its eyes again. I know this is all mere apparition compared to what awaits us, but it is only lovelier for that. There is a human beauty in it. I can’t believe that, when we have been all changed and put on incorruptibility, we will forget our fantastic condition of mortality and impermanence, the great bright dream of procreating and perishing that meant the whole world to us (…) and all that has passed here will be the epic of the universe, the ballad they sing in the streets. Because I don’t imagine any reality putting this one in the shade entirely.’

Het is wonderbaarlijk: Je komt predikanten tegen en zij zijn geen wereldvreemde mensen of huichelaars, maar zonder meer ‘goed’ en toch niet saai en je ziet zwart op wit namen van theologen, van Augustinus en Calvijn, van George Herbert en John Donne en van Karl Barth, wiens werk zo ‘comforting’ is. John Ames houdt van de studie en van lezen. Hij verkeert met de groten. Op zolder ligt zijn levenswerk: talloze preken. Zijn jonge vrouw haalt er soms een aantal naar beneden.

Ik geef hier geen boekbespreking. Ik wil alleen maar lezers attent maken op deze roman en de schrijfster ervan. Wat is dat voor iemand, die schrijfster? Vele interviews zijn met haar gepubliceerd. Zij komt naar voren als een vrouw die theologiseert, ook als zij een roman schrijft, maar zonder ‘prekerig’ te worden. Ze kan je vertellen waarom een goede preek verwant is met poëzie en wat voor uitzonderlijke vorm een preek is in de literatuur, de ene kant van een ‘gepassioneerde conversatie’. Zij neemt het op voor predikanten en theologen, die volgens haar telkens in de geschiedenis een beslissende rol speelden in de vormgeving van de cultuur. De ‘hymns’, bijvoorbeeld die van Isaac Watts, zijn een soort van universeel gedeelde poëzie. Mensen kunnen dikwijls maar weinig gedichten citeren, maar zij zingen uit het hoofd de gezangen. Haar favoriete theoloog is Karl Barth, die zich, evenals Dietrich Bonhoeffer (volgende maand is het honderd jaar geleden dat hij werd geboren) verzette tegen Hitler en het heidendom van de nazi’s. Beiden waren werkelijk ernstige mensen, in de zin dat zij de zaak waarover het moet gaan, ernstig hebben genomen. Daarom hadden ze ook humor. Robinson heeft vaak het gevoel dat deze ernst te weinig wordt gevonden. ‘The loss of seriousness seems to me to be, in effect, a loss of hope.’

Ze is verontrust dat zo weinig mensen denken aan degenen die na ons komen en zich afvragen: Laten wij de wereld beter achter dan we haar hebben aangetroffen?

In de roman en de schrijfster treffen wij het andere Amerika aan, het Amerika van de dorpen als Gilead en niet van de grote steden, het Amerika van predikanten die studeren en niet het Amerika van de radio-evangelisten, het ‘ernstige’ Amerika en niet het oppervlakkige, het Amerika van de puriteinen die cultuurdragers zijn en geen ‘prigs’, eigenwijze pedante femelaars.

Nog iets over Gilead, de plaats in Iowa die eerder een plaats is ten Oosten van de Jordaan, vanwaar een heilzame balsem kwam (de balsem van Gilead), maar waar ook oorlogen werden gevoerd en waar onrecht werd bedreven. Dat alles komen we ook tegen in de roman.

In de ‘New Yorker’ werd haar gevraagd of het werkelijk haar ervaring was wat zij eens had gezegd: ‘Schrijven heb ik altijd aangevoeld als bidden’. Zij antwoordde: ‘I do feel that writing is like praying. I think that in both, if they are to be authentic, grace and truth must discipline thought’. Eerder dan zij, zei Franz Kafka dat schrijven voor hem een vorm van gebed was.

Michael Bource