Tussen al het andere in – De geboorte van Christus

TUSSEN AL HET ANDERE IN

De geboorte van Christus in het onderricht van de kerk der reformatie in de 16e eeuw

De Heidelbergse Catechismus, die begint met de enige, de unieke troost in leven en in sterven, spreekt over de geboorte van Christus in Zondag 14. Gevraagd wordt wat de betekenis is van de woorden uit de Apostolische Geloofsbelijdenis: ‘ontvangen van de heilige Geest, geboren uit de maagd Maria’. In het antwoord zijn de eerste woorden: de eeuwige Zoon Gods. Die eeuwige Zoon is en blijft waarachtig en eeuwig God. Maar die eeuwige is de tijd ingegaan en is onzer een geworden, want Hij heeft ware menselijke natuur aangenomen ‘uit het vlees en bloed van de maagd Maria, door de werking van de heilige Geest’. Waarom? Om als ‘het ware zaad van David zijn broeders in alles gelijk te zijn, uitgenomen de zonde’. Daarbij laat de Heidelbergse Catechismus het niet. Er moet geweten worden wat het belang ( ‘de nuttigheid’, zegt de catechismus) voor een ieder van ons is dat Christus is ontvangen en geboren. Ook ik ben ontvangen en geboren, maar in zonde. Christus echter is de Middelaar, die met zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde voor Gods aangezicht bedekt. Het gaat heel persoonlijk toe in de catechismus.

De catechism in het Book of Common Prayer van de Engelse Kerk is beknopt. Er is een opmerkelijk begin. Gevraagd wordt wat de namen zijn van de geloofsleerling. De namen zijn ontvangen bij de doop en door de doop zijn de geloofsleerlingen met hun namen mensen met een toekomst geworden, de toekomst van ‘erfgenamen (inheritors) van het Koninkrijk des hemels’. Ergens in deze beknopte catechismus wordt de geloofsleerling die zich voorbereidt voor de confirmatie door de bisschop, een jongen of meisje van twaalf, dertien jaar, ‘dear child’ genoemd. De kerk als moeder spreekt tot haar jonge kinderen over geloof, gebod en gebed.

Natuurlijk moeten de geloofsleerlingen, hoe jong zij ook zijn, de apostolische geloofsbelijdenis uit het hoofd kunnen opzeggen, ook de woorden: ‘geboren uit de maagd Maria’. Anders dan de Heidelbergse Catechismus en de Kleine Catechismus van Luther wordt deze uitspraak niet uitvoerig besproken: geen verwijzing naar het vere deus vere homo (Jezus Christus waarachtig God en waarachtig mens) of een uitdrukkelijk spreken over onze zonde en gevallen staat. Samengevat leren we in de artikelen des geloofs te geloven in God de Vader, ‘die mij en heel de wereld heeft gemaakt’, in God de Zoon, ‘die mij heeft verlost, en heel de mensheid’, en in God, de heilige Geest, die mij heiligt. De geboorte van Christus wordt direct verbonden met alle andere uitspraken over Hem en Hij wordt geloofd en beleden als verlosser. Om te verlossen is Hij geboren. De engel zegt: ‘U is heden de Heiland geboren…’(Lucas 2,11). Hij is niet gekomen om alleen mij en nog enkele anderen te verlossen, maar ‘heel de mensheid’ (all mankind). Wie Hij is en wat Hij doet voor mij, dat is en doet Hij voor heel de mensheid, al weet lang niet heel de mensheid dat. Hij is wat Hij is en Hij doet wat Hij doet voordat het wordt geweten. De ‘dear children’ van de kerk worden door de kerk, als zij leren te geloven in Jezus Christus, met ‘heel de mensheid’ in contact gebracht.

Maarten Luther schreef de Kleine Catechismus in 1529, nadat hij bij een visitatie had gemerkt hoe weinig geloofskennis er onder de mensen was. Bij deze catechismus moet zeker ook het bijzondere einde genoemd worden. Na de behandeling van het Gebed des Heren geeft Luther als toegift een morgen- en avondgebed. In het avondgebed zijn de laatste woorden: Dein heiliger Engel sei mit mir, dass der böse Feind keine Macht an mir finde. Amen. Maar dan volgen nog de allerlaatste woorden: Und alsdann flugs und fröhlich geschlafen.

Ook Luther spreekt niet geïsoleerd over Christus’ geboorte; zij staat in samenhang met de andere geloofsuitspraken uit het Credo. Als de woorden over Jezus Christus hebben geklonken, wordt gevraagd: Was ist das? In het antwoord komt twee keer achter elkaar het woord ‘geboren’ voor. Jezus Christus, waarachtig God, is geboren ‘vom Vater in Ewigkeit’, maar Hij is ook waarachtig mens, ‘von der Jungfrau Maria geboren’, dus in de tijd. Deze geborene, zo wordt kort en krachtig gezegd, ‘is mijn Heer’. Hij is mijn Heer als degene die mij, ‘verloren en verdoemde mens’, heeft verlost en bevrijd van alle zonde, van de dood en de macht des duivels. Hij heeft mij gekocht, niet met zilver of goud, maar met zijn heilig, kostbaar bloed en met zijn onschuldig lijden en sterven opdat ik Hem eigen zal zijn ‘und in seinem Reich unter ihm lebe und ihm diene in ewiger Gerechtigkeit, Unschuld und Seligkeit, gleichwie er ist auferstanden vom Tode, lebet und regieret in Ewigkeit. En dan volgen als besluit vier woorden: Das ist gewisslich wahr.

De heiligen spreken elkaar niet tegen, zei Dean Inge. Zij spreken elkaar niet tegen, maar het is ook niet koekkoek, een zang. Er zijn eigen accenten, maar zij kunnen elkaar herkennen. En wij kunnen door de eeuwen heen hen herkennen. Dat is zeker waar.

Michael Bource