Tussen al het andere in – Een roman met een bijzondere geschiedenis
TUSSEN AL HET ANDERE IN – Een roman met een bijzondere geschiedenis
De roman Brick Lane van Monica Ali heeft een bijzondere geschiedenis. Toen het boek nog niet was gepubliceerd verschafte het de schrijfster al roem. Op grond van het manuscript, en dan nog alleen maar een paar hoofdstukken, werd Monica Ali door het toonaangevende tijdschrift Granta genoemd als een van Beste Jonge Schrijvers van onder de veertig. En Granta krijgt bijna altijd gelijk. Toen de roman was gepubliceerd werd deze alom geprezen, veelvuldig genomineerd (onder andere zelfs voor de Booker prijs) en ook enkele keren bekroond. En dat voor een debuutroman. Bovendien is de roman al in verscheidene talen vertaald, ook in het Nederlands en bij ons is er al een derde druk.
Monica Ali werd geboren in Bangladesh als dochter van een Britse moeder en een vader uit Bangladesh. Toen zij drie jaar was verhuisde het gezin naar Engeland. Monica studeerde in Oxford filosofie, politieke wetenschap en economie. Toen zij twee kinderen had begon zij te schrijven. Onlangs verscheen haar tweede roman die speelt in Portugal.
De titel Brick Lane van de roman is ook de naam van de wijk in Oost-Londen waar vele Bengali wonen. Chanu, de echtgenoot van Nazneen, vertelt aan zijn vrouw hoeveel immigrantenpopulaties voor hen daar zijn geweest. In de achttiende eeuw zijn de Hugenoten hierheen gevlucht uit Frankrijk, om te ontsnappen aan de katholieke vervolging. Dat waren zijdewevers. Die hebben het goed gered. Honderd jaar later kwamen de joden. Die hebben het uitstekend gedaan. Hetzelfde geldt voor de Chinezen. De Bengaalse gemeenschap maakt het echter minder goed.
De roman werd niet alleen geprezen, maar ook verguisd en aangevallen. Na de verschijning liet de Greater Sylhet Development and Welfare Council, die pretendeert vele Bengali in het Verenigd Koninkrijk te vertegenwoordigen, een brief van 18 kantjes uitgaan om tegen de roman te protesteren. De roman zou ‘schadelijk’ zijn en ‘een grove belediging’ voor de Bengaalse gemeenschap die werd neergezet ‘als economische emigranten’ en als ‘onderontwikkeld, geborneerd en zonder enige ambitie’. Er kwam een discussie op gang met vele deelnemers. Het kwam de verkoop van de roman ten goede.
De controverse laaide weer op in alle hevigheid toen van de roman een film zou worden gemaakt en men van plan was opnamen te maken in Tower Hamlets, de buurt rondom Brick Lane. Er waren weer protesten; er werd gedreigd met blokkades en een openbare verbranding van de roman. Op advies van de politie besloot de filmmaatschappij Ruby Films de plannen niet door te zetten en naar een andere locatie om te zien. Later ontkende de Metropolitan Police een dergelijk advies te hebben gegeven. Officieel zal dat advies wel niet zijn gegeven, maar mondeling zal de filmmaatschappij wel zijn geadviseerd. Het kan ook zijn dat de maatschappij bang was geworden, zich terugtrok en zich beriep op het advies van de politie. Maar ook dit behoort tot de geschiedenis van de roman. We zijn er nog niet. In juli van dit jaar schreef Germaine Greer een brief in The Guardian. Zij schreef dat Monica Ali dichter bij de Britse dan bij de Bengaalse cultuur staat en dat zij de figuren in de roman niet had moeten scheppen. Zij had het foute beeld dat de Britten hadden van de Bengaalse gemeenschap bevestigd en versterkt. De gemeenschap in Brick Lane had volgens haar het morele recht de filmmaatschappij de laan uit te sturen. Een paar dagen later kwam Salman Rushdie met een reactie, weer in The Guardian. Hij noemde wat Greer had geschreven ‘een vreemde mix van onwetendheid en beuzelpraat ter verdediging van censuur (…) Haar steun aan het verzet tegen de verfilming is bekrompen, hypocriet en schandelijk, maar allerminst onverwacht.’ Toen over Rushdie de fatwa was uitgesproken, had Greer immers geschreven dat zijn boek ging over ‘de eigen problemen (…) van een megalomaan, een Engelsman met een donkere huid’.
De figuren in de roman die Monica Ali van Germaine Greer niet had moeten scheppen (hoe krijgt een mens een dergelijke uitlating uit zijn pen!) zijn Nazneen die als 18-jarig meisje door haar vader wordt uitgehuwelijkt aan Chanu die veel ouder is. Toen ze een week getrouwd waren luisterde Nazneen een telefoongesprek af en vernam ze wat haar man van haar vond. Ze was niet mooi, maar ook niet lelijk. Ze had een breed gezicht en groot voorhoofd; de ogen stonden een beetje dicht bij elkaar. Haar heupen waren smal, maar niet te smal om kinderen te krijgen. Een meisje uit het dorp: volkomen onbedorven. Chanu maakt altijd plannen en van al die plannen komt niets terecht. Hij rekent op promotie, maar die blijft uit. Hij pronkt met zijn kennis en zijn getuigschriften. Hij kijkt neer op de mensen rondom hem die niet van goede komaf zijn , niet ‘respectable’. ‘De mensen hier zijn grotendeels onwetend en weten niets van de Bronté’s of van Thackery. ’Hij is pompeus en droomt van een terugkeer naar Bangladesh als een ‘groot man’. Maar hij is ook aardig en hij wordt in de loop van het verhaal steeds aardiger. Nazneem lijkt heel volgzaam. Zij doorziet echter haar man. Zij gaat om met andere vrouwen en krijgt vriendinnen, hoewel Chanu dat liever niet ziet. Een van de vriendinnen is Zaria en zij maakt haar wegwijs in het leven. Zaria hekelt de ontevredenheid van vele Bengali: waarom blijven ze hier als zij het zo slecht hebben; en als ze het beter hebben dan in Bangladesh, waarom klagen zij dan?
Nazneen krijgt kinderen. Haar oudste is een zoontje dat sterft en na hem komen twee dochters, Shahana en Bibi. Zij neemt in feite de initiatieven. Zij gaat thuiswerken, zet zomen aan minirokjes en ritsslutingen aan mannenbroeken. Zij voedt haar kinderen op, begeeft zich buitenshuis en krijgt een minnaar, Karim, de leider van de Bengal Tijgers. Haar zuster heeft de man van haar dromen gevolgd en dat werd een fiasco. Zij schrijft brieven in een onbeholpen stijl en Nazneem suurt haar regelmatig geld. Uiteindelijk kiest Nazneem toch voor Chanu, maar zij volgt hem niet als hij naar Bangladesh teruggaat. Zij blijft in Londen met haar dochtertjes. Met haar vriendinnen zet zij een zaakje op. Chanu schrijft haar en telefoneert.
Aan het einde van de roman gaar Nazneem schaatsen. De laatste regels zijn: ‘Ze zei: “maar je kunt toch niet schaatsen in een sari!”. Razia stond de veters van haar laarzen af te strikken. “Dit is Engeland”, zei ze. “Je kunt doen wat je wilt”. ’Een van de themaâs van de roman is: Ben je gevangene van het Lot of heb je de vrijheid om te kiezen?
Brick Lane is een vaak overrompelende roman, geestig en ontroerend. Als wordt geschreven over de culturele verwarring gebeurt dat sober en nergens rellerig. Het knappe is dat ‘het gewone’ de volle aandacht krijgt en toch meestal blijft boeien.
Michael Bource