Op zoek naar vertrouwen
Op zoek naar vertrouwen
Of het nu wel zo’n gelukkig onderwerp was of niet: de eerste keer dat Nederland een referendum aandurfde, leverde onmiddellijk een verbijsterend resultaat op. Terwijl 83 % van onze Tweede Kamerleden zonder referendum met het Europees Grondwettelijk Verdrag zouden hebben ingestemd, wees 63 % van de kiezers datzelfde verdrag af.
Er is dus een evidente kloof tussen kiezers en gekozene. En dat terwijl wij bewust hebben gekozen voor de indirecte democratie, voor het vertegenwoordigend stelsel, waarbij wij eens in de vier jaar onze afgevaardigden kiezen op basis van programma en vertrouwen. Dat geldt voor onze democratische lichamen op elk niveau: gemeenteraden, provinciale staten, Kamers en ook het Europees parlement.
Hebben wij dan geen geloof meer in Europa? Dat lijkt mij al te simpel gesteld. Het driestromenland van het huidige West- Europa (sociaal- en christen-democratie en liberalisme) heeft altijd, met nuances, geloofd in de Europese eenwording. Zonder twijfel is West- en Centraal- Europa dankzij de Europese beweging nu al 60 jaar gespaard voor verwoestende oorlogen. Een ieder met enig historisch besef zal ook toegeven dat de toetreding van de laatste 10 nieuwe lidstaten politiek en moreel de noodzakelijke correctie op de afloop van W.O. II, op de conferenties van Yalta en Potsdam (1945) was.
Toch is er die kloof, die voor ons vertegenwoordigende stelsel fataal is, als er niets aan gedaan wordt of aan te doen zou zijn.
Zoekend naar de oorzaken, bespeuren wij een waaier aan verklaringen. De ontzuiling tengevolge van de secularisatie heeft ook een ontideologisering teweeggebracht, waardoor veel meer kiezers dan vroeger zwevende kiezers zijn geworden. De partijkeuze is geen levensbeschouwelijk bepaalde keuze meer, maar wordt ingegeven door de situatie van het moment en de poppetjes. In het geval van het referendum had het zeker ook te maken met angst: voor de waarde van de Euro, voor de handhaafbaarheid en stabiliteit van onze pensioenen, voor goedkope(re) werkkrachten uit andere landen, voor de toetreding van Turkije en mogelijk nog meer.
Onze Haagse ( en Brusselse) politici zullen deze gevoelens serieus hebben te nemen op straffe van nog grotere electorale verrassingen. Er zal veel meer en veel opener over Europa/Brussel gesproken moeten worden, ook door de Haagse politici. Er zijn nu eenmaal op diverse beleidsterreinen al grote bevoegdheden naar Brussel verschoven: ik denk aan landbouw, economie en vooral ook recht. Den Haag is al lang niet meer het enige, voor ons belangrijke machtscentrum.
In den Haag buitelen de vele voorlichters, journalisten en media over elkaar heen: te weinig nieuws voor te veel media met als gevolg het ‘opkloppen’ van elk normaal meningsverschil tot een ruzie.
Krijgen wij, geïnteresseerde burgers, ondertussen de kans via de media het wel en wee van ‘Brussel’, de Europese Unie en parlement of den Haag werkelijk te volgen?
Ik stel vast dat dat steeds minder het geval is. De NOS heeft een correspondent in Brussel, die de Europese Unie, het parlement, de NAVO en soms ook nog België moet doen. Dat kan natuurlijk niet diepgaand en dus beperkt hij zich tot incidenten.
Op TV mag ‘Den Haag Vandaag’ de laatste 10 à 15 minuten van NOVA vullen op een tijdstip waarop velen al
hebben afgehaakt In zo’n korte tijd komt men niet verder dan enkele debatflitsen en vooral de incidenten.
Zijn er dan nog kranten, die gewoon verslag doen van een Kamerzitting, alle sprekers vermelden en aan het woord laten, zoals vroeger in de kwaliteitskranten het geval was? Ook dat is verdwenen, al komen het Nederlands dagblad en het Reformatorisch Dagblad misschien nog in de buurt, maar wie leest die?
Mijn conclusie is dat de media volstrekt falen in het doorgeven van wat er werkelijk speelt in onze vertegenwoordigende lichamen, een enkele uitzondering daargelaten. Door het prominent uitvergroten van meningsverschillen – die op zich essentieel zijn voor de meningsvorming – en ze onmiddellijk tot ‘ruzies’ te benoemen, krijgt de burger eens te meer het gevoel dat de politiek een andere wereld is, die alleen uit kijvende lieden bestaat.
Wij moeten toch verder met ons parlementaire systeem, want er is nog altijd geen systeem uitgevonden, dat beter is dan ons systeem met al z’n gebreken , maar ook z’n ingebouwde checks en balances.
Dan is allereerst herstel van vertrouwen in de politiek nodig. Niet als goedkope kreet, maar in werkelijkheid. Burgers van nu zijn niet gek: zij zien heel goed dat de stabiliteit van de Euro, waarvan onze bestaanszekerheid in hoge mate afhankelijk is, ondermijnd wordt door landen als Frankrijk en Duitsland en dat die daar nog mee wegkomen ook. Zij zien ook dat de tientallen miljarden , die het Europese landbouwbeleid opslokt, niet eindeloos op deze voet door kunnen gaan, al was het alleen al omdat wij tegelijkertijd de producten van de ontwikkelingslanden nog steeds van onze markten weren. En tenslotte is niemand duidelijk te maken waarom Nederland de grootste netto – betaler van de 25 lidstaten aan Brussel zou moeten zijn, met zo veel rijke of zelfs nog rijkere landen om ons heen. Binnen onze eigen nationale sfeer zien wij de regering voortdurend betogen dat matiging van onze loonkosten de allerhoogste prioriteit heeft; tegelijkertijd is een sub-klasse van managers ontstaan voor wier beloning ‘the sky the limit’ lijkt. Wij waren dat min of meer gewend in de private, commerciële sector, maar zien dat nu ook allerwegen in de (semi-)publieke sectoren als nutsbedrijven, zorginstellingen en ziekenhuizen. Kok noemde dat een aantal jaren geleden nog exorbitante zelfverrijking, maar waar blijft ingrijpen?
Voor herstel van vertrouwen in het functioneren van onze democratie is veel meer nodig dan goedbedoelde, sussende woorden. Van politici wordt in onze jaren veel geëist. Ik vrees dat er nog veel meer van hen gevraagd zal worden. Want zij zullen bereid moeten zijn opener dan tot nu toe aan de burger te vertellen dat ontwikkelingen als globalisatie, migratie en een zekere ombouw van onze verzorgingsstaat onontkoombaar zijn en ons voor dilemma’s , keuzes plaatst. In die dilemma’s en keuzes wil de burger gekend worden, hij wil het gevoel hebben er greep op te hebben en mee te kunnen spreken over zijn/haar toekomst. Tussen woorden en daden mogen geen onbegrijpelijke kloven zitten.
Buiten de beschermde omgeving van het Binnenhof zullen burgers en politici open met elkaar moeten spreken over de dilemma’s die de 21ste eeuw stelt. Dan zullen mensen weer de overtuiging krijgen niet noodzakelijkerwijs de eeuwige verliezers te zijn. In zekere zin is dat misschien makkelijker voor de oppositie dan voor de regeringspartijen. Het geldt niettemin voor beide. Een grote rol blijft weggelegd voor de media. Hun opinievormende rol mag nimmer worden ondergeschoffeld. Het behoud van de publieke omroep, met eerder meer dan minder bijdragen aan het publieke debat , zoals nu dreigt, is daarbij essentieel.
Mei 2002 liet ons de geheel onverwachte revolte van de gewone man tegen de gesloten partijcultuur zien. Nu dit in Kamerzetels vrijwel verdwenen is, zou het een illusie zijn te denken dat alles weer als vanouds is. De eerste Juni 2005 liet op een andere manier weer een protest zien tegen en ontwikkeling, waarvan velen het gevoel hadden voor de eerste keer de kans te krijgen die te beïnvloeden. Wederom : overgaan tot de orde van de dag zou een fatale vergissing kunnen blijken te zijn.
De sociaal-democratie is nooit de grote problemen uit de weg gegaan ter wille van de waan van de dag. Zo zal het ook nu moeten. Met open vizier de 21ste eeuw in, in het besef dat die soms andere oplossingen vraagt dan de 20ste eeuw. De geestelijke vernieuwing, die Banning c.s. met de Doorbraak beoogden, lijkt soms wel heel erg ver weg. Verdwenen is zij echter niet: het blijft in deze beweging gaan om de humaniteit van onze maatschappij, tegen het hoogtij vierende materialisme en consumentisme.
Voor de christen- democratie zou mutatis mutandis in principe hetzelfde moeten gelden. Sociaal-en christen-
democratie zullen elkaar daarom, ook in ons land, weer moeten vinden. Er blijven wezenlijke verschillen, zeker nu de sociale vleugel in het CDA weggevallen lijkt te zijn.
De sociaal-democratie zal altijd de eerste prioriteit blijven geven aan de solidariteit, tussen generaties en tussen sociale klassen. De christen- democratie zal meer nadruk blijven leggen op de eigen verantwoordelijkheid. Maar er blijft genoeg gemeenschappelijks om Nederland niet te laten verworden tot een samenleving, waarin de rijke leeft ten koste van de minder bedeelde. Omdat ‘de aarde des Heren is, mitsgaders hare volheid’.
J. Bos