De doodstraf

logo-idW-oud

DE DOODSTRAF

Onlangs stuitte ik op een herderlijk schrijven van de Ned. Herv. Kerk (een voorloper van de PKN) uit december 1945 over de doodstraf. Een leerzaam document.

De synode-vergadering van 1 november ’45 had moties en brieven van 12 classicale besturen en 6 gemeenten te behandelen over de herinvoering van de doodstraf, waartoe kort tevoren was besloten. Zij begrijpt dat zij een herderlijk geluid moet spreken, en vraagt de werkgroep Kerk en Overheid om een advies, die hiertoe wordt uitgebreid met o.a. K.H. Miskotte. Een apart schrijven van O. Noordmans uit Laren, die zich aansluit bij het meerderheidsstandpunt van de commissie vóór de doodstraf, wordt later toegevoegd.

Op de synodevergadering van 12 december blijkt dat de commissie niet tot een eensluidend standpunt is gekomen. De dogmaticus A. A. van Ruler verdedigt ter plekke het meerderheidsstandpunt dat als advies wordt aangeboden, terwijl M.J.A. de Vrijer, kenner van de nadere reformatie en bevlogen zendingsman, het minderheidsstandpunt verdedigt. De synode aanvaardt met 36 tegen 9 stemmen het advies. Twee dagen later wordt een herderlijke brief opgesteld door Miskotte die, na goedkeuring, naar de gemeenten wordt verzonden.

Beide standpunten erkennen het recht van de overheid als dienaresse Gods om te doden, zoals ook beide partijen de klassieke bezwaren (zoals de mogelijkheid van rechterlijke dwaling en verruwende werking die van de doodstraf uitgaat) geen volstrekte geldigheid toekennen. Het verschil zit hem in het eigenlijke motief dat aan de straf ten grondslag ligt. Terwijl De Vrijer en de zijnen de doodstraf toepasselijk achten ‘als uiterste noodweer of als uiterste repressie van pogingen tot revolutionaire of op doodslag gerichte daden’, gaat het in de herderlijke brief om iets heel anders: de handhaving van Gods gerechtigheid. De overheid heeft naar Gods Woord het recht in geval van zeer zware schuld de doodstraf toe te passen, zo wordt gesteld. Een persoon kan om zichzelf zo zwaar beladen zijn met schuld dat hij in bepaalde gevallen de dood verdient, zonder dat hij de staat ook maar één strobreed in de weg legt.

Typisch miskottiaans is dit geschrift, dat er eerst wordt gewaarschuwd voor misbruik. Het is alleen ‘in de ontmoeting met de gehéle Openbaring’ dat een beslissing kan worden genomen; het is dan ook een geestelijke beslissing en je moet je niet beroepen op een paar teksten, klinkt het in de geest van het Bijbels ABC. En hoe volkomen liefdeloos en lichtvaardig wordt er niet, nu de oorlog voorbij is, geoordeeld over medemensen. Laat geen haat- en wraakgevoelens de uitoefening van de gerechtigheid bezoedelen! Pas op voor een ijver die niet overeenstemt met ‘de heilige sfeer van dit geding’. Maar dan horen we ook volop Miskotte, als nu wordt gezegd waarom de doodstraf nodig is. De synode is te diep bewogen over de mate waarin het rechtsbewustzijn is ontledigd, de gewetens zijn afgestompt. Ze is er te zeer van overtuigd dat de aardse gerechtigheid ‘een afglans draagt van de deugden Gods’. Haar staat te helder voor de geest ‘hoezeer ook de verkondiging van Gods oordeel en genade ontluisterd wordt of zelfs ondermijnd, wanneer men zou voortgaan de liefde te prijzen zonder voor de heiligheid Gods te beven’. Daarom mag en moet de overheid zich geroepen weten ‘haar ambt te vervullen.’

In 1951, zes jaar later, verschijnt in Zürich KD III,4. Karl Barth gaat in het hoofdstuk ‘Der Schutz des Lebens’ uitvoerig op de doodstraf in. En wat blijkt? In het uiterste geval kan er sprake zijn van de doodstraf, maar als een recht dat de staat juist níet, maar slechts in oneigenlijke zin, in ‘sehr dunklen Tagen’, toekomt (Barth noemt landverraad in oorlogstijd en de zgn. ‘tirannenmoord’). Omdat het beter is dat één mens sterft dan een heel volk; in het besef dat ook dán God deze zondaar zoekt, als Jezus’ naasten aan het kruis; en in het besef dat dit een allerlaatste daad van barmhártigheid is. Het kan, maar alleen als aan de uiterste rand, als een ‘onmogelijke mogelijkheid’. Miskotte zal ook nu weer even hebben moeten slikken…

Wat bij Barth ontbreekt is het element van de vergelding. Langs die lijn denkt hij niet. Terwijl het bij de ‘aris-theocraten’ van de Hollandse school, die zo gaarne voor Gods heiligheid beven, heet dat de vergelding ‘een betrekkelijke voorrang toekomt boven de beveiliging, de afschrikking en de opvoeding.’ Wat een verschil! Lijkt Barth eigenlijk niet veel meer op De Vrijer, bij wie het ook ging om uitzonderlijke situaties waarin de staat wordt bedreigd?

Patrick van Schie, directeur van het wetenschappelijk bureau van de VVD, heeft er voor gepleit de doodstraf opnieuw in te voeren in het Nederlands strafrecht. Waarom? ‘Tegen de terroristen die uit zijn op vernietiging van onze samenleving en haar burgers, dienen wij de meest sluitende beveiliging te treffen’, citeert Trouw het Liberaal Reveil; en: wie de rechten van zijn medeburger ernstig schendt, verspeelt zijn eigen recht op leven.

Ik heb het idee dat Barth hier (niet wat betreft zijn politieke inschatting, maar wel wat betreft zijn denkwijze) eigenlijk heel dichtbij zit. Voor beiden is de doodstraf een politieke ‘noodmaatregel’ die onheil voor anderen moet voorkomen.

Een mooi voorbeeld is dit, hoe Barths ‘christologische concentratie’ een seculariserende tendens in zich draagt, die hem evengoed bij socialisten als bij liberalen doet belanden. Want hoe kan straf nog ooit vergelding zijn, als Jezus alles heeft vergolden? Zo krijgt de wet geen vergeldende, maar louter pedagogische gestalte. Barth zegt: ter ere van God.

Maar is er dan geen zonde in de rechtsstaat? Moeten we Luthers uitspraak ‘Reue sucht Strafe’ als primitief van ons werpen? Hartelijk lachen om Raskolnikofs wens te boeten voor zijn misdaad? Mag je alleen maar meelij hebben met de marxist Althusser die, na zijn onvoorziene moord op zijn vrouw, eiste dat hem recht werd gedaan door hem schuldig te bevinden?

Barth, in de lijn van Schiller en Schleiermacher, was een modern theoloog. Net als Abraham Kuyper (een voorloper van de PKN) was ook hij voor afschaffing van artikel 36 uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis over het goddelijk ambt van de overheid.

Miskotte, in de lijn van Bilderdijk en Da Costa, had daar moeite mee. Ik eigenlijk ook. En Pim Fortuyn sprong in het gat dat de Hervormde Kerk liet vallen.

Wessel ten Boom