Big Bang

logo-idW-oud

BIG BANG

Sagen, mythen, sprookjes en andere intelligent designs

Het was lang rustig geweest in Hardegarijp en omstreken. Ooit was er een minister van Onderwijs die een einde maakte aan de schoolstrijd. De Visser was zijn naam en het was 1920. Toen werd het 2005 en kwam er een nieuwe minister…

In 1989 las ik op vakantie onder een rijpe morellenboom in Frankrijk het eerste deel van de scheppingsleer van Karl Barth. Barth zegt daarin ondermeer dat hij, tegen zijn eerste voornemen in, heeft afgezien van een discussie met de (natuur)wetenschap. Had hij hem wel gevoerd, hij zou hem waarschijnlijk steiler hebben gevoerd dan velen van ons lief is, met iets minder eerbied voor, en vooral meer humor over de pretenties van de academie om ‘sluitende verhalen’ te kunnen bieden – maar hij zag er vanaf. Waarom? Één zin uit III,1 is me vooral bijgebleven. De opmerking dat ook de bijbelschrijvers er niet bij zijn geweest toen God de hemel en de aarde schiep. Daarmee heeft elk gesprek met de natuurwetenschap natuurlijk eigenlijk al afgedaan. Heeft het zin om te gaan twisten over iets wat zich per definitie onttrekt aan de menselijke ervaring, als kennis dáár juist begint, zoals Kant leert?

In meerdere kranten (Trouw, Nieuw Israëlitisch Weekblad) is een lans gebroken voor het pleidooi van minister Van der Hoeven een maatschappelijk debat op gang te brengen over het ontstaan van de aarde en de menselijke soort. Het lijkt een oprechte poging van ‘Balkenende II’ om de verkokering van verschillende bevolkingsgroepen te doorbreken en het gesprek tussen hen op gang te brengen. Typerend is de reactie van de minister-president die benadrukte dat wetenschap niet waardenvrij is “en dat dus ook een debat over evolutietheorie en scheppingsverhaal mogelijk moet zijn”, en daarbij stelde dat “ook allochtone groeperingen vragen hebben over het ontstaan van de aarde.”

Het is dus minister ter ore gekomen dat de evolutietheorie niet sluitend is, en misschien wel nooit sluitend te krijgen is. Het is haar ook ter ore gekomen dat er een nieuwe theorie is, van over de oceaan, die beweert deze beperking van de evolutietheorie te boven te kunnen komen: Intelligent Design. Zou deze wellicht moslims, atheïsten, christen-wetenschappers én creationisten tezamen kunnen brengen?

Intelligent Design. Wat is dit anders, dan dat er achter de Big Bang nog een Big Big Brother staat, die jou altijd in je wetenschappelijk onderzoek toegrijnst en zegt: logisch hè? Maar dat zul jij wel niet snappen, naar goddeloos ventje dat je bent. Geef terug…., die natuur is van Mij! En zo vordert deze Demiurg zijn eigen schepping terug, en slokt, als de reus op het schilderij van Goya, zijn eigen kind weer op.

Natuurlijk wordt hier een geestelijke machtsstrijd gevoerd over de vraag wie de wereld eigenlijk toekomt. Of zij vrij mag worden gegeven aan god-loze wetenschap of alleen een theïstische verankering verdraagt. Natuurlijk wordt hier, onder het mom van een maatschappelijk zo nuttig integratie-debat, een strijd gevoerd om het ‘democratisch recht’ om nu ook de wetenschap met haar gebrek aan waarden en normen om de oren te slaan. Ik kan in een dergelijke poging weinig anders zien dan stemmingmakerij om, via een hypothetische Mr. X als ‘Urheber aller verschijnselen’ waar de wetenschap serieus rekening mee moet houden, van allen die geloven in een Schepper-God weer een maatschappelijk aanvaardbare, ja, een politieke macht te maken waar het atheïstisch volksdeel serieus rekening mee moet houden.

Maar mijn theewater zegt dat hiermee een van de fundamenten van het Nederlandse bestel wordt opgeblazen, ingrijpender dan een troepenzending naar Afghanistan of Irak. Willem van Oranje heeft, toen hij aan Leiden zijn Universiteit gaf als dank voor de bevrijding van de Spanjaarden, deze vrijheid ook aan het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek willen schenken. Hem stond, zo vermoed ik, bepaald geen confessioneel gebonden wetenschap voor ogen. Is die tijd van ‘vrije wetenschap als reformatorische beslissing’ misschien voorbij?

Grappig genoeg zijn beide ministers die zich het meest hebben geroerd in deze zaak, van der Hoeven (RK) en Balkenende (Geref.), vertegenwoordigers van een theologie die van huis uit moeite heeft met de god-loosheid van de natuur. Nu zijn we bij des Pudels Kern.

Het verbluffende van Barths scheppingsleer is dat hij de eigenlijke schepping, dus Gods vrije scheppingsdaad, weghaalt uit de feitelijke historie: zij is een daad van ‘unhistorische Geschichte’. Weliswaar hebben alle grote daden Gods altijd een component ‘unhistorische Geschichte’ in zich, de schepping echter is louter ‘unhistorisch’. Dat wil zeggen dat wij de schepping niet anders kennen dan in de vorm van een sage, dus als de pure vertelling uit Genesis 1 (en 2). Sage? Pure vertelling? Juist hier begint voor Barth het geloof. Want deze vertelling is geen verkleding, geen toevallige verbeelding van wat ook anders gezegd zou kunnen worden. Ze duldt geen filosofie als dubbelganger naast zich die nog eens abstract zou kunnen zeggen, wat zij concreet uitspreekt. Nee, het bijbelse scheppingsverhaal is “durch und durch Erzählung.” “Was sie sagt, kann nur in Form ihrer eigenen Erzählung und der ihr folgenden weiteren Erzählung gesagt werden.” Lang voordat de narratieve theologie haar intrede deed, verkent Barth dus de grenzen van ons kennen van de schepping en laat zien hoe alleen de vertelling van Genesis ons inzicht biedt in het begin. Zo is het dus gegaan – en we hebben er geen andere begrippen voor dan deze woorden.

Wat is hiermee verworpen? Wel, merkt Barth even fijntjes op, de kerk moet ophouden te denken dat de bijbel alleen het Woord van God spreekt als hij historisch spreekt. Bijbelschrijvers maken zo vaak dankbaar gebruik van sagen, legenden en anekdoten! Maar Barths eigenlijke front ligt hier niet. Wat in de eerste plaats wordt verworpen (we spreken oktober 1945, het na-oorlogs existentialisme begint overal rond te zingen) is de mythe van de mens als de uitvinder en verdichter van zijn eigen bestaan. De mythe dat de mens en zijn schepping een zélf ontworpen ‘narratio’ is. Juist deze ‘onhistorische sage’ vertelt daarentegen van Gods soevereiniteit als de niet te overschrijden horizon van ons menselijk bestaan.

Niet de ontluisterende geschiedenis dus en niet het nuchtere verstand, maar het eenvoudige verhaal van de schepping is de genadeklap voor het sprookje, dat Gods woord ten diepste een projectie is. God is de artifex, zei Augustinus, de grote Kunstenaar. Met Barth zou je kunnen zeggen: God is de narrateur, de eigenlijke verteller, en wij vertellen Hem na.

Zo valt in Barths scheppingsleer op dat hij over de natuurwetenschap zwijgt. Met Darwin en zijn ‘goddeloze’ vrienden wordt de confrontatie niet gezocht. De eigenlijke goddeloosheid zoekt Barth daar, waar de mens zich onttrekt aan de bijbelse sage en over zijn eigen schepping begint te filosoferen. Niet Galilei, Darwin, Einstein dus, maar de vrome en goedbedoelde poging van een Intelligent Designer om de wetenschap ‘sluitend’ te maken, zou in Barths ogen waarschijnlijk pas echt de hoogmoed van het ongeloof zijn. Want wat is intelligent design anders, dan een op zoek zijn naar het historische verhaal áchter de vertelling? En wat anders, dan de constructie van een monotheïstisch sprookje áchter de natuurwetenschap?

En het sprookje luidde zo: Er was eens een God, en Hij voelde zich zó alleen… Er was helemaal niemand die Hem diende, die hem adviseerde, niemand die zelfs maar op afstand voor Hem boog of stiekem even zwaaide. Waar was de grote vis, om mee te spelen? En waar zijn mensenkind en zoon? Dagen en dagen wachtte Hij, totdat er iets zou gebeuren. Maar er ging geen seconde voorbij. Toen werd Hij opgeschrikt door een vreselijke knal. Zijn kokende pot ontplofte! Eindelijk, riep Hij in Zich Zelve uit, vlees van mijn vlees, soepbeen van mijn soepbeen, en met grote halen smeerde Hij zijn oersel al dijend uit over de hemel. Wat een schitterend ongeluk!

Jaren gingen heen. Hij telde dolende sterren, fruitvliegjes en zette zich onverminderd in voor het teruggeven aan de natuur. ’s Avonds las Hij over het ontstaan van de menselijke soort en floot tussen zijn tanden. Eeuwen wentelden zich voort. Het ging erg langzaam met de soort. En steeds vielen er weer van die vreselijke, onverklaarbare gaten.

Op een dag kwam de voltallige ministerraad bijeen en klopte om belet. Toen zij dan om Zijn troon verzameld waren, trad Maria naar voren, opende haar mond en zij zeide: Heer Heer, om mens en maatschappij te dienen. Verzin een list, bedenk een plan. Geef ons een wereldbeschouwing! Nog meer gaten die in onze samenleving slaan, en wij zullen er zelf in verdwijnen…

Mijn kind, sprak Hij, durf jij de zin in twijfel te trekken van het gat tussen onze tanden? Alsof een God niet zijn eigen redenen heeft om te smeren zoals Hij smeert. Natuurlijk ligt er aan alles een redelijk plan ten grondslag. Denn nur das Wirkliche ist das Vernünftige. Verheugd trokken de ministers heen. Het was dus waar dat God bestond. En dat dus ook de neo-liberale markt uiteindelijk heel redelijk, wat heet, heel intelligent was – eigenlijk gewoon de beste van alle denkbare werelden!

Wessel ten Boom