Afscheid van Israël

logoIdW

AFSCHEID VAN ISRAËL

Als we het PKN-magazine Kerk & Israël Onderweg mogen geloven wordt het tijd om afscheid te nemen van Israël en daarvoor in de plaats het jodendom te kiezen als gesprekspartner om mee op weg te gaan. Althans, dit maak ik op uit de afgelopen nummers 3 en 4 van de huidige jaargang, waarin we door middel van verschillende artikelen langzaam rijp lijken te worden gemaakt voor deze naamsverandering.

Hoe het ook zij, deze verandering past binnen de verschuivingen die er al een tijd binnen Kerk en Israël-kringen gaande zijn. En die verschuivingen liegen er niet om. De ‘Palestijnse tranen’ zijn duidelijk doorgedrongen tot dit vanouds Israël zo welgezinde werkveld, dat zijn wortels onder meer heeft liggen in de al tijdens de oorlog door de NHK opgerichte Raad voor de verhouding van Kerk en Israël. Dat deze tranen er zijn is onloochenbaar en daar mag en hoeft ook niet over worden gezwegen. Er is sinds de oprichting van de staat Israël een hoop idealisme bijgekomen in onze kerk, te begrijpen vanuit het algemeen zegevierend idealisme vanaf de jaren vijftig, en er gaat nu weer een hoop idealisme vanaf, en dat is ook winst. Veel belangrijker dan deze verschuiving lijkt me echter de algemene verschuiving die er (ook al vanaf de jaren vijftig?) plaats heeft gevonden op theologisch gebied. Ik bedoel de verschuiving van laat ik zeggen theologie naar godsdienstwetenschap of antropologie. Onder theologie versta ik de leer van de levende God van wie de Schriften getuigen, en die de kerk belijdt als werkelijke actor en Heer over de geschiedenis, en onder godsdienswetenschap de leer dat God of ‘god’ een fenomeen of begrip is binnen de verschillende religies dat, al dan niet als menselijke projectie, alleen binnen de contekst van die religie begrepen kan worden. Ook de theologie van Barth heeft deze algehele tendens van antropologisering niet kunnen tegenhouden. Ja, de ironie der geschiedenis lijkt me dat juist binnen Kerk en Israël-kringen deze laatste, veeleer vrijzinnige opvatting altijd makkelijk een onderdak vond vanuit de opvatting dat het Eerste Testament onchristelijk, anti-dogmatisch gelezen moet worden willen we het recht doen; niet zelden vermengd met de nietzscheaanse gedachte dat het jodendom met zijn oudste papieren ‘puur’ was, waarvan het christendom dan een pijnlijke pervertering vertoonde. In zoverre is de huidige heimholung van Palestina (als het nog oudere hiëroglief van onze beschaving?) misschien minder nieuw dan zij lijkt, namelijk eveneens voortkomend uit een hang naar authenticiteit en ‘echt geloof’.

Het moet gezegd: binnen Kerk & Israël Onderweg krijgen ook meer orthodoxe geluiden (af en toe) een plaats, maar de koers van de redactie lijkt toch sterk tegen die van Sabeel en KerkinActie aan te zitten. Gods bemoeienissen met Israël als hoop voor de volken hebben plaatsgemaakt voor onze diaconale ontferming over de allerarmsten. Ook hier treffen we dezelfde verschuiving aan van Góds daden naar ónze daden. En om dan van Kerk & Israël over te stappen op Kerk & Jodendom lijkt een elegante sprong voorwaarts om nieuwe problemen het hoofd te bieden.

In het Kerk & Israël Onderweg van maart jl. wordt prof. dr. G.A.M. Rouwhorst geciteerd, de voorzitter van de ‘Katholieke Raad voor Israël’, die uitlegt waarom deze Raad zich heeft ombenoemd tot ‘Raad voor Kerk en Jodendom’. De term ‘Israël’ wordt steeds meer geassocieerd met de staat Israël, zo zegt hij, wat een geografische en politieke verenging is, terwijl de kerk altijd het volk Israël heeft bedoeld. Een bezwaar dat met de term Jodendom blijkbaar van tafel is. In het nummer van juni houdt Adri van der Wal, redacteur van Kerk & Israël Onderweg, een zelfde pleidooi: het denken over Kerk en Israël wordt ‘de laatste jaren steeds doorkruist door de discussie over het reilen en zeilen van de staat Israël.’ Zeggen wij daarentegen Kerk en Jodendom, dan is het duidelijk dat wij spreken over ‘twee levende geloofsgemeenschappen.’ Waarbij het overigens ook volstrekt duidelijk is, zo Van der Wal, dat het Jodendom zich zelf verstaat als volk, land én staat.

Elegant is deze oplossing omdat de kerk zo geacht wordt volledig recht te doen aan de Joden als volk en ‘religieuze overtuiging’ (Van der Wal), zonder evenwel zelf te worden lastiggevallen door het bestaan van Israël als staat en wel als Jóódse staat, zoals het in 1948 is opgericht. Het bestaan van de staat Israël gooit blijkbaar zoveel roet in het eten dat de naam Israël moet worden opgeofferd, juist om het volk van de Joden als een positieve instelling te redden. Elegant is de arbeidsdeling die zo ontstaat: laat ‘KerkinActie’ diaconaal zijn, voor met name de Palestijnen, en laat ‘Kerk & Jodendom’ zich vooral concentreren op het jodendom als een zelfstandige godsdienst, waar wij historische banden mee hebben en op ontspannen wijze mee in gesprek zijn. Elegant is dit alles zeker. De vraag is alleen: wat heeft dit nog met theologie te maken? Het lijkt een beetje op de man die besluit dat er voortaan in zijn leven geen zonde meer zal zijn.

Waneer onze kerk in haar officiële orgaan voor het kerkordelijk (onopgeefbaar geroemde!) gesprek met Israël dit Israël inruilt voor het jodendom voltrekt zij de definitieve bezegeling van de voornoemde verschuiving van theologie naar godsdienstwetenschap. Wat heeft de kerk met het jodendom te maken? Alarmerend is het hoezeer deze verhouding momenteel als een pure historische verhouding wordt begrepen in plaats van als een theologische of heilshistorische. Alsof kerk en Israël zomaar te vervangen zijn door christendom en jodendom als twee wijzen van geloof. Alsof we, nu we de vervanginsgtheologie ‘gelukkig hebben afgeschaft’, als godsdiensten naast elkaar kunnen bestaan met elk hun eigen God, waar we dan, vanuit ons eigen gelijk, nog wel eens vriendelijk over willen congresseren.

De Heilige Schrift spreekt over de uitverkiezing van Israël. En ook over de verwerping van Israël. Maar Israël mag het wezen en Israël zal het zijn. Dat is de eigenlijke steen des aanstoots, zowel voor christendom als jodendom. Want het is een uitverkiezing uit de volken en dus ook in afgrenzing tot de volken, en een uitverkiezing ván de volken, naast of zelfs in de plaats van Joden; een uitverkiezing tot gelóóf, tot een oordeel tussen geloof en ongeloof, tot een kudde en schare dwars door de volken en de Joden heen, zingende het lied van Mozes en van het Lam (Opb. 15: 3). Alleen al vanwege deze daad en deze verkondiging, kunnen we de term Israël nooit prijsgeven – en zal God Israël ook niet prijsgeven. Wie over jodendom gaat spreken in plaats van Israël, legt deze notie, deze heilsdaad, heel bewust stil. Die offert, om maar blijkbaar niet in de kwade reuk van de staat Israël te hoeven staan, de eenheid van het kruis voor Jood en heiden ten gunste van het ontwerp van een eigen, ander volk (Rouwhorst) of meerdere godsdiensten die met elkaar in gesprek zijn (Van der Wal). Het is alarmerend hoezeer vandaag de dag de afschuw over die ‘parmantige, christelijke vervangingstheologie’ (zo Piet Beishuizen in het maart-nummer, onder de titel ‘Alleen godsdienstige verbondenheid’) als vanzelfsprekend samengaat met het opgeven van de waarheidsvraag. Maar gloort daarachter niet al lang het opgeven van de Heer als actor van onze werkelijkheid?

Nu haten we staten. Straks haten we opeens weer volken of culturen of godsdiensten. De anti-semiet zal Israël altijd vinden, onder welke naam en in welke gestalte hij zich ook voordoet. Die zal ook elke Jood aansprakelijk houden voor wat er in Israël gebeurt.

Maar laat hij, als hij naar Israël zoekt, dan ook de kerk vinden onder diezelfde naam, of in elk geval daar in de buurt.

Wessel ten Boom