Het unieke fundament (I Korinthiërs 3, 11)

logo-idW-oud

 

HET UNIEKE FUNDAMENT

Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen (I Korinthiërs 3, 11)

Een persoon, de apostel Paulus, schrijft een brief aan andere personen, de leden van de christelijke gemeente in Korinthe, over een Persoon, dè persoon Jezus Christus. Achter de leden van de christelijke gemeente toen, zijn er weer andere personen, de leden van Christus’ gemeente later, de gemeente van alle tijden en plaatsen.

Er ligt een fundament, zegt de apostel. Het is een uniek fundament. Naast dit fundament komt geen ander in aanmerking. Het fundament is onwrikbaar. Vol vertrouwen kan er op gebouwd worden en daarover heeft de apostel het dan ook. In het gedeelte dat volgt verrijst er zelfs een tempel. De gemeente als tempel Gods, omdat de Geest Gods in de gemeente woont.

Het fundament ligt er, zegt de apostel. Het ligt er eens en voorgoed. Het hoeft niet meer gelegd te worden. Niemand zou dat ook kunnen.

Het fundament is persoonlijk. Dat wordt uitdrukkelijk gezegd. Het ene fundament is Jezus Christus. J.H. Gunning werd niet moe te zeggen dat alles in Gods Woord persoonlijk is. Hij zei het ook in een preek over deze tekst, gehouden op 19 augustus 1883 in de Nieuwe Kerk te ’s-Gravenhage. ‘Alles in Gods Woord is persoonlijk; dit is de grote hoofdwaarheid, die eigenlijk de sleutel der hemelse wijsheid is.’ Maar ook de waarheid is persoonlijk, is Jezus Christus.

Wanneer alles in Gods Woord persoonlijk is en Jezus Christus het fundament, blijft alles levend, fris en nieuw. Bij dit fundament is voor fundamentalisten geen plaats met hun zogenaamde eeuwige en onpersoonlijke waarheden die, koste wat het kost, moeten worden gehandhaafd, dikwijls met bedreigende woorden en daden. En bij dit fundament verwijlen we ook niet meer bij verheven ideeën en onpeilbare en ondoorgrondelijke gedachten. We hebben dat niet meer nodig.

Jezus Christus het fundament. Hij is Jezus Christus, het fundament, met zijn geschiedenis, met de weg die Hij is gegaan, met het werk dat Hij heeft gedaan, met de dood die Hij heeft ondergaan, – Hij die ook uit de dood is opgestaan. En dat alles pro nobis, voor ons, niemand uitgesloten.

Jezus Christus, het fundament. Jezus Christus, ‘die wezenlijke persoon, die Man, die daar in Palestina heeft geleefd. Wij hebben niet in de wolken te zweven, nee, het Woord dat vlees is geworden, het heeft onder ons gewoond en wij hebben Hem aanschouwd. Zo is zijn zichtbaarheid bewaarheid in het geheugen van hen, die Hem hebben aanschouwd; zo is zijn herinnering bewaard in de Schrift, zo is de werkelijkheid van zijn verschijning door de werkzaamheid van de heilige Geest in de gemeente. De heilige Geest verenigt de gemeente met Christus…’(Gunning). En zo is Hij het fundament.

Jan Wit, die wist dat het Griekse woord themelios uit de tekst ook ‘grond’, ‘fundering’ en ‘grondsteen’ kan betekenen, dichtte:

O Christus die met al ons leed

het ware heiligdom betreedt,

Gij, grondsteen, door Godzelf gelegd,

van het gebouw van liefde en recht… (Gezang 321:2)

M.G.L. den Boer