Barthiaanse infiltratie?
ONDER BIJVAL van „De Reformatie”, het blad van wijlen Prof. Schilder, waarschuwt Dr. C. v. d. Waal van Pretoria in het maandblad „vir die Vrye Gereformeerde kerke in S.Afrika” tegen het gevaar dat voor Afrika dreigt, nl. ’t gevaar van „Barthiaanse ideeën“!
Dr. v. d. Waal is daarvan hevig geschrokken Hij ziet voor het Afrikaanse kerkvolk allerlei gevaar en vreest een besmetting, veroorzaakt door het Barthvirus.
Wat toch staat te gebeuren?
Dr. G. A. Lombard van Florida, predikant van de N.G. Kerk, is voornemens cursussen te doen verschijnen over de uitleg van de bijbel, de dogmatiek, enz. omdat hij overtuigd is geraakt van een schreiend gebrek aan diepgang in het Afrikaanse godsdienstig leven. Hij is zich bewust geworden, dat vaak in plaats van het evangelie „suikergoed” wordt geboden en dat de prediking vaak niet meer is dan „lawaaischopperij” en „verhaaltjesparade”.
Daartegen wil Dr. Lombard iets gaan doen. Hij wil beginnen om „Dogmatik im Grundrisz” van Karl Barth te vertalen en te bewerken voor het Afrikaanse publiek, omdat deze handeling over de apostolische geloofsbelijdenis, ,.zal helpen om de weg terug te vinden naar de diepten van Gods Woord”.
Daar zou Dr. Lombard wel eens gelijk in kunnen hebben, dachten wij zo. Niet aldus Dr. v. d. Waal. Deze is daar allerminst gerust op, ja, erger, hij is zeer verontrust. Vooral omdat Dr. L. in zijn blijdschap over Barth’s ideeën, had geschreven: „Dankie Vadertjie Barth vir jou hulp.”
De schrik over dit „Vadertjie Barth” slaat Dr. v. d. Waal in zijn vulpen. Haastig schroeft hij de dop los en schrijft dat hij zich daaronder werkelijk niet rustig voelt. Want, zo gaat hij verder, „hiermee wordt Barth tot een kerkvader verheven. En als een gids tot het verstaan van de bijbel aangeprezen. En we geloven, dat als Afrika iets nodig heeft, het Barth in het allerlaatste geval nodig heeft.”
In het allerlaatste geval?’ interrumpeert ,.De Reformatie”, zelfs dàn niet. Hij (daar bedoelt de interrumpant Prof. Dr. Karl Barth en niet Dr. Lombard mee) : „Hij kan helemaal geen gids van Afrika worden.” Afrika apart!
Wij hebben zo het vermoeden, dat, als Prof. Barth dit ter ore komt, (hij moet nogal aardig goed op de hoogte zijn van al het fraais dat over hem in een zeker deel van de kerkelijke pers in Nederland wordt geschreven), hij onmiddellijk zijn uitgever opdracht zal geven geen zijner werken meer in Afrika te verkopen. En dat Dr. v. d. Waal al de reeds in Afrika verkochte werken van Barth op een plein in Pretoria binnenkort in het openbaar gaat verbranden. Aldus toch is het lot van meerdere ketters, leert de geschiedenis. En Barth is volgens Dr. v. d. Waal een ketter. Luistert u maar: „Barth kan wel wat leven in de brouwerij maken, een geest van ongerustheid teweeg brengen, maar terugbrengen tot de Schrift, dat kan Barth juist niet. Omdat de „profeet” van Bazel de Schrift niet ten volle als Woord van God erkent. En hoe zal de blinde (P. L. G.), de blinde leiden? Hoe kan een man die verantwoordelijk is voor de doorbraak (ha, daar had ik op zitten wachten. P. L. G.) van de antithese in Nederland, in Hongarije, en elders, die het geloof in de Schriften en haar absoluutheid op fijnzinnige manier ondergraven heeft, hoe kan hij gids van Afrika worden?”
En verder waarschuwt hij Dr. Lombard zich niet te laten „onderrichten door de ketter Barth, maar door Calvijn en Ursinus en Schilder.” Dr. v. d. Waal herinnert, volgens „De Reformatie”, aan de strijd, een eeuw geleden gevoerd, toen predikanten uit Europa terugkwamen „volgespoten met vrijzinnige denkbeelden”, en waartegen toen in Afrika de opleiding te Stellenbosch is gesticht; maar dat ook vandaag nos; „studenten over zee gaan, die aan „de voeten zitten van Barthiaanse professoren”.
Wij weten, zegt Dr. v. d. Waal: „dat ook aan de V.U. van Amsterdam Barth niet radicaal wordt afgewezen. De historie herhaalt zich: nu worden de Barthiaanse ideeën in Afrika uitgedragen door bezielde navolgelingen van de meester uit Bazel. Zal de historie zich ook zó weer herhalen, dat hiertegen verzet komt? Ik vrees, ik vrees.”
Wij vrezen met Dr. v. d. Waal. Maar om heel iets anders. Wij vrezen aan Dr. v. d. Waal’s theologisch inzicht en doorzicht als hij de „ideeën van deze profeet uit Bazel” meent te mogen en te kunnen vergelijken met de vrijzinnige denkbeelden van de libertijnen uit de vorige eeuw. Dat hij de libertijnse verlichting uit de vorige eeuw evenzeer afwijst als de theologie van Barth in deze eeuw, is zijn goed recht. Maar dat hij beiden plaatst in hetzelfde vlak en óók Barth met het schimpwoord ketter meent te mogen afdoen, dat openbaart zijn gebrek aan inzicht van de enorme betekenis van de dialectische theologie voor deze eeuw.
De theologen die vandaag het theologisch gesprek voeren, zullen dit oordeel over de man, die in dit gesprek op zulk een magistrale wijze domineert, niet onderschrijven. In Nederland raakt dit woord in de kerkelijke pers ten aanzien van Barth hoe langer hoe meer in onbruik. Naar mate men Barth’s betekenis voor de huidige theologische denkwereld al meer en breder is gaan verstaan, door mannen als b.v. Prof. Berkouwer, Miskotte, van Niftrik e.a., is het rumoer rondom Barth in Nederland aan het afnemen. Hoe kon het ook anders. Overal waar men theologie bedrijft in de wereld wordt met Barth als een der grootste onder de groten rekening gehouden, aan wiens stem op de theologische heirweg niemand voorbij kan. Slechts enkele theologanten uit een welhaast voorbije periode, schimpen nu en dan nog wat boze woordjes.
En wat het infiltratiegevaar betreft komt de waarschuwing voor Afrika te laat. Dr. v. d. Waal zegt immers zelf. dat de studenten al besmet zijn. Hij hoopt nu maar, dat de hogeschool van Kampen redding zal brengen. Wanneer, verzucht hij, „zal eens een Afrikaner daar gaan studeren? Daar zal hij leren, dat Barth géén kerkvader is.” Dit weten we dan weer. De quarantaine tegen het Barthvirus is gevestigd in Kampen aan de theologische school, Broederweg 15!
P.L. GERRITSEN
(in de Waagschaal, jaargang 13, nr. 6. 2 november 1957)