Barth spreekt te Berlijn

logo

Op uitnodiging van een kring uit de „Bekenntnis-Kirche” brengt de Zwitserse theoloog professor Karl Barth, thans een bezoek aan Berlijn. Hij heeft hier een aantal voordrachten gehouden ter voorbereiding van de conferentie, die in 1948 te Amsterdam door de Wereldraad van Kerken zal worden gehouden. Het eerste thema, dat prol. Karl Barth voor zijn Berlijns gehoor behandelde was dat van de boodschap van Gods vrije genade. Barth betoogde, dat deze genade niet aan menselijke middelen en wegen gebonden is, en dat zij ook buiten de muren der kerk werkt, waardoor voortdurend een frisse wind door de kerken kan waaien.

„Al mogen er onder de stralende humor van God nog verscheidene belijdenissen zijn” zo zeide prof  Barth, ,,de genade blijft geduldig, zij breekt zich echter ook stormachtig baan en zo kan zij voor de kerk eens nieuwe wegen openen”. Barth gaf te verstaan, dat daarbij ook sociale en politieke vragen moeten worden beantwoord.

De Christen en de politiek

Over de vraag welke houding de Christen in de huidige politiek moet innemen, zeide Barth: „Men moet hopen, dat de wereld eindelijk eens tot rede komt. Het Duitse volk heeft het in de afgelopen winter zwaar gehad, de slechten zijn nog slechter, de goeden wellicht beter geworden. Zonder optimisme, doch ook zonder pessimisme moet de Christen thans in het bewustzijn van Gods vrije genade het hoofd omhoog houden. Hij moet niet een „Christelijke wereldbeschouwing” naast andere wereldbeschouwingen verdedigen, doch werkt vanuit zijn centrum van geloof onmiddellijk op de aangelegenheden van het burgerlijke leven in. Daar Christus mens geworden is en zich tot de ellende heeft gekeerd, zullen de Christenen altijd aan de zijde der armen en bezitlozen moeten staan. Wanneer thans door theologen vaak gespreken wordt over een Christelijke standenorde”, dan ontbreekt daarvoor elke steekhoudende bijbelse motivering. In plaats daarvan zou men zich moeten afvragen of in het vraagstuk van de eigendom en van de vluchtelingennood niet diepliggende sociale consequenties zouden moeten worden getrokken uit het bewustzijn van de Christelijke broederschap”.

De Kerk van thans

Barth heeft voorts een referaat gehouden over de bedreiging der Kerk en de noodzaak van haar reformatie, waarin hij uiterst scherpe critiek had op bestaande verhoudingen. „Gods openbaringen zijn geworden tot een spookwereld van beginselen, Christus is geworden tot een vrome idee. tot een mythe”, zo uitte hij zich. Een reformatie kon slechts uitga.an van de levende Christus. Barth wil de Kerk niet zien als een afvaardiging van Christus of als een vertegenwoordiging der Christenen tegenover Christus. Hij wijst alle door mensen gemaakte instanties en hiërarchieën af, omdat „al deze tussenschakels van menselijk maaksel” de vrije loop van Gods woord slechts kunnen remmen. Barth verwees naar de Engelse vrije kerken, die hij een der oorzaken noemde van de politieke gezondheid en rijpheid van de Angelsaksische volken.

Toespraak tot de studenten.

Voor de studenten besprak Barth de noodzaak van een Christelijke instelling tegenover de grote levensproblemen. De noden dezer wereld moeten weliswaar hoogst ernstig worden genomen — zo zeide hij — doch de Christen moet bekennen, dat hun draagwijdte niet meer de laatste en absolute realiteit kan zijn, omdat door Gods erbarmen grenzen worden gesteld. Nuchter, en bescheiden, maar ook met verstand en overleg, moet men juist als Christen vragen naar wat kan gelden als een verstandige stap voor vandaag en morgen. Alles moet ernstig, doch niet tragisch worden genomen. Waar de tragiek begint, daar is het uit met het Christendom. De fout van het overgeleverde Christendom is, dat het Christus in het beste geval als vertrooster voorstelt”.

Met betrekking tot de in Oost-Duitsland doorgevoerde overschakeling van het godsdienstonderwijs van de school naar de kerk, zeide Barth, dat hierdoor wellicht zuiverder verhoudingen kunnen worden geschapen, daar het godsdienst-onderwijs thans weer het karakter van de Christelijke boodschap kan krijgen. De Kerk moet deze ontwikkeling met minder angst en met meer vertrouwen op de werkzaamheid van de Heilige Geest opnemen. Overigens zeide Barth, dat hij het recht der ouders hun kinderen naar bijzondere scholen te sturen, beschouwt als één van de burgerlijke grondrechten. De voordrachten, die professor Barth te Berlijn gehouden heeft, hebben zeer grote belangstelling getrokken.

(In de Waagschaal, 2e jaargang, nr. 47/48. 29 augustus 1947)