Tijdgenoten

logo-idW-oud

 

TIJDGENOTEN

Vier maanden lang is het Protestantse deel der natie ondergespoten met de grijze slagroom van de Calvinolatrie. Met het lauwe water van deze eeuw spoelen wij het weg. Wat overeind blijft is een sobere levenswijze, een eredienst waar de Schrift centraal staat, een kerkstructuur naar het model van de gemeenteraad van kleine steden in Frankrijk en Zwitserland. En bovenal: het Protestantse Psalter dat voor het Gregoriaans niet onderdoet en vierkant overeind staat. Zij die de slagroomspuit hanteerden willen ons doen geloven dat Jean Cauvin toch wel een zeer geestig, vrolijk en aangenaam persoon was en dat het leven in Genève te verkiezen was boven andere steden. Dit verdient zeker twijfel en tegenspraak.

Jean Cauvin was een brilliant en saai persoon, en het leven in Genève was wel niet onderworpen aan de Inquisitie, maar wel aan strenge visitatie. Twee auteurs hebben daar mogelijk mee te maken.

De eerste is Thomas Moore (1478-1535). De man met het hoogste ambt in het Engeland van Hendrik VIII, die sterft op het schavot omdat hij weigert de Koning als Hoofd der Kerk te erkennen. In 1515 is hij op diplomatieke missie in de Bourgondische Nederlanden. In Antwerpen schrijft hij ‘Utopia’ dat in 1516 te Leuven in druk verschijnt.

Jean Cauvin is dan zeven jaar, en in zijn intellectuele milieu moet hij hebben vernomen dat dit boek verschenen was. Bovendien was er een piratendruk verschenen te Parijs in 1517, en Froben te Bazel drukte het tweemaal in 1518. De verkoop moet hebben gelopen als een trein. Moderne lezers vallen er bij in slaap. Niets mag, alles moet in Utopia. Dobbelen en jagen zijn verboden. Maaltijden worden in openbare gebouwen genuttigd. Op politieke discussies staat de doodstraf. Allen staan op om vier uur in de morgen en gaan te bed om acht uur des avonds. Niemand mag reizen, behoudens toestemming van de magistraat, en dan nog alleen in groepen. Allen dragen dezelfde wollen kleding. Goud wordt niet erkend. Er mogen alleen ketenen van worden gemaakt voor misdadigers, en potten voor sanitair gebruik in de slaapkamer. In plaats van oorlog te voeren huurt men beroepsmensen in om een vijandig staatshoofd om te brengen. Kortom, het Cuba van de Castro-dynastie. Een keihard bewijs is niet te leveren, maar toch: het Genève van Cauvin draagt veel, heel veel kenmerken van Utopia.

De tweede auteur en tijdgenoot is Niccolò Machivalli (1469-1527). Hij was van al zijn Florentijnse tijdgenoten de meest vlijmscherpe en begaafde waarnemer en auteur. In tegenstelling tot wat velen vóór hem over politiek schreven was zijn aanpak deze: ‘Het is niet van belang te zeggen hoe het politieke leven zou moeten verlopen, maar het is alleen van belang waar te nemen hoe het in werkelijkheid verloopt.’ Zijn meest scherpzinnige boek ‘Il Principe’, de Heerser, voltooit hij in 1515. Het circuleert in manuscriptvorm. Pas in 1532, vijf jaar na de dood van de auteur, wordt het te Rome gedrukt door Antonio Blado, door Clemens VII van pauselijk privilege voorzien.

En dan begint het boek zijn triomftocht door de beschaafde wereld. Het wordt vervloekt en geprezen. De politiek is vanaf dan voorgoed losgemaakt van de religieuze en morele deugden waarmee zij heette te zijn omgeven. Macht gaat vóór recht, en zo zit dat. Het is een boek dat ook de moderne lezer geheel in de ban houdt. Machiavelli is een uitgesproken schurk, maar schrijven kan hij! Napoleon en Stalin waren toegewijde lezers die ook in de practijk brachten wat ‘Il Principe’ beschrijft.

Een keihard bewijs is niet te leveren, maar de manier waarop Jean Cauvin met harde hand de burgers van Genève in toom hield doet vermoeden dat hij mogelijk ‘Il Principe’ wel eens heeft ingezien, mogelijk met afgrijzen, maar toch… En de manier waarop hij in zijn ‘Institutio’ de uitverkiezing eigenlijk steenkoud en fataal beschrijft doet ons de Machiavellische rillingen over de rug lopen.

Aan alles komt een einde. Ook aan het leven van Jean Cauvin in 1564. Zijn niet geringe arbeid wordt door Beza voortgezet. Studenten blijven toestromen. De geschiedenis haalt ook in donkere tijden vrolijke grappen uit: twee Nederlandse studenten, Johannes Uyttenbogaert (1557-1644) en Jacobus Arminius (1560-1609) trokken naar Genève, sloten vriendschap en wendden zich van Beza af. Zij zouden de mannen zijn die in Nederland de ‘Founding Fathers’ van de Remonstranten werden.

En nu, lieve lezer, nog een goede geheugensteun. In het jaar waarin Jean Cauvin sterft, komt in Antwerpen een fraai Renaissancebouwwerk tot voltooiing. De Sinjoren zetten met trotse gouden letters het jaartal 1564 op de gevel. Het is hun Stadhuis. Lieve lezer, ga daar heen, zet U op een terras dat uitzicht geeft op die gouden letters. Laat een pint voor U tappen, hef die naar het jaartal en zeg uit de grond van Uw 21e eeuwse hart: ‘Allez, Jean, à la vôtre!’

C. Balk