God in de Middeleeuwen

logo-idW-oud

GOD IN DE MIDDELEEUWEN

(over klokketijd en messiaanse tijd.1)

het wereldschandaal

De boodschap van Paulus in de Romeinenbrief luidt kort en goed: de gerechtigheid van JHVH is openbaar geworden. Die gerechtigheid is tegelijk de openbaring van Gods toorn (Rom.1v18 vlg.) De toorn van JHVH openbaart zich van de hemel op de aarde over de goddeloosheid en ongerechtigheid van alle mensen. Hierom, omdat zij zijn waarheid ten onder houden in ongerechtigheid. De mensen blijken deze te vereenzelvigen met hun eigen godsdienstige bedenksels, systemen en projecties. In de volgende hoofdstukken van de Romeinenbrief wordt dit motief nader uitgewerkt, hetgeen resulteert in een ongekend radicale kritiek op heel het systeem van de menselijke religie, zowel van joden, heidenen als van het christendom. Het is het wereldschandaal van de menselijke godsdienst, zoals Paulus en de apostelen van Christus dat tekenen. Deze kritiek is tot op heden bij lange na nog niet in zijn consequenties verstaan en doordacht. Het verzet tegen de verkondiging van Paulus is dan ook universeel. Om deze kritiek iets dichter bij te brengen is het misschien nuttig een dichter uit de moderniteit aan het woord te laten: ik bedoel de dichter Rainer Maria Rilke (1875-1926), tijdgenoot van James Joyce, Paul Valéry, Bertold Brecht e.a. Bepaald geen vriend van het christendom, maar behept met een uiterst gevoelig sensorium voor de geest van onze tijd. Ik laat een gedicht van hem horen uit de bundel ‘Nieuwe Gedichten’. Het kan dienen om ons wat beter te oriënteren in de gedachtegang van Paulus en tevens wat meer doorzicht te bieden in onze huidige geestelijke situatie. Het gedicht heet: ‘God in de Middeleeuwen’.

In zich hadden ze Hem opgespaard
en ze wilden dat hij hen zou richten
en ze bonden aan hem als gewichten
(ter voorkoming van zijn hemelvaart)

heel de massa van hun kathedralen,
heel de last. Nu moet hij enkel maar
boven zijn oneindige getallen
wijzend draaien en de mensheid haar

uren tonen voor het daaglijks werk.
Maar opeens raakte hij sterk op dreef en
heel de stad liet hem tot niets in staat

dan angstig voor zijn stem te beven
doorgaan met loshangend uurslagwerk,
en ze vluchtten voor zijn wijzerplaat.

Het gedicht kan men lezen als een moderne illustratie van de woorden van Paulus over het ‘ten onder houden van de waarheid van God in ongerechtigheid’ (Rom.1:18), woorden die volgens Rilke van toepassing waren op het christendom in de Middeleeuwen, maar in onze tijd nog niets aan kritische kracht hebben ingeboet. Dit zeldzaam suggestieve gedicht geeft een uiterst navrant beeld van het gevestigde christendom en kan goed dienen als een moderne inleiding op de religiekritiek van de apostel Paulus.

corpus christianum

Daar is om te beginnen de regel: in zich hadden ze hem opgespaard. Een tamelijk laatdunkende uitdrukking. Wie weet moet hier gedacht worden aan het opsparen van de hostie in de schrijn van het altaar na de consecratie. JHVH wordt hier voorgesteld als een soort relikwie die moet worden opgespaard voor later gebruik. De devotie van de Middeleeuwen wordt hier uiterst negatief voorgesteld. Zelfs van katholieke zijde wordt dit toegegeven en erop gewezen dat er iets zeldzaam benepens zit in de voorstelling van het opsparen van de godheid en de wens hem enkel te doen functioneren als een soort wekker. Het ‘ten onder houden van God in ongerechtigheid’, wordt ook prachtig vertolkt in de volgende verzen: ze bonden aan hem als gewichten heel de massa van hun kathedralen.

God wordt gevangen gezet in het corpus christianum. Zijn vrijheid wordt vastgeklonken aan de kerk. Hier vindt de grote christelijke verwisseling plaats! De Kerk gaat de plaats innemen van Christus. En daarmee begint het religieuze imperium dat de Middeleeuwen in zijn greep zal houden. Rilke voegt daar uiterst cynisch aan toe: ‘ter voorkoming van zijn hemelvaart’. Hemel in de bijbel is namelijk de ontoegankelijke sfeer van JHVH, verblijfplaats van de vrije nomadische God, domein van waaruit onvoorstelbare bevrijdingen te verwachten zijn. Het voorkomen van zijn hemelvaart zal een daad zijn van pure obstructie. Want de massa van de kathedralen leggen zijn vrijheid aan banden en trachten haar te annexeren. Het instituut Kerk belet het zicht op zijn hemelvaart. Zij sluit hem in haar kathedralen op. Wie denkt hier niet aan het verhaal van de grootinquisiteur in de roman van Dostojewski ‘De gebroeders Karamazov’? Daarin wordt Christus ter dood veroordeeld door de grootinquisiteur. Aanklacht: Jezus is te vrij! Hij conformeert zich niet aan de bestaande kerk. Hij brengt de mensen in verwarring. Zijn geboden zijn te zwaar.

van kathedraal naar wijzerplaat

En het gedicht gaat verder: van deze gekooide en gekluisterde Christus willen de mensen, dat hij hen zal richten. Hoe dat moet gebeuren, wordt door Rilke duidelijk gemaakt door de metafoor van de kerkklok. Daarmee maakt hij duidelijk dat JHVH achter het karretje gespannen wordt van de menselijke tijd. Hij mag de uren aanwijzen van hun dagelijks werk. Hij mag de garant zijn van de voortgang van de tijd. Hij wordt gezien als garant van de lineaire klokketijd. Het is de meetbare tijd van de mens die verloopt tussen zijn geboorte en dood. Het gedicht tekent de geruisloze overgang van de Middeleeuwen naar de moderne tijd. De metafoor van de kathedraal wordt in de voortgang van het gedicht vervangen door die van de wijzerplaat. JHVH is nu niet meer gevangen in de kathedraal, maar nu in de lineaire tijd. Hij wordt nu vereenzelvigd met het voortdenderende noodlot dat niet meer is los te denken van de rampen die ons treffen. De wijzerplaat waar hier de mensen voor wegvluchten wijst eigenlijk niets meer aan. De loshangende wijzerplaten suggereren het falen van de techniek. Het tijdsbewustzijn wordt ontregeld. De lineaire tijd schijnt in onze dagen vervangen door de tsunami’s, epidemieën, overstromingen en andersoortige natuurrampen. Zo was het ook in de Middeleeuwen. In de late Middeleeuwen luidde de doodsklok vaak dagenlang voor de slachtoffers van de zwarte pest. Een paniekreactie was vaak het gevolg. Wat Rilke nu precies bedoelt met de volgende regel is niet duidelijk: ‘opeens raakte hij sterk op dreef en heel de stad liet hem tot niets in staat dan om angstig voor zijn stem te beven doorgaan met loshangend uurslagwerk’. Is het een ramp, de zwarte pest, of een grote brand, symbolisch aangeduid met de ontwrichting van het uurslagwerk? Het zou kunnen. Het uurslagwerk dat voor de slagen zorgt hangt naar buiten en de bevolking vlucht in paniek. Het beeld suggereert in elk geval: totale ontwrichting. Wezenloos hangen de wijzers in het niets. Het loshangend uurslagwerk wijst op de volkomen desintegratie van de menselijke tijd. De tijd is blind geworden en dendert mechanisch voort richting Niets. Rilke schijnt te willen zeggen: klokketijd is de dood in de pot.

josua 10

Dit in schrille tegenstelling tot het verhaal in Josua 10. Hier geen sprake van een heerloze klokketijd. Maar hier de revolutionaire tijd van JHVH, de vrije nomadische God van Israël, die de tijd stil zet om de bevrijding van zijn volk mogelijk te maken. De agens van deze tijd wordt niet gevormd door de gewichten die hangen aan het klokkenmechanisme, maar door het geschiedende woord dat Josua in de mond wordt gelegd. Zo staat er in Josua 10v12: Toen sprak Josua: Zon sta stil te Gibeon en maan sta stil in het dal Ajjalon. En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat het volk zich op zijn vijand gewroken had. Het betreft de actie van JHVH, de bevrijdergod, die een nieuwe tijd inluidt: echte tijd, beheerste tijd, bevrijdingstijd, messiaanse tijd. Tijd die gekenmerkt wordt door onvoorstelbare uitreddingen. Doorbraak van Gods tijd in onze tijd. Niks geen verwisseling van onze burgerlijke klokketijd met zijn tijd. Niks geen rampzalige ondergangstijd. Maar tijd waarin het Godswonder geschiedt van de openbaring van zijn gerechtigheid. Walter Benjamin vertelt hoe tijdens de Juli-revolutie van 1830 in Parijs aan de voet van elke toren geschoten werd op de wijzerplaten. Nieuwe Josua’s stonden op om de tijd te doen stil staan.2 De klokketijd moet stilstaan en vervangen worden door de nieuwe revolutionaire tijd.

De metafoor van de middeleeuwse kathedraal laat zien, hoe de vrije God wordt vastgezet in de religie om zich aldus meester te maken van de tijd. Hij illustreert hoe de waarheid van JHVH ten onder wordt gehouden en hoe de schepper wordt verwisseld met het schepsel. Heel de malaise van het christendom vanaf de Middeleeuwen tot nu toe is in dit gedicht van Rilke samengevat. Tegen deze verwisseling richt zich de toorn van JHVH. Het ontzagwekkende in het betoog van Paulus is, dat de toorn van JHVH zich nergens anders in manifesteert dan in zijn genade! Zijn toorn is het waarmerk van zijn waarlijk God-zijn. Zijn NEE is de uitdrukking van zijn overweldigend JA. Dát is volgens Paulus de gerechtigheid Gods die in het evangelie openbaar is geworden. Je verstaat dit Nee pas echt als je het leest als de onnavolgbare tegenzet van JHVH tegen ‘het menselijke ten-onder-houden van zijn waarheid in ongerechtigheid’. Hier en -voorzover ik kan nagaan alleen hier- gaat het om de grote afrekening van JHVH met het schandaal dat de menselijke godsdienst ons heeft bezorgd in heidendom, christendom én jodendom. Wat wij nú nodig hebben is, dunkt me, een nieuwe kennis van JHVH. Velen onder ons zijn vandaag koortsachtig zoekend naar de woedende, toornende bondgenoot die ons bevrijdt uit de leugen van de menselijke religie en uit de dictatuur van de klokketijd, Zij hebben genoeg van het doemscenario van de klokketijd.

Wat nú nodig is (en telkens opnieuw!) is de absurd heerlijke ontdekking van de toorn van JHVH. De ene vrije God die zijn God-zijn áánkan: onze grote, lieve, woedende bondgenoot. Geprezen zij zijn naam!

Nico T. Bakker

——————
1 Rainer Maria Rilke, Nieuwe Gedichten, G.A. van Oorschot, Amsterdam 1997 blz. 65
2 Walter Benjamin, Illuminationen, S.259