Amsterdams peil

De Deense film Jagten (Jacht, 2012) blijft bijzonder trouw aan zijn titel. Onlangs voorzag ik deze film van een inleiding met nagesprek in een filmhuis en bekeek de film nu voor een derde keer. Op twee manieren vindt deze jacht plaats: als traditionele, eeuwenoude initiatierite, waarin ‘jongens mannen worden, en mannen jongens’. De andere jacht is een aanzienlijk modernere, die op de vermeende dader van seksueel misbruik van een jong meisje.
Het verhaal is vrij snel verteld. Lucas, een fraaie rol van de topacteur Mads Mikkelsen, maakt sinds jaar en dag deel uit van een kleine dorpsgemeenschap. Overbodig geworden op een naburige middelbare school en verwikkeld in een vechtscheiding, keert hij terug naar zijn oude dorp om daar in een Kindergarten te gaan werken. Klara, het dochtertje van zijn beste vriend, zoekt zijn bescherming. Boos om de afwijzing van het hartje dat zij hem geeft, beschuldigt zij hem, in van haar oudere broer geleende taal, van misbruik. Op een uiterst onhandige en overigens ook hoogst onprofessionele manier ontrolt zich een drama waarin Lucas meer en meer als het baarlijke kwaad in eigen persoon geïsoleerd wordt van de rest van de gemeenschap.
De film laat zich goed lezen als een verslag van massahysterie en de werking van een vals geheugen. Zelfs de vol-gens mij ooit in een Nederlandse zedenzaak achteraf helemaal niet bestaande kelder waar allerlei misbruik zou heb-ben plaatsgevonden, komt voorbij. De filmmaker doet de suggestie dat het meisje inderdaad misbruikt is (door haar broer, haar vader wellicht) maar de toeschouwer heeft mee kunnen kijken met de hoofdpersoon en weet dat hij on-schuldig is. In interviews maakt regisseur en scenarioschrijver Thomas Vinterberg gewag van het feit dat het materiaal hem ook door een psychiater is aangereikt. Er is dus veel aanleiding om de film als een casestudy te interpreteren.
Zelf werd ik met name door twee zaken geraakt. Allereerst lijkt Vinterberg, ook in eerder werk als Festen, geïntrigeerd door het feit dat, met een woord van Nietzsche, ‘jede Gemeinschaft irgendwie, irgendwo, irgendwann gemein macht’. Dat geldt voor de dorpsgemeenschap, met inbegrip van haar jacht- en drankrituelen die verzoening zouden moeten bewerkstelligen maar dat niet doen, maar ook voor de kleinere gemeenschap van familie en gezin. Een tweede punt is dat ook de moderne beschaving dat niet kan voorkomen. Alle ingevlogen hulpverleners, protocollen en draaiboeken maken de zaak er alleen maar erger op. Ik kom ook maar niet los van de gedachte dat Vinterberg eveneens afrekent met zijn jeugdjaren in de progressieve commune waarin op grond van ideologie besloten werd dat naaktheid onproblematisch zou moeten zijn en schaamte verboden. Als wij er al ooit geleefd zouden hebben, leven wij in ieder geval niet langer meer in het paradijs. De veel te sentimentele bewieroking van het ‘kind’ door de dominee in de kerstnachtdienst, wordt Lucas dan ook terecht teveel. Toch lijkt ook Vinterberg steeds voor het kind op te komen. Niet voor zijn onschuld, dat is romantische flauwekul, maar voor zijn kwetsbaarheid. Daarin heeft hij beslist enig bijbels gelijk.

Evert Jan de Wijer