Afkeer en frustratie

logo-idW-oud

 

AFKEER EN FRUSTRATIE

 

In ons land ging de bezetting gepaard met een situatie, die verschilde van de gang van zaken in andere door Duitsers bezette gebieden in Europa. Vanaf het begin was er niet alleen een militaire, maar ook een civiele machtsovername. Sluipend maar stelselmatig groeide de onderdrukkende kracht van gelijkschakeling van overheidsorganen met de belangen van de Duitse bezettende macht.

Dat betekende onder meer dat ook kleine kinderen dagelijks te maken kregen met de bezetter. Zeker is er op dit punt verschil geweest tussen stad en platteland. In een klein dorp liep er bijvoorbeeld een politieagent rond, die op zijn post kon blijven, maar de burgemeester niet altijd. Op de dorpsschool bleef meestal alles hetzelfde. Van de enkele honderden inwoners van een klein dorpje was dikwijls ook wel bekend, wie betrouwbaar was en wie niet.

Maar in een stad was de situatie minder overzichtelijk. De bezetter drong diep door in de openbare ruimte en maakte zich breed in het publieke leven. Op de hoek van de straat konden ook kinderen plakkaten zien hangen. Wie al lezen kon kreeg alle mogelijke teksten onder ogen. Verordeningen, oproepen en Bekanntmachungen drongen zich op. Vrij-willigers werden opgeroepen om zich te melden voor de Waffen SS om te strijden tegen de Russen aan het Oosrfront. De nationaal-socialistische propaganda werkte met de leuze Mussert of Moskou en een flinke groep landgenoten neigde ertoe te kiezen voor Mussert. Welke groepen, vanaf welke leeftijd werden opgeroepen om in Duitsland te gaan werken ? Wie waren gisteren of vandaag standrechtelijk doodgeschoten ? Het stond alles op aanplakbiljetten te lezen, later ook, vanaf welk tijdstip geen mens meer op straat mocht ’s avonds.

Er waren altijd soldaten op de been, in colonne of op straat slenterend, op wacht of aan het winkelen. Verklikkers en verraadsters zaten in vele hoeken verscholen, om regelmatig toe te slaan, uit overtuiging of meer – er viel geld mee te verdienen – uit winstbejag. Na een tijd verschenen overal bordjes Verboden voor Joden. Kinderen uit je schoolklas kwamen niet opdagen. Daarna werd niet meer over ze gesproken. De buurvrouw waar je op gesteld was of de oude brommerige heer waar je bang voor was, de dropverkoper en de jongen die de krant kwam brengen, opeens bleken ze verdwenen.

De situatie in ons land bracht met zich mee, dat gevoelens van afkeer, machteloosheid en frustratie toenamen naar-mate de druk groter werd. De omstandigheden maakten openlijk verzet vrijwel onmogelijk. Waar moesten mensen met hun frustraties heen?

Ouderen konden soms na veel wikken en wegen een weg vinden voor lijdelijk verzet en klein illegaal werk. Maar wat moesten kinderen met hun gevoelens van verdriet, verwarring en angst beginnen ? Er waren soms mogelijkheden om op school kinderen uit nationaal-socialistische gezinnen te negeren, te pesten, te lijf te gaan of , zoals wel eens is voorgekomen, in het water te gooien. Maar dat was niet zo eerlijk en vooral nooit zonder risico, voor jezelf, voor je ouders, familie, voor je school ook.

Wonend op de Willemsparkweg ging ik via de Cornelis Schuytstraat lopend naar school in de Banstraat. Enige tijd, gedurende dag of tien heb ik in het openbaar uiting gegeven aan mijn gevoelens, enkele maanden na mijn negende verjaardag.

Kort na de bezetting van onze stad in 1940 volgde ik elke soldaat in uniform die ik maar zag. Achter hem aan sluipend spuugde ik zo mogelijk bij elke gedane voetstap die hij deed. Daaraan kwam al gauw een einde, toen een Wehrmachtsoldaat zich plotseling omdraaide om mij uit te schelden en met een knetterend “Donnerwetter!” te laten merken, dat hij dit niet pikte. Enige tijd heb ik me van aktie onthouden, zelfs heb ik die vertrouwde route naar school een poosje gemeden, bang de man weer tegen te komen.

Iets later heeft de oprichting van de O.Z.O.-club mij meer geholpen. Regelmatig hadden we bij ons thuis vergaderin-gen. Kort na de bezetting van ons land werd deze ‘verzetshaard’ opgericht. We hadden een Bestuur : moeder was penningmeester, een of twee van mijn zusters leden en ik zelf voorzitter. Wrange humor werd een belangrijk kanaal: spotnamen op Hitler in vele talen. Bevredigend vond ik vooral Hang Kreng Hang (Chinees), Foetsjie Moetie (Japans), Lopez de Seein (Portugees), Slarottimoff (Russisch) en Halopesebassie (Abessijns). Een groot deel van de vergader-tijd ging heen met bezwerend reciteren en voordragen van deze namen. Vervolgens genoten we van overal in omloop zijnde grappen over moffen, nazileiders en verraders. Die werden verzameld in een klassiek blauwpaars schoolschrift van Winter. Op de kaft stond een staatsiefoto, onze Koningin Wilhelmina in vol vorstelijk ornaat, in 1938. Dat was maar enkele jaren geleden, zij vierde toen haar veertig jarig regeringsjubileum, omlijst met grootse festiviteiten, ook op onze school. Pas na de oorlog heb ik me bedacht dat het schrift wel eens rondgeslingerd heeft in huis, wat gezien mogelijke huiszoekingen riskant is geweest.

O.Z.O. stond voor Oranje Zal Overwinnen, al gauw maakten lieden met veel sympathie voor de bezetters daar Oranje Zal Ondergaan van, maar dat vermocht onze verzetskracht niet te verzwakken.

Ook het publiekelijk tonen van afkeer deed wel eens goed. Na de verhuizing van ons gezin naar een ander huis in Zuid keken we van bovenaf op een sportveld, waar regelmatig werd gevoetbald. Op straat bleef ik dan meestal een poosje staan kijken door het hek. Maar eenmaal per week deed ik dat niet en liep ik demonstratief door. Dan ver-schenen twee elftallen van mannen van de Sicherheitsdienst uit de Euterpestraat op het veld voor hun wekelijks voetbalpotje. De ene partij steeds gekleed in een lichtblauw shirt met zwarte broek, de andere in zwarte broek met waterig gele hemden. Heel kort stond ik dan te kijken wachtend op een spelmoment van enige kwaliteit of tot ze me zagen kijken. Dan wendde ik mijn kleine gestalte af om afkeurend en afkerig verder te gaan. Eens heeft diepe afkeer me volkomen overvallen. Een goedlachs meisje in onze klas nodigde alle klasgenoten uit voor een verjaarspartijtje in Carré. We mochten haar wel, maar sprongen steeds voorzichtig met haar om, omdat haar ouders N.S.B.-leden waren. Het ging om een optreden in Carré door het al voor de oorlog beroemde circus Strassburger. Het leek me geweldig dat mee te maken. Maar theaters, ook Carré, waren voor Joden verboden. Ik vroeg mijn vader of hij het goed vond dat ik ging. Hij merkte wel hoe graag ik daar toch heen wilde en tot mijn verbazing gaf hij zijn toestemming. Misschien heeft hij er even niet bij stil gestaan dat voor Joden verboden publieke plaatsen vaak wel druk bezocht werden door hoge naziofficieren en Nederlandse sympathisanten met de bezetter. Zij bevolkten nogal eens de loges. Veel plezier heb ik op dat partijtje niet gehad. Ik zat me in dat theater dood te schamen. Recht tegenover mij zag het zwart van de SS-uniformen. Geen blik wilde ik die gunnen. Ingespannen, al gauw met betraande ogen, probeerde ik van al dat zwart weg te kijken uitsluitend naar de pracht van dravende paarden. Niets kan ik me herinneren dan een wit wazig gewemel van schimmels.

Mans Miskotte