Precies een eeuw geleden…
PRECIES EEN EEUW GELEDEN…
Een kort verhaal kan mensen en toestanden soms beter doen begrijpen dan een lang betoog. Daarom dit verhaal, mij verteld door mijn grootmoeder Aleid Gunning, waarop ook nog een nageschiedenis volgt.
Oma was onderwijzeres in Arnhem en ze liep wel eens aan bij haar oom, de grote theoloog J. H. Gunning Jr., die na zijn emeritaat ook in Arnhem was komen wonen. Het is 1904 en hij is nog actief in de strijd om een nieuwe kerkorganisatie. Toch is het einde dichtbij. Hij ligt op bed in zijn studeerkamer, waarvan de wanden vol staan met boeken. Het onderwijzeresje kan haar bewondering niet onderdrukken en roept: Oom, wat hebt u toch ontzaglijk veel boeken!
En hij antwoordt: Och nichtje, dat gaat alles voorbij. Wat overblijft is Jezus en de zondaar.
Veel later vertelde ik deze anekdote aan mijn vriend en leermeester Arnold van Ruler. Deze had zich immers vaak vol respect en instemming over Gunning Jr. geuit. De positieve reactie die ik verwachtte bleef uit. Wat hij zei, een beetje afstandelijk, weet ik niet meer precies. Maar Gunnings woorden hadden hem niet blij gestemd, eerder terughoudend. Wat was er miszegd?
Op de grootste en diepste punten van ‘de leer’ kwamen Van Ruler en Gunning volstrekt overeen: Christus als de Middelaar van God en mensen door zijn groot verzoenend offer, zijn kruis en opstanding, maar ook zijn reeds begonnen toekomst in het nabije Rijk. Het Maranatha ruist door Gunnings hele denken als bron van blijdschap, zo goed als bij Van Ruler.
Toch is er verschil. Gunning is de spontane denker, de dromer, die de grote visioenen kent. Van Ruler heeft behoefte diezelfde inzichten te ordenen, om daarmee verwarring te voorkomen. In de periode waarin bovenstaand gesprekje voorviel, heeft hij juist zijn groot Schriftonderzoek voltooid en neergelegd in zijn De vervulling der wet. Hij leert daarin twee noties sterk te verbinden èn scherp te onderscheiden, te weten die van ‘het heil’ en die van ‘het Rijk’. Wanner dat niet gebeurt bestaat het gevaar van misverstand en verwisseling. Met ‘het heil’ bedoelt Van Ruler de door Christus teweeggebrachte werkelijkheid van de uitdelging van de schuld en de overwinning van de dood. Met ‘het Rijk’ is bedoeld de volledig zichtbare nieuwe werkelijkheid van de totale verlossing, als ‘de machten’ tenietgedaan zullen zijn en alles voorgoed en tastbaar in Gods atmosfeer van recht en vrede ademt. Maar al te vaak is in de kerkgeschiedenis een van beide situaties naar voren gehaald ten koste van de andere opzij geschovene, meestal het heil ten koste van het Rijk.
Het is mogelijk dat Van Ruler nu dacht dat dit ook was gebeurd. Misschien dacht hij: Is dit nu Gunning? Er is toch waarachtig wel iets meer te zeggen over de toekomst van aarde en leven dan dit piëtistische antwoord. Waarom niet gesproken van de nieuwe werkelijkheid vol vreugde en bevrijding, waarheen we op weg zijn? Waar is Gunnings juichkreet ‘Maranatha’ gebleven?
Wellicht moet de situatie nog beter gehonoreerd worden. Daar ligt de oude ziener, die de dood voelt naderen en het dierbaar enthousiasme van Aleid aanhoort. Tenslotte blijft hij pastor en hij wil met haar komen tot de realiteit van het bestaan, dat wat nù nodig is om straks in alles te delen. Vandaar zijn antwoord, dat inderdaad zich concentreert op het heil en het Rijk zo goed als weglaat. Zoiets in de geest van: kijk niet naar mij, laten we het beiden alleen verwachten van die Ene.
Om genoemde verwarring en verwisseling te voorkomen vond Van Ruler de figuur van de ellips ter zake van de tweeheid van heil en Rijk beter geschikt dan die van de cirkel met Christus als middelpunt. Dit is geen afbreuk van de Christusbelijdenis, slechts poging tot versterking van de voluit bijbelse visie op Jezus Christus, de totale verzoener en verlosser. Met deze figuur van de ellips kon Van Ruler tegelijkertijd beter uit de voeten in zijn evaluatie van de relatie tussen Kerk en Staat, die immers zo nauw verband houdt met de theologie, met name de christologie.
Paul F. Th. Aalders