Vragen aan het ‘christendom’

Vragen aan het ‘christendom’

religie en wereldbeschouwing

De Schriftleiding van ons centrale blad heeft mij allervriendelijkst verzocht een kort woord te zeggen over de vragen die de huidige wereldsituatie vandaag en in de toekomst aan het christendom stelt. Misschien mag ik hopen deze vragen het best te beantwoorden, wanneer ik eenvoudig probeer te zeggen welke die vragen zijn die vandaag aan het ‘christendom’ worden gesteld. Over de toekomst wil ik dan maar liever zwijgen.

De eerste vraag kan deze zijn: of het ‘christendom’ ziet en begrijpt, dat het zich vandaag, anders dan gisteren, gesteld weet tegenover een hele rij van andere religies?  ‘Religie’ is niet hetzelfde als ‘wereldbeschouwing’. Wereldbeschouwing en religie moeten niet met elkaar worden verward. Religie is van een andere orde dan een wereldbeschouwing, ongeacht of die beschouwing nu wetenschappelijk, ethisch of esthetisch is van aard. Een wereldbeschouwing kan men zelf kiezen of kan men zelfs maken. De mens kan zijn keuze daarvoor zorgvuldig motiveren. Daarom bestaat er tussen zijn wereldbeschouwing en zijn werkelijke leven een diepgaand verschil. Ten opzichte van zijn wereldbeschouwing voelt de mens zich in de grond van de zaak vrij.

Religie daarentegen heeft het karakter van een verkondiging. Verkondiging die de mens aangrijpt en die hij erkent als een door hem ontdekte godheid. Zij overkomt hem als een macht die de mogelijkheid van kiezen of maken eenvoudig uitsluit. Zijn ‘ja’ ten opzichte van deze macht spreekt voor hem vanzelf.  Hij kan en wil daarvoor geen gronden aanvoeren. Het betreft een verkondiging die de pretentie en de macht heeft, zijn privé-bestaan volledig in beslag te nemen en hem volledig tot hoorder en gevangene te maken. Twintig jaar geleden ging het in de geestelijke discussie nog om ‘wereldbeschouwingen’. Vandaag echter gaat het om religies. [2] De religies die door de christelijke theologen van toen ook al werden bestudeerd en bediscussieerd met het oog op hun verhouding tot het ‘christendom’, waren doorgaans die van de oudheid of die van het nabije of verre Oosten. Voor de christelijke onderzoeker van de geschiedenis of voor de missionaris waren zij bedreigend genoeg, maar toch werkelijk niet zo dat daarbij het ‘christendom’ of het christen-zijn als probleem werd ervaren. Dat is vandaag anders geworden door de opkomst van een heel stel nieuwe religies.

communisme, fascisme, amerikanisme en islam

Daar heb je in de eerste plaats het echte (Russische) communisme met als kenmerkend idee: de heerschappij van de ‘arbeidersklasse’. Het ziet zich als de absolute maat van alle dingen. Het getroost zich elk offer en sluit daarbij elk ander doel of elke andere aanspraak uit. Dit in tegenstelling tot wat wij vroeger kenden en nog kennen als de zo gematigde ‘sociaal-democratie’. Kortom: een wereldreligie die qua omvang en ideologie sedert de dagen van de oude islam wellicht zo niet meer is opgetreden.

Daar heb je in de tweede plaats: het internationale fascisme met zijn ideologie van ‘het ras’, ‘het volk’ en ‘de natie’, precies die kenmerken die de fascistische ideologie doet verschillen van een ‘wereldbeschouwing’ en die haar karakteriseert als religie. Kenmerkend voor haar religie is haar dogmatische gefixeerdheid op de ene, nationale werkelijkheid; haar beroep op gronden die dat in het geheel niet zijn; haar optreden als ongekwalificeerde macht, die blijk geeft van een naar ons besef bevreemdende onvrijheid en geestloosheid, geheel anders dan in de tijd dat wij zelf, twintig jaar geleden, onze vorming genoten.[3]  Wie niet ziet dat hier een nieuwe of oeroude natuurreligie aan het werk is, die zal met het toornen of lachen over figuren als Mussolini of Hitler de plank alleen maar misslaan.

Daar heb je in de derde plaats het zogenaamde amerikanisme dat in onze tijd tot volle ontplooiing is gekomen, minder bewust en opdringerig misschien dan de ideologie van het communisme of fascisme, maar optredend in veel bredere schakeringen en verscheidenheid dan de eerste twee, en daarom des te doeltreffender. Het amerikanisme, waar al de vijf continenten reeds het uniform van dragen, of zij willen of niet, het amerikanisme dat behept is met zijn indiscutabele godheden zoals ‘gezondheid’ en ‘behaaglijkheid’, met zijn hel ogig egoïsme, zijn briljante techniek en dat gezalfd is met het primitieve optimisme van een onverwoestbare moraliteit, die voor zijn gelovigen even vanzelfsprekend schijnt als ademhalen. Het kan best dat wij in deze laatste gestalte de machtigste van deze religies voor ogen hebben. Geen van de andere religies is zozeer gegrond in zichzelf, zo onmiddellijk evident en zo gemakkelijk en vrolijk leefbaar als dit amerikanisme.

En nu is het zeker geen toeval dat juist in onze tijd de bekende historische religies van het Oosten, in de eerste plaats en het meest opvallend de islam, een nieuw leven schijnt te zijn ingeblazen. Deze religies willen blijkbaar áls religie (met het bindend en uiteindelijk raadselachtig geweld dat aan de religie eigen is) heel anders ernstig genomen worden. Zij roepen op verschillende plaatsen de christelijke zending een onoverwinlijk halt! toe en schijnen in wonderlijke mengvormen (antroposofie!) nieuwe wortels te schieten midden in het bereik van het oude ‘christendom’. Kortom, naast de nieuw ontstane religies zien we deze oude religies ook zelf weer nadrukkelijk te voorschijn treden.

De vraag die aan het ‘christendom’ vandaag in de eerste plaats moet worden gesteld, schijnt mij deze te zijn: ziet en verstaat het ‘christendom’ dit nieuwe verschijnsel ?  Begrijpt het ‘christendom’ dat het geenszins staat tegenover een ontgoddelijkte wereld (het spreken over ‘secularisatie’ in verband met de moderne wereld zou wel eens kunnen berusten op een noodlottig misverstand!), maar tegenover een wereld waarvan Paulus, bij de Areópagus uitriep: “Ik zie voor mijn ogen dat jullie in alle opzichten een buitengewoon ontzag hebt voor godheden ” (Hand.17:22). Verstaat het ‘christendom’, dat het vandaag helemaal niet meer gaat om wereldbeschouwingen die zus of zo te bediscussiëren zijn, onverplichtend en uiteindelijk niet ernstig te nemen, maar dat het omgeven wordt door hoogst ponderabele religies, waarop het ‘christendom’ antwoord zal moeten geven, en die niet kunnen worden afgedaan als tot niets verplichtende wereldbeschouwingen, die ons al dan niet aangenaam zijn.

strijd op leven en dood

De tweede vraag zal dan zijn of het ‘christendom’ wel beseft , dat het van de kant van de andere religies niets anders te verwachten heeft dan strijd op leven en dood.  Van de wereldbeschouwingen kan men dat niet zeggen. Zij strijden tegen het ‘christendom’ enkel en alleen voorzover zij zelf verkapte religies zijn. Onderling kunnen de religies tolerantie betrachten. Bolsjewisme, islam, fascisme en amerikanisme zullen het op een dag met elkaar kunnen vinden en nu al kunnen zij veel van elkaar leren. Een Hitleriaan kan communist worden of omgekeerd, zonder dat er veel verandert. Alleen de goden zijn verwisseld, en die kan men ook verwisselen. Maar stoten de religies op het ‘christendom’, dan worden ze alle intolerant en onverbiddelijk. Tegenover het ‘christendom’ hebben zij alle het heiligste te verdedigen wat zij hebben, namelijk hun wezen als religie. Want het ‘christendom’ stelt alle godheden ter discussie en daarmee ook de ernst van heel haar religiositeit.  Het verkondigt geen god die zich doet gelden als macht van de natuur of macht van de menselijke geest en die alleen daardoor al verraadt een god naast anderen te zijn, maar niet de God. Wanneer namelijk die God zich openbaart die de hemel en aarde geschapen heeft en voor wie de mens met al zijn natuurlijke en geestelijke mogelijkheden een verloren zondaar is, zoals het ‘christendom’ belijdt, dan is het met de absolute bindingen van de religies gedaan. En dat is precies wat geen enkele religie het ‘christendom’ vergeven kan.

De enig mogelijke verhouding die de religie hebben kan tegenover het ‘christendom’ is die van de keizercultus van de laat antieke wereld: de christenvervolging. Als er iets is wat getuigt van de ernst van het communisme in Rusland, dan is het juist zijn gelijkenis daarmee.  Daarbij gaat het niet om ‘vervolging’ in engere zin , bloedig al dan niet. Wat het ‘christendom’ vandaag moet weten, dat is dat het van de kant van alle religies, hoe ze ook mogen heten, tegenstand te verwachten heeft en alleen maar tegenstand ! En wel hierom, omdat het ‘christendom’, naar zijn wezen bezien, de natuurlijke vijand is van alle religies.  Het ‘christendom’ valt de religies aan, gewoon door er te zijn en door ze alle tot capitulatie te dwingen, op genade of ongenade. Dat doet geen religie de andere aan. Vanuit het ‘christendom’ zelf bezien, bestaat er tussen het ‘christendom’ en de religies geen gemeenschappelijke basis en is elke mogelijkheid van discussie of begrip van te voren afgesneden. Men kan enkel uit vergeetachtigheid of op grond van een klein wederzijds misverstand beide tegelijk willen zijn: communist  en christen, fascist en christen, ‘amerikaan’ (europees amerikaan !)  en christen. De anderen weten dat ook. Ook al stellen zij het ‘of..of’ misschien niet zo scherp als het echte communisme. Maar het ‘christendom’ moet dat weten. Het christendom moet weten dat het in de haar omringende religies, in de geest, in beginsel, in de wil en in de ‘demon’ van deze religies, alleen maar vijanden voor zich heeft, van wie geen tolerantie te verwachten is, omdat het deze ook zelf niet verschaffen kan.

de verzoeking

Dat voert ons tot de derde vraag: Weet het ‘christendom’ hoe groot de verzoeking is om zich door een klein verraad aan de eigen zaak aan de dreiging van de andere religies te onttrekken ?  Weet het, dat dat niet gebeuren mag ?  Weet het dat het onder geen voorwaarde huilen mag met de wolven in het bos ?  De religies laten namelijk met zich praten, tenminste als dat mogelijk is en men haar de paar korrels wierrook die zij ter bezegeling van het verraad verlangen, niet kortweg weigert. Het fascisme heeft overal een ‘christendom’ gevonden dat bereid was te praten over de godheden ‘ras’, ‘volk’ en ‘natie’. In Rusland waar deze dingen het moeilijkst liggen, schijnt hetzelfde ook mogelijk geworden te zijn. Zelfs Amerika heeft een ‘christendom’ dat zich liet welgevallen, geheel in zijn systeem te worden ingebouwd. Het zal bij een dergelijk verraad slechts om een paar kleine aanpassingen of concessies gaan. Hoe gemakkelijk is het bijvoorbeeld om het ‘christendom’ om te duiden in die zin, dat de ‘arbeidersklasse’ of de ‘natie’ of gewoon het gezonde, tevreden, menselijke individu een waarde krijgt toebedeeld die alleen toekomt aan de ene God. Hoe gemakkelijk laten zich bepaalde dingen in het ‘christendom’ verzwijgen of verwaarlozen die juist zijn aanval op de religie duidelijk moesten maken ?

Wij hebben het drie jaar geleden meegemaakt dat een internationale zendingsconferentie, uitgerekend in Jeruzalem, zich weken lang bezig hield, niet zozeer met het verstaan van het evangelie, maar veeleer met de waarden van de niet-christelijke godsdiensten.[4]  We hebben het voor de laatste wereldoorlog meegemaakt, hoe het ‘christendom’ aller landen het eens kon worden met het dogma van de toenmalige maatgevende religie.[5] Hetzelfde is in vroegere eeuwen telkens opnieuw gebeurd. Weet het ‘christendom’ dat zulk een verzoeking nu opnieuw, en wie weet machtiger dan ooit te voren voor de deur staat ?  De christelijke boodschap zou juist nu, in de verwarring en in de nood van onze tijd, zeer puur en onvermengd met de stemmen van de religies moeten opklinken. De bestaansmogelijkheid van de christelijke kerk, die men wilde zeker stellen door bruggen te slaan naar de andere godsdiensten, zou wel eens daarmee kunnen staan of vallen, dat men onvoorwaardelijk van deze bruggenbouwerij afziet en dat het ‘christendom’ met zijn boodschap van de ene God die zich erbarmt over verloren mensen daar midden  tussen door gaat, kome wat er van komt, zonder ook maar een duimbreed aan hun demonen toe te geven.

Mag en kan het christendom, als het zichzelf en de godsdiensten recht verstaat, iets anders doen, dan de aanval die nu eenmaal in zijn wezen ligt, met kracht voort te zetten ? Mag en kan het antwoord van het christendom aan de godsdiensten een andere zijn dan de zending ? Dus geen propaganda die zorg draagt voor de menselijke behoeften en zich daarnaar richt, maar de zending die de mens recht in het gezicht zegt dat hij zijn behoeften die hij in deze godsdiensten bevredigt, misverstaat en dat zijn vermeende, absolute binding aan de god van de religie een roes is die hij uitslapen kan en moet. Wel te verstaan die zending die tot de mens zegt wat God geopenbaard heeft en dat hij dat daarom horen moet, omdat God het geopenbaard heeft. Eén ding zou het ‘christendom’ daarmee in elk geval bewijzen…. namelijk dat het gelooft wat de godsdiensten onmogelijk kunnen geloven, namelijk dat zijn boodschap berust op openbaring en niet op een menselijk ‘het komt mij zo voor’, al was dat nog zo diep en geweldig. Over ‘het komt mij zo voor’ kan men parlementeren. Over de geopenbaarde waarheid valt niet te parlementeren. Waarom parlementeert het ‘christendom’ als het gelooft aan de waarheid die geopenbaard is?

solidariteit

Maar daarmee zijn wij gekomen bij de laatste en moeilijkste vraag. De huidige situatie, het conflict met de (nieuwe en de oude) godsdiensten stelt het ‘christendom’ tenslotte en vóór alles voor de vraag of het christendom zichzelf dan eigenlijk wel recht verstaat. begrijpt?  Of met andere woorden: is zijn verkondiging in onderscheid met die van de religies wel de echte, de christelijke verkondiging ? Gaat het met rechte zaken toe als het beweert in God te geloven maar daarbij de aanval op de religies achterwege laat ?  Als het zichzelf recht verstaat, dan zal het niet enkel christendom of christianisme willen zijn. Als ‘-dom’ of ‘-isme’ zou het zelf een religie naast andere zijn. Misschien niet eens dat, misschien alleen maar een wereldbeschouwing en in vergelijking met de religies zeker de mindere.

Weet het ‘christendom’ dat het méér is, iets anders, dan wat alle wereldbeschouwingen en religies tezamen zijn kunnen ?  Weet het dat het de kerk van de ene God is, de kerk van Jezus Christus, de kerk van de God die zich erbarmt over verlorenen ?  Wij kunnen slechts kort samenvatten, wat dat kan betekenen. Een ‘christendom’ dat zichzelf zou verstaan als kerk, zou temidden van de praatgrage heerlijkheid van de menselijke religies de plaats moeten zijn waar de mens hoort en God spreekt. Daarom gaat het, waar openbaring is. Alles gaat daar om het rechte horen, om het opnieuw horen en om het beter horen. Tegenover de religies zou de zending moeten beginnen met te bekennen, dat zij weet wat de verkondigers van de religies niet weten: dat in dienst van de ene ware God de mens een arme is die God niet ontdekt heeft en ook nooit zal ontdekken, maar die er slechts op wachten kan dat God zelf zich aan hem openbaart. Wetend van deze armoede zouden de christenen zich solidair moeten weten met communisten, fascisten en met alle andere religiosi,  verbonden in dezelfde nood waarvan zij weten dat daarin maar één hoop is, verbonden in hetzelfde vragen, waarop de religies -tot vloek van de mensheid- hun akelige, demonische en valse antwoorden geven. Wie aan Gods openbaring gelooft en dus weet dat hij horen en God spreken moet, die is, om zo te zeggen, juist daardoor automatisch met elk mens verbonden. Hij zal ook in diens andere religie de gemeenschappelijke nood en het gemeenschappelijke vragen, waarvan die ander stellig geen notie heeft, herkennen. Op die wijze met hem verbonden, zal hij met gezag tot hem kunnen spreken.

Hoort de kerk het Woord van God, dan is zij kerk en dus zeker geen vereniging die propaganda maakt. Zij heeft dan missie, en dat wil zeggen: zending. Zij heeft dan te zeggen, wat men horen moet. Zij zwijgt dan niet, omdat zij dat niet mag. Zij mag ook aanstoot geven, omdat zij dat moet. Zij hoeft dan ook niet bezorgd te zijn om zichzelf. Wat zij de mens ter rechter of ter linker zijde te zeggen heeft, ten goede of ten kwade, zal dan geen wet zijn, maar het evangelie. Zij zal de vergeving prediken en geen andere gehoorzaamheid dan die uit de vergeving voortkomt. Zij zal tegenover het systeem van de religies geen christelijk systeem stellen. Zij zal tegen de religies niet strijden, zoals de religies voor zichzelf strijden. Zij zal, juist omdat zij met gezag spreekt, de vrijheid verkondigen: de vrijheid van het geweten en de vrijheid voor de broeder, die door de religies aan de mens ontnomen is en die alleen de ene ware God hem terug kan geven. Zij zal deze vrijheid niet als ideaal verkondigen, maar als kerstgeschenk: ‘je mag je door de knechting van de demonen laten verlossen, want je bent   verlost’. Dus: zij zal de genade als genade prediken. Doet het ‘christendom’ dat ?  Is dat zijn plaats, zijn way of life , zijn boodschap ? Weet het ‘christendom’ dat het is en wil zijn: de kerk van Jezus Christus ? Dat zou vandaag wel eens dringender dan ooit de vraag aan het ‘christendom’ kunnen zijn. Ik heb er enkel nog dit aan toe te voegen, dat ieder deze vraag verstaan kan als hij haar verstaat als tot zichzelf gericht.

(vertaling: dr N.T. Bakker)

 

Opgenomen in een bundel met door Nico Bakker vertaalde opstellen van Karl Barth ‘God is God’. Voor de inhoudsopgave en het voorwoord klik hier) God is God

Pagina's: 1 2 3