Kerk en staat
- Pagina's:
- Kerk en staat
- Noten
noten
[1] Waar men van mening over verschilt is de mate van scheiding. Daarin gaat Cohen en in zijn voetspoor vele bestuurders minder ver dan Cliteur. Daarbij beroepen zij zich op het verschil tussen de Franse en Nederlandse traditie
[2] In dat opzicht gaan Cliteur en de zijnen aanzienlijk verder dan Cohen en vele bestuurders in Nederland
[3] Een recent voorbeeld is de in Tholen ontstane commotie over een preek van ds. J. Lohuis. Hij zegt daarin: “De overheid is Gods dienaresse, maar ik ben tegen een democratie. Het is mijn diepste overtuiging dat de democratie een uitvinding van de duivel is. We moeten immers door God geregeerd worden.” (RD, 16 augustus 2005) Weliswaar aan de rand van de kerk, maar toch veelzeggend.
[4] In deze lijn de kanselboodschap van de PKN naar aanleiding van de moord op Theo van Gogh.
[5] Opvallend is dat in het boek Religie enz., waarin ook theologen aan het woord komen, Barth geen enkele keer genoemd wordt.[6] De reformatoren vooral in gesprek met Doperse positie, waarin de verhouding tussen kerk en staat als tegengesteld voorgesteld wordt. De christen is vreemdeling in de staat.
[7] In 1935 schreef Barth Evangelium und Gesetz. Deze brochure is voor zijn denken fundamenteel. (zie daarvoor Busch, S. 279)
[8] Barth wijst (in 1938) op de onoverzienbare gevolgen die deze scheiding tot gevolg kan hebben. Verschillenden hebben er op gewezen dat de WOII, inclusief de holocaust, een product is van het moderne denken. In dat opzicht dus ook een vrucht van de Verlichting. Dat klinkt maar weinig door in de wat zelfbewuste uitspraken van moderne verlichtingsdenkers.
[9] Hier is de structuur van zijn theologische denken te herkennen die in de in die dagen verschijnende prolegomena bepalend is.
[10] In Christengemeinde und Bürgergemeinde niet een ‘Produkt der Sünde’ maar een ‘Instrument der göttlichen Gnade’. (S. 54)
[11] Vandaar Barths verzet om katargein in Col. 2:15 met vernietigen te vertalen (Rechtfertigung und Recht, S. 18,19).[12] Zo kent ook de staat, met in achtneming van het onderscheid, ook kerkelijke trekken. Zo worden de dienaren van de staat in het NT ook dienaren Gods genoemd en wordt er gesproken over liturgie Gods. Dat betekent dat de staat een plaats heeft in de sacrale orde. In de wereld is het als het ware een buitenpost van de kerk. Dat wordt niet door de staat zelf zo gezien, maar dat is voor de kerk in de openbaring zichtbaar.
[13] De staat kan en is dikwijls een tegenover van wat de kerk belijdt, hoewel de kerk zelf in haar getuigenis ook niet de pretentie kan en mag hebben zuiver te zijn. In dat opzicht spreekt Christengemeinde und Bürgergemeinde reëeler over de kerk. Maar niet omdat de kerk van haar eigen falen weet, wendt zij zich niet af van de menselijke onderneming die de staat is.
[14] Het gaat mij er niet om de juistheid van de exegese van Barth na te gaan. Ik geef aan hoe hij zijn exegese zijn betoog bepaalt.
[15] Zie daarvoor Barths exegese van Pilatus’ houding.
[16] De betekenis van geleichnisfähigkeit en geleichnisbedürftigkeit komt ter sprake bij punt 17 en 18.