De haan de bode van de dag – (Ales Diei nuntius, Gez. 371)

logo-idW-oud

 

De haan de bode van de dag – (Ales Diei nuntius, Gez. 371)

Veel kerktorens zijn getooid met een drievoudige spits, bestaande in een haan, kruis en een bol. De symboliek hiervan laat zich raden: op de aardappel staat het kruis opgericht, dat in alle windstreken de nieuwe dag doet horen. Aan het winkelpubliek en de bewoners van het rusthuis. Aan de voorbijsnellende motorrijder en de eerste toerist die zich in de bleke voorjaarszon waagt.

Minder eenduidig is, waarom juist voor de haan deze bijzondere rol van ‘heraut van het leven’ is weggelegd. Associëren wij, westerse gelovigen, de haan niet eerder met de lijdensgeschiedenis? Bij de verloochening van Petrus kraait een haan. De haan ‘die zijn geweten wekt en hem aan zichzelf ontdekt’. Is de haan ondanks de verloochening op veel kerktorens haantje de voorste gebleven? Of bevestigt hij juist het primaat van Petrus, en is boven menig calvinistisch godshuis een rooms vleugje blijven hangen? Hoezeer deze laatste vraag uitdaagt tot oecumenische discussie, ze geeft nog geen antwoord de vraag, hoe het met de haan op onze kerktorens gesteld is. Daarvoor moeten we terug naar de lijdensgeschiedenis, zoals deze door de evangelisten is opgetekend.

Om te beginnen is hierin de joodse dagindeling van belang. De verloochening vindt plaats bij het ‘hanengekraai’, in de vroege ochtend. Met dit uur van de dag, beter gezegd deze periode van de dag, begint Petrus’ verloochening. Maar óók het bericht over de opstanding. ‘Tegen het aanbreken van de eerste dag der week’ immers gaan de vrouwen op weg naar het graf, waar zij de levende vergeefs onder de doden zoeken. In de getijden wordt dan ook vanouds het lied van Prudentius gezongen:

Ja, dit is onze zekerheid,

dat Christus deze stille tijd

bij ’t luide kraaien van de haan

uit ’t rijk des doods is opgestaan.

Het verband tussen de opstanding en het hanengekraai wordt hier helder gelegd: ‘De haan kraait dat de dag begint, het licht het duister overwint’/ ‘Ons die het diepe duister dekt … ons wekt hij op om op te staan: ontwaak, ontwaak, de dag breekt aan’!

In de latere iconografische ontwikkeling symboliseert de haan ook Christus zelf, in wie de nieuwe dag van Gods rijk is aangebroken. Bij zijn opstanding gaat niet alleen de dag nieuw over het slapende Jeruzalem en de twijfelende leerlingen op, maar gaat Hijzelf als de dageraad op over een duistere wereld, als ‘zonne der gerechtigheid’. Zo belijden wij Hem in gemeenschap met de vroege kerk (die het kraaien van de haan voorgoed met de opstanding verbond) als het licht der wereld. De haan daarboven roept Gods genade uit over al wat leeft, en spoort aan nu ook te wandelen in het licht. Waakzaam en met vreugde. In het rusthuis en op het terras.

T.G. van der Linden