Louis Couperus: Levens van kleine zielen

logoIdW

LOUIS COUPERUS: LEVENS VAN KLEINE ZIELEN

Dit jaar is het honderdvijftig jaar geleden dat Louis Couperus werd geboren. Een goede reden aandacht te schenken aan deze grote Nederlandse romancier die al bij zijn leven veel gelezen werd en wiens werk – getuige de regelmatig verschijnende uitgaven van zijn Verzameld Werk – door steeds nieuwe generaties gelezen wordt. Couperus was een uiterst veelzijdig schrijver en zijn omvangrijk oeuvre omvat verzen, psychologische romans, historische romans, kunsthistorische opstellen en reisverhalen met name over Italië dat hij hartstochtelijk liefhad, journalistieke bijdragen en lichtvoetige kleine opstellen over het dagelijks leven. Over alles ligt een tint van weemoed. Weemoed over de vergankelijkheid van het leven en de kleinheid van de menselijke ziel. Weemoed over de vergankelijkheid van – naar een regel van Boutens – al het schoons dat de aarde kan geven en waarvoor hij het sensitieve oog van de begenadigde kunstenaar had.

Binnen het bestek van dit artikel valt zelfs niet aan een uiterst globale beschrijving van zijn oeuvre te denken. We beperken ons tot een viertal psychologische Haags-Indische romans die in de literatuurgeschiedenis een terechte faam hebben verworven en bij een relatief groot publiek, mede door toneel-en televisiebewerkingen, bekendheid en waardering hebben gekregen. Een schrijver voor de massa kan Couperus overigens moeilijk worden genoemd. Lezing van zijn fraai en zoetvloeiend geschreven werk, dat al naar gelang van persoonlijke smaak ook wel eens als gekunsteld kan worden ervaren, geeft veel inzicht in het leven van hart en ziel, verschaft esthetisch genot, maar vraagt van de lezer een ouderwets en zeldzaam geworden geduld en overgave. Maar wie dit weet op te brengen ziet zijn gevoelswereld verrijkt met levend geworden gestalten uit het verleden. Romangestalten die ons, en dat is het geheim van alle ware kunst, soms meer vertrouwd en dierbaar kunnen zijn dan levende mensen die weliswaar ook gevoelens van liefde en sympathie kunnen oproepen, maar wier concrete verschijningsvormen wel eens een wissel op onze positieve gevoelens trekken.

Eline Vere (1888)

De eerste grote roman van Couperus was Eline Vere, een in naturalistische stijl geschreven verhaal over een gevoelige en kunstzinnig aangelegde jonge vrouw uit de hogere Haagse kringen die lijdt aan het enigszins modieuze mal du siècle – de Duitsers noemen dit Weltschmerz – en een leven van verveling en leegte leidt, maar vurig verlangt naar een allesomvattende liefde. Teleurstellingen zijn echter haar deel en onmachtig haar diepe melancholie te overwinnen, onmacht en melancholie die wortelen in een erfelijke aanleg, pleegt zij zelfmoord. De beschrijving van Eline – waarin men wel een zelfbeschrijving van Couperus heeft willen zien – is mooi en meevoelend en de lezer gaat deernis voelen met het ongelukkige lot van Eline, een lot verwant aan dat van de vrouwelijke hoofdpersonen van Madame Bovary (1857) van Flaubert en Anna Karenina (1877) van Tolstoj, twee andere grote negentiende-eeuwse romans.

De betekenis van Eline Vere ligt overigens niet alleen in de psychologie van de hoofdpersoon. Zij ligt ook in de onovertroffen beschrijving van de Haagse bourgeoisie waarvan het leven met sympathie wordt beschreven, en opvallend zijn, als tegenwicht tegen de ziekelijke Eline, gezonde figuren als de Verstraetens, de Erlevoorten en anderen. Alleen in Eline en haar geestverwante neef Vincent is het kwijnen en het fatalisme, het onvermogen tot een krachtig en in voldoende mate aangepast leven.1

Langs lijnen van geleidelijkheid (1900)

In deze roman heeft Couperus, zoals veel grote schrijvers gefascineerd door wat men in de negentiende eeuw het raadsel van de vrouwelijke ziel noemde, eveneens een vrouwenleven verbeeld. De Haagse gescheiden adellijke Cornélie de Retz, wier zelfstandigheid een contrast vormt tot het zwakke karakter van Eline Vere, verblijft in Rome waar zij de introverte Duco van der Staal ontmoet, een man die alleen leeft voor het verleden en de schoonheid en kunst van Italië. Tussen hen ontwikkelt zich een mooi beschreven hooggestemde en ideële liefde die Cornélie doet vertoeven in een rijk van dromen en kunst en een en al zachtheid en ontvankelijkheid in haar opwekt. Haar natuur heeft echter ook een sterk sensuele kant en wanneer zij haar vroegere man ontmoet, die ons, niet altijd even geloofwaardig , beschreven wordt als wat wij nu zouden noemen een macho, een mannetjesdier, bezwijkt zij voor zijn brute mannelijkheid en keert naar hem terug, de lezer met een gevoel van ontsteltenis achterlatend. In Cornélie is de strijd verbeeld tussen zinnen en geest. De eerste, en dat geeft iets weemoedigs aan het verhaal, heeft het laatste woord.

Interessant in de roman is ook de historische achtergrond van het feminisme waarmee Cornélie, op zoek naar een zinvolle invulling van haar leven en uit verzet tegen haar milieu, zich een tijd lang bezighoudt en waarover ze zelfs een veelgelezen brochure schrijft. Dit maatschappelijk engagement laat haar – in wezen een vrouw van liefde en onmaatschappelijk – echter onbevredigd. In de figuur van Cornélie heeft Couperus met veel inlevingsvermogen een karakter geschapen dat de lezer ook na ruim honderd jaar door haar ‘kameleontische vrouwelijkheid, geraffineerde behaagzucht, meisjesachtige aanhankelijkheid – en geavanceerd feminisme, ten slotte ook met haar stuurloosheid’ (Van Tricht, 111) nog steeds weet te boeien.

De stille kracht (1900)

In deze roman staat de confrontatie tussen de Nederlandse koloniale maatschappij en de Indische maatschappij centraal. De onkreukbare en rationeel denkende resident Van Oudijck, voor wie de lezer veel sympathie krijgt, blijkt niet opgewassen tegen de stille krachten en geheimzinnige gebeurtenissen om hem heen die hem uiteindelijk tot huiselijke en maatschappelijke ondergang drijven. Treffend is de evocatie van de sfeer van Indië.

In dit boek vinden we eveneens een verbeelding van een vrouwenleven. In de persoon van de ontrouwe residentsvrouw Leonie van Oudijck heeft Couperus de grote kracht van de uitsluitend zinnelijke liefde beschreven. De beschrijving hiervan is knap en overtuigend, maar anders dan voor de gestalten van Eline en Cornélie, die beiden, zij het op verschillende wijze, een innerlijk leven, een meer verheven gevoelsleven kennen, belangstelling hebben voor kunst, zal de figuur van deze al te zinnelijke en verder inhoudsloze Leonie bij weinig lezers werkelijke sympathie kunnen oproepen. Hier is de vrouw al te zeer een nymfomane en men zou zich kunnen voorstellen dat Leonie van Oudijck in psychiatrische handboeken als een interessante casus wordt beschreven. Soms kan wetenschap heel goed bij literatuur te rade gaan.

De boeken der kleine zielen (1901-1905)

Deze omvangrijke roman, bestaande uit vier delen met de kenmerkende titels, De kleine zielen, Het late leven, Zielenschemering, Het heilige weten, wordt bevolkt met leden van de deftige en grote familie Van Lowe waarvan de vader gouverneur-generaal van Indië is geweest. De vrouwelijke hoofdfiguur – opvallend hoeveel vrouwelijke hoofdfiguren Couperus heeft geschapen – is dochter Constance die uit ijdelheid is getrouwd met de veel oudere en vooraanstaande diplomaat De Staffelaer, maar na een liaison met Henri van der Welcke van De Staffelaer moet scheiden en vervolgens met Van der Welcke trouwt; deze laatste handelt slechts uit door zijn vader opgelegde ereplicht en ook bij Constance heeft de passie geen plaats gemaakt voor echte liefde. Hun huwelijk blijft ongelukkig en de enige vreugde van hun bestaan is hun zoon Addy, wiens liefde zij elkaar echter voortdurend betwisten.

Na vele jaren van isolement en eenzaamheid in Brussel keert Constance, verlangend naar warmte en liefde van haar familie, terug naar Den Haag. Haar terugkomst wekt grote beroering bij de zeer op eer en fatsoen gestelde familie die nog in de naglans van de grootheid van vaders ambt leeft. Buitengewoon indringend en scherp heeft Couperus de schijnheilige en valse familiereacties op Constances terugkeer beschreven. Couperus-kenner Van Tricht vat dit heel mooi als volgt samen: ‘Couperus heeft de geestelijke leegheid, de bekrompenheid, het egoïsme, het materialisme, de kwaadsprekend- en ergdenkendheid van deze mensen in alle schakeringen tegen elkaar gezet tot een meesterlijk requisitoir, zoals zelden tegen een door zijn tijd en stand gestempelde groep is gehouden’. (Ibid. 117-118)

Het zijn inderdaad allemaal kleine zielen waartoe aanvankelijk ook nog Constance gerekend kan worden. Zij echter ontwikkelt zich tot een ziel die groter is dan die van de mensen uit haar omgeving, haar gevoelsleven verdiept en verfijnt zich, een proces dat door Couperus met groot inlevingsvermogen en in alle rijkdom van nuances wordt beschreven. Grote invloed op haar nieuwe leven van ziel en gemoed heeft de non-conformistische en begaafde Brauws, een jeugdvriend van haar man. De gesprekken tussen hen, waarin ze elkaar schroomvallig hun innerlijk leven ontvouwen, behoren tot de mooiste bladzijden. Ze voelen liefde voor elkaar, liefde die niet wordt uitgesproken, slechts wordt aangeduid, en die niet mag en kan vervuld worden. In deze vrijwillige Entsagung ligt een grote fijnheid en voornaamheid van ziel.

In de loop der jaren ontwikkelt Constance, aanvankelijk de verstotene van haar familie, zich heel natuurlijk en geleidelijk tot de gevende van haar familie. Gevend van haar liefde en zachtheid in het grote geërfde ouderlijk huis van haar man in Driebergen waar hij en Constance, die elkaar beter zijn gaan verstaan en waarderen, zich hebben ontfermd over ongelukkige familieleden van Constance die allen met deernis en meegevoel worden beschreven. De beschrijving van het leven hier, de liefde en de zorg waarmee Constance en haar man alle zwakke en hulpeloze familieleden omringen voert de lezer inderdaad naar een land van milde menselijkheid. (Ibid. 121)

Constance behoort tot de liefelijkste vrouwengestalten van Couperus en de Nederlandse letterkunde. Een gestalte die verheft en veredelt, verheffing en veredeling waartoe naar klassieke opvatting de schone letteren geroepen zijn. Geroepen tot waarheid, schoonheid en goedheid.

Lezing en herlezing van het rijke oeuvre van Couperus – waarvan naast de genoemde titels nog moge worden genoemd de indrukwekkende Haags-Indische roman Van oude mensen, de dingen, die voorbijgaan (1905) – is een rijke ervaring en bewijst weer eens dat evenals goede wijn goede literatuur geen krans behoeft. Literatuur die het eeuwig-blijvende van de menselijke ziel vertolkt en spreekt tot hart en ziel van lezers van vroeger en nu.

O.W. Dubois

Dr. O.W. Dubois is historicus met grote belangstelling voor literatuur

1    H.W. van Tricht, Louis Couperus, een verkenning. Amsterdam 1965, blz. 57.