Christelijke inspiratie na het tijdperk van de kerk

logoIdW

 

CHRISTELIJKE INSPIRATIE NA HET TIJDPERK VAN DE KERK

Wat doe je als je als kerk in de samenleving steeds meer een kleine minderheid bent? Begrijpelijkerwijs bestaat de neiging zich dan terug te trekken op de corebusiness. Waar de samenleving steeds wereldser wordt gaat de kerk zich steeds meer op de bovenwereld richten. Samen met de behoefte aan een duidelijke boodschap – je moet het in een minuut kunnen zeggen – versterkt dat een evangelicale tendens. Maar daarvoor wordt een prijs betaald. De maatschappij – in de kerk arrogant wereld genoemd – als vindplaats van God wordt afgeschreven. Je moet de mensen eerst als individu uit de maatschappij lichten, dan kun je er pas wat mee in de kerk.

Hier beproef ik de omgekeerde weg: hoe kan de werkelijkheid van het kruis binnendringen in de maatschappij, oftewel het vrije (of ook niet zo vrije) spel van maatschappelijke krachten? Dat binnendringen van het kruis gebeurt ook zonder kerk omdat het de moderne mens niet lukt zijn christelijke ziel zomaar van zich af te schudden. Buiten de kerk om probeert deze mens nog steeds deze christelijke oriëntatie te realiseren. Kan de kerk daarmee in dialoog treden en zo tot een meer constructieve invulling van haar rol komen?1

De christelijke weg

Niet toevallig werden de volgelingen van Jezus vanaf het begin volgelingen van de weg genoemd. Meer dan enige andere godsdienst is het christendom een weg, niet een ingenomen positie. Het impliceert een wordingsproces, een overgangssituatie. Dat is een uniek gebeuren in de religieuze geschiedenis. Andere procedures om met de status quo om te gaan waren al eerder bekend. Het oude testament is te beschouwen als één grote oefening om zich uit de kosmos terug te trekken en in de marge te gaan staan. Een profetische stem wijst de toekomst in. Aan realisatie echter van die profetische stem kon niet goed gedacht worden. Alle pogingen mislukten.

Ook andere religieuze tradities hebben zich er wel in geoefend buiten deze wereld te gaan staan. Het boeddhisme is een dergelijke poging. Het is de poging heel je driftleven en impulsen zo te objectiveren dat ze je niet meer raken. Vanuit een dergelijk verdwijnpunt kun je de bestaande politieke werkelijkheid beter aan. Het boeddhisme heeft het ook steeds gepoogd. Hetzelfde geldt voor het taoïsme, maar dan in een iets andere variant: je neemt innerlijk afstand van het sociale rollenpatroon. Je glimlacht om de wederzijdse aanpassing van glimlachende mensen en je maakt je niet druk. Door de eigen behoefte aan erkenning weg te cijferen nader je een verdwijnpunt van waaruit je de bestaande politieke werkelijkheid beter aankunt. Alleen wie over eigen belang of verlangen kan heen kijken is in staat om op het juiste moment het ene nodige te doen.

Hoe is dat in de christelijke traditie gedaan? Waar de joodse traditie profetisch vooruit wijst op de voleinding, wijst in de christelijke traditie de pijl terug. Van de gang naar de voleinding maakt de christelijke traditie een proces, waarin elke generatie een stap verdergaat. Elke stap, met hoeveel toewijding ook gedaan, is op zich genomen een mislukking, maar de optelsom van deze mislukkingen brengt vooruitgang. Met grote zelfopoffering proberen de christelijke heiligen de wereld een stap verder te brengen, maar ze mislukken: de tijd is nog niet rijp, wat ze doen is te ongehoord, enzovoort. Pas een volgende generatie realiseert het nieuwe dat een vorige generatie initieerde. De mislukking van de ene generatie is de graankorrel die in de akker sterft om op te bloeien in een volgende generatie.

De Middeleeuwse kerk

Een belangrijke stap in dit proces is de Middeleeuwse kerk. Zo donker waren de middeleeuwen niet. De kerk ging zelf optreden als organisator van het wereldlijke leven. Ze deed dat door middel van het canonieke recht, door het formuleren van stadsrechten, onderwijs en ziekenhuizen te organiseren en zo regelde ze eigenlijk heel het maatschappelijke leven, voorzover dat niet onder zeggenschap viel van de militaire leiders, koningen en keizers. In haar eigen organisatie was de kerk de eerste moderne staat en voorbeeld voor alle staatsvorming daarna. In de Middeleeuwse kerk bijvoorbeeld heerste geen blinde gehoorzaamheid aan despotische machthebbers. De priesters en de bisschoppen hadden een relatieve zelfstandigheid tegenover hoger geplaatsten. In hiërarchische verhoudingen werd daarmee een stuk gelijkheid en dialoog ingebouwd. Dit werd op zijn beurt gesteund door het recht, omdat ook de machthebbers niet boven de wet (hun eigen wetten) stonden. Naar dat voorbeeld werd ook het leenstelsel ingericht, dat wil zeggen met een relatieve zelfstandigheid van de vazallen. Belangrijke technische uitvindingen ondersteunenden dat nivelleringsproces, maar zulke uitvindingen konden gedaan worden juist ook dankzij het feit dat de intellectuelen van die tijd (monniken) de arbeid niet schuwden.

De pausen en monniken die dit proces initieerden zijn geen getuige geweest van hun eigen succes. De volgende generaties droegen de inspiratie van deze mislukten verder. Na de mislukking komt de opstanding. Zo krijgt de dood, in al zijn vormen, een plaats midden in het leven en is eindpunt maar ook doorgangspunt van de inspiratie naar een volgende generatie.

De waarden van de Reformatie

Wie eenmaal oog gekregen heeft voor dit proces-karakter van de geschiedenis ziet ook de Reformatie niet meer in een volledige tegenstelling met Rome, maar als volgende stap. Na alle uiterlijke wapenfeiten van de kerk moest er een verinnerlijking plaatsvinden. Het eigen geweten en de eigen overtuiging, ook van leken, moesten een grotere rol gaan spelen. De energieën van de monnikenorden moesten de maatschappij binnenstromen.

Te vaak wordt hierbij uitsluitend naar de rol van het calvinisme gekeken. Weber heeft het kapitalisme verklaard uit de ijver van de individuele calvinistische ondernemer om zijn verkiezing vast te maken en zich van een plek in het hiernamaals te verzekeren. In de eerste plaats doet Weber daarmee het calvinistische congregationalisme tekort, want het calvinisme legde grote nadruk op samenwerking van onderaf. Dat werkte ook door in de maatschappij. In de tweede plaats doet hij daarmee het Lutheranisme tekort, want in de vele ambachtelijke werkplaatsen waar de ambachtsmeester zijn christelijke vrijheid uitoefende, oefende hij ook zijn verantwoordelijkheid uit door een volgende generatie van gezellen in het beroep in te wijden. Het beroep was de wereldlijke vertaling en verinnerlijking van de kloosterlijke roeping.

Het kruis der werkelijkheid

Door de scheiding tussen wonen en werken kwam er een einde zowel aan de calvinistische als de lutherse versie van de christelijke vrijheid. De leefgemeenschap en de werkgemeenschap vallen niet meer samen. Door seculiere bewegingen als het messianisme van de Franse revolutie en het socialisme/communisme werd de taak overgenomen het proceskarakter van de christelijke weg gaande te houden.

Sedertdien wordt het proceskarakter van de christelijke weg langzaam en moeizaam geïntegreerd in de organisatie van de maatschappij. Het kruis dringt binnen, onzichtbaar en verinnerlijkt, als structuur van maatschappelijk verantwoord samenleven (het loont de moeite wat dieper na te denken over die zo gangbare term “maatschappelijk verantwoord”). Op alle fronten moeten de actoren in onze samenleving voortdurend “nee” tegen zichzelf zeggen of laten zeggen om vooruitgang te boeken, ook zonder expliciet christelijke ethiek. Er zijn vele crises. Overal waar wij spreken van een crisis, spreken wij een oordeel uit, een “nee” tegenover overmoed of machtswillekeur, groepsdenken of egotrippen. Telkens betrappen wij elkaar op een teveel, of het nu een teveel is aan zelfgenoegzaamheid of aan onzekerheid of wat dan ook. Waar komt de oriëntatie vandaan die in dat oordeel impliciet aanwezig is? Hoe weten we of voelen we dat we over de schreef gaan? Impliciet is onze ziel kennelijk gevormd door (heils-)historische ervaringen, die wij ons niet eens bewust zijn.

Een nieuwe rol voor een kerkelijke minderheid?

Deze situatie schept voorwaarden en kansen voor een nieuwe invulling van kerkelijke presentie. Wij hoeven de redding door het kruis als kerk niet de maatschappij binnen te brengen. Zoveel christelijk geloofsgoed spookt reeds rond in maatschappelijk gedachtengoed van allerlei snit, dat onze situatie niet meer te vergelijken is met de Middeleeuwse kerk die het kruis aan de stammen moest prediken of met de Reformatie, die het kruis aan nationale staten, steden en handelshuizen te prediken had. De kerk staat niet meer in het midden van het dorp, maar hoeft daar ook niet te staan. De kerk staat op de achtergrond, aan de horizon – zo hoor je er ook veel mensen spreken (“Ik heb een kerkelijke achtergrond…”). Dat maakt een nieuwe taak mogelijk die juist de kerk als minderheid op zich kan nemen.

De kerk geeft vanaf nu articulatie aan wat in fragmenten in het maatschappelijk krachtenveld al aan het gebeuren is. Wat lapidair zegt Rosenstock-Huessy het ongeveer zo: wij roepen tot leven en wij worden tot leven geroepen, wij verklaren dood en wij worden doodverklaard. Dat gebeurt al. Maar het moet ook goed gebeuren, minder fragmentarisch en verward. Onze dagelijkse ervaringen verdienen het in een samenhangend perspectief gebracht worden niet alleen van het verhaal van onze biografie, maar ook van het grote Verhaal van de heilsgeschiedenis. Dat heeft vele implicaties, maar onder andere deze, dat de kerk om te beginnen luistert naar dit verwarde binnendringen van het kruis in het maatschappelijk leven. Daarop kan de kerk een helend woord spreken door deze fragmenten van maatschappelijke ervaring samen te voegen in het perspectief van het heil.

Otto Kroesen

Auteur is universitair docent ethiek en duurzame ontwikkeling aan de Technische Universiteit Delft

1 Deze vragen vormen het thema van een cursus over Rosenstock-Huessy die ik zal geven van 6 tot 8 juni in Hydepark en de titel van dit artikel is tegelijkertijd thema van de cursus. De cursus wordt voorbereid op 23 maart, woensdagmiddag vanaf 13:30 in Hydepark. Opgeven bij de auteur: j.o.kroesen@tudelft.nl en/of via Hydepark.