Obermans laatste boek

logo-idW-oud

OBERMANS LAATSTE BOEK

Toen Heiko Oberman in 1948 in Utrecht aangekomen was raakten we al gauw op goede voet met elkaar. In zijn eerste jaar deed hij al krasse theologische uitspraken, die door andere studenten met een mengsel van verbazing en geamuseerdheid werden aangehoord. Toen ik uit Utrecht vertrokken was verloor ik hem uit het oog. In de tijd van het Tweede Vaticaanse Concilie zag ik nog wel eens een foto van hem in de krant, op het plein voor de Sint Pieter in Rome: waarnemer bij dit concilie. Ik wist nog wel dat hij hoogleraar in Tübingen en in Tucso, Arizona, in de Verenigde Staten, geworden was. Toen hij in de jaren negentig van de vorige eeuw toetrad tot de redactie van Kerk en Theologie bleken we nog steeds op goede voet met elkaar te staan.

Hij is in 2001 gestorven. Nu ligt zijn laatste boek voor me: over de Twee Reformaties. Toen hij wist dat hij door kanker geveld zou worden heeft hij er met zijn laatste krachten aan gewerkt, soms tot diep in de nacht. Klaar heeft hij het niet meer kunnen maken. Zijn vriend (en collega?) Donald Weinstein heeft de hoofdstukken, die klaar, of zo goed als klaar, waren uitgegeven. De hoofdstukken waarvan hij alleen kon vermoeden wat erin zou komen te staan heeft hij laten liggen. Ik heb het allemaal met ontroering gelezen: Oberman deinst nog steeds niet terug voor krasse uitspraken.

In zijn voorwoord vertelt hij (met een blik terzijde op de vele borne again Amerikanen?) dat hij als historicus meerdere malen is geboren. De eerste keer in 1930 natuurlijk, maar de tweede keer op 10 mei 1940 toen zijn vader hem wakker maakte en hem een brandend neerstortende Junker-bommenwerper liet zien. De derde keer toen zijn vader, predikant in Utrecht, in augustus 1942 in Utrecht van zijn bed was gelicht, omdat hij vervolgde Joden hielp. Op de dag waarop dat gebeurde was Heiko met zijn moeder op Ekeby, het buiten van de familie in Holten. Een Nederlandse agent kreeg de opdracht vier mannen van de Sicherheitsdienst naar Ekeby te brengen, omdat daar Joodse onderduikers zaten De Nederlandse agent liet de SD een omweg maken, ging als een haas naar Ekeby om de onderduikers te waarschuwen, en keerde toen terug naar de SD-ers om hen naar Ekeby te loodsen. Vier onderduikers wisten weg te komen, en de vijfde, die met Heiko op één kamer sliep, werd gearresteerd; Heiko’s moeder werd in Schutzhaft genomen. – Oberman zegt dat zijn werk als historicus door deze ‘geboortes’ is beïnvloed.

Nu het boek zelf. Oberman maakt attent op de invloed die de ‘zware dood’ heeft gehad. De pest vaagde tussen 1347 en 1351 een derde van de bevolking van Europa weg en dat had ook voor het leven van de christenen en de theologie gevolgen. Geert Grootes (1340-1384) moderne devotie nam in de tweede helft van de veertiende eeuw een hoge vlucht: je had toch gezien dat je kon sterven voor je er zelf erg in had en je wist dat je na je dood geoordeeld zou worden. De moderne devotie was volgens Oberman niet tegen de kloosters gericht: ze wilde een heilig, op God gericht leven, buiten de kloosters, in de opkomende steden (scholen!). Tussen neus en lippen merkt Oberman op dat er veel meer zusters dan broeders waren, zodat je beter over de zusters ‘des gemenen levens’ kunt spreken. De ‘zwarte dood’ miste ook zijn uitwerking op de theologie niet: de harmonie tussen hemel en aarde die uit het werk van Thomas van Aquino spreekt raakt op de achtergrond. Het zijn van God krijgt minder nadruk dan zijn onbeperkte macht en willekeur. De vraag komt op of God mensen die Hij verworpen heeft alsnog uit kan verkiezen. Er wordt persoonlijker over God gesproken en dan komt ook het verbond, dat God met mensen sluit, naar voren.

Luther

Oberman ziet de tijd van de veertiende tot de achttiende eeuw als een periode waarin de kerk verlangde naar een heilig leven en hervormingen. In deze periode tekent hij ook Luther in. – Dat kan natuurlijk best, mits je bedenkt dat Luther het eigenlijk altijd over de rechtvaardiging door het geloof heeft; of hij het nu over de vertaling van psalm 68: 19 heeft of over een zeemonster, dat Hamburgse vissers in de monding van de Elbe gesignaleerd hadden, doet er niet toe.

Oberman wil niet dat Luthers theologie in de kerk de maat van alle dingen wordt. In dat verband krijgt de respectabele Duitse historicus Gerhard Ritter van hem een berisping. Wel neemt hij Luther in bescherming tegen ‘de patriot Karl Holl, de nationalist Werner Elert en de nazi Emanuël Hirsch’ die Luther pasklaar gemaakt hebben voor misbruik door de nationaal-socialisten.

Hoe zit het met het rabiate antisemitisme van de oude Luther? Nog in zijn in het begin van de jaren tachtig verschenen Wurzeln des Antisemitismus (Severin und Siedler, Berlijn) verdedigt Oberman Luther: voor Luther waren de paus, de Turken en de Joden allemaal één pot nat: zij vertegenwoordigden de gerechtigheid uit de werken. Zijn scheldpartijen tegen de Joden zijn tegen díe gerechtigheid gericht. Enkele jaren na de verschijning van dit boek kreeg ik tijdens een lezing, die Oberman in Amsterdam hield, de indruk dat hij er afstand van nam. Die indruk wordt door zijn laatste boek bevestigd. Hij schrijft daarin namelijk: ‘Luther maakte naam door te ontdekken dat het heil rust op de trouw van de God van het verbond, niet op de morele betrouwbaarheid van het mensdom. Toch was Luther er niet toe in staat te begrijpen dat ditzelfde inzicht gevolgen met zich mee bracht voor zijn harde oordeel over Israël. (…) De man die geëist had dat het traditionele geloof getoetst zou worden aan de Schrift, draagt een zware verantwoordelijkheid door de middeleeuwse katholieke haat tegen de Joden goed te keuren en te bezegelen’. Dit schot van Oberman is raak, midden in de roos. – Wanneer hij in de jaren vlak voor zijn dood over de Joden sprak had hij het even niet over de rechtvaardiging door het geloof. Had hij het daar wèl over gehad, dan had hij – hoewel het Nieuwe Testament diep gebukt gaat onder het verzet van het overgrote deel van het Joodse volk tegen Jezus – kunnen zien dat de apostelen en evangelisten hoop hebben, en houden, voor héél Israël.

Calvijn

Na de in 1555 in Augsburg gesloten godsdienstvrede wordt het in Duitsland stil. In diezelfde tijd begint de lijdensweg (Frankrijk, Vlaanderen) én de zegetocht (Nederland, Schotland) van de door Calvijn beleerde gereformeerden. Oberman spreekt over de tweede reformatie: het is wel reformatie, maar in een andere vorm en in andere omstandigheden. Twintig jaar lang vragen de gereformeerden de Duitse lutheranen om steun ( geld, soldaten), maar er komt geen enkele reactie.

In de periode waarin de gereformeerden vervolgd werden en moesten strijden, ontwikkelt de leer van de predestinatie haar volle kracht. Toen Calvijn uit Frankrijk moest vluchten was hij bang dat hij gearresteerd zou worden en dan Jezus Christus zou verloochenen; hij vatte moed door aan de predestinatie te denken. Zo vinden gereformeerden die moesten vluchten naar Londen, Emden en waar niet allemaal heen, vaak rust in de leer van de heel bijzondere voorzienigheid waarmee God zijn gemeente leidt en bewaart. – Zijn gereformeerden eenmaal gezeten burgers geworden en beginnen ze dan over de predestinatie en de voorzienigheid na te denken, dan beginnen deze leerstukken te degenereren. Oberman meent dat de predestinatie dan ‘gruwelijk’ wordt.

Augustinus was ervan overtuigd dat je kon zien dat Gods oordeel over de Joden was gekomen, omdat ze immers over de hele wereld verspreid waren geraakt. Luther en Zwingli deelden deze overtuiging van Augustinus. Maar de gereformeerden die van hot naar her moesten vluchten deelden deze overtuiging niet: het leven in de verstrooiing was hun maar al te goed bekend. Zou dat er de oorzaak van zijn dat de zeventiende eeuwse Puriteinen een opvallende sympathie voor het Joodse volk aan de dag leggen? Oberman zegt het niet met zoveel woorden, maar je begint het bij sommige bladzijden van zijn boek te denken. Het valt wel op dat hij bij de Puriteinen aan een derde reformatie denkt.

Calvijn was overtuigd van de verdorvenheid van de menselijke natuur. Toch noemt Oberman hem een optimist, omdat hij vindt dat verbetering en heiliging mogelijk is, in het publieke, en in het privé-leven. Onvoldoende is nog begrepen, dat ‘verdorvenheid voor Calvijn een appèl om te strijden betekent, geen wanhoop aan menselijk streven’.

Een torso

Obermans boek is een torso gebleven. Je kunt dat al zien aan de ondertitel die hij het boek heeft gegeven. Over de laatste dagen horen we bij hem genoeg, maar over de Nieuwe Wereld zo goed als niets. Hij moet bij dat laatste wel gedacht hebben aan de Verenigde Staten en aan de rol die de Puriteinen voor de founding fathers van deze republiek hebben gespeeld.

Bij het lezen van het boek dacht ik telkens: Heiko wil zijn lezers een boodschap meegeven. Als ik die boodschap onder woorden moest brengen zou ik zeggen: een christen die in een tijd van afval en verwarring de weg zoekt heeft aan Calvijn een goede gids.

A.A. Spijkerboer

Heiko A. Oberman, The two reformations, the journey from the last days to the new world (edited by Donald Weinstein). New Haven & London, 2003; 235 blz. ? 43,75, ISBN 0 300 09868 5