Flirten met de koning

logoIdW

FLIRTEN MET DE KONING 

Zo. De koning en de koningin zitten veilig in hun glazen huis. Ze zijn van alle kanten besproken, bekeken, bespot en bejubeld. Ook mijn broeders en zusters in de Heer lieten zich hierbij niet onbetuigd. Nu alle stof van de inhuldigingshype neer begint te dwarrelen, lijkt het mij tijd zelf ook weer met beide benen op de grond te gaan staan. En eens te reflecteren op hoe we de afgelopen periode als kerk en theologie hebben gefunctioneerd. Want daar valt, wat mij betreft, wel een kritische noot over te kraken.

Ik heb mij de laatste maanden met stijgende verbazing afgevraagd waar al die theologische belangstelling voor de inhuldiging toch vandaan komt. Het kwam mij bij tijd en wijlen over als een theologische soort van flirten. En flirten is leuk om te doen maar ietwat genant om te zien, zeker als je de reden van alle opwinding niet begrijpt. Zo was het voor mij: hoe langer hoe meer genant. Want vanwaar die opwinding over wat we juist in de kerk niet (willen) doen: onderscheid maken tussen mensen?

Wat gebeurde er? Het deel der gelovigen dat zichzelf verstaat onder orthodox, beleefde de feestelijkheden in het teken van de drieslag God, Nederland en Oranje. Een verbondenheid die terug gaat tot in een tijd waarin godsdienst een politieke zaak was, waarbij de ruimte voor de calvinistische waarheid, bevochten door Willem van Oranje in de zeventiende eeuw, gerelateerd wordt aan het huis van Oranje in de eenentwintigste eeuw. In deze visie is de soevereiniteit van het koningschap verleend door God zelf, de koning is koning bij de gratie Gods. Dat we allemaal uit louter genade leven, allemaal louter bij de gratie Gods doen wat ons op grond van omstandigheden en ontwikkeling te doen staat, daarover mag geen misverstand bestaan. Ook voor de koning en de koningin geldt dat. Het is dan ook niet zozeer dat ik bezwaren heb tegen de monarchie als zodanig, ik heb bezwaren tegen de in mijn ogen volkomen misplaatste theologische belangstelling hiervoor in de afgelopen tijd, die ik als religieuze vormen van nationalisme heb ervaren.

Van mijn orthodoxe collega’s had ik het verwacht, al kan ik de gedachte niet van me af zetten dat de theologie van de godsoevereiniteit een paaps element bevat. Immers: aangewezen te zijn door God zelf, om over het volk te heersen. Tenzij men deze uitverkiezing weerlegt met de stelling dat ieder mens immers geroepen is om louter uit genade zijn taak in het leven op zich te nemen. Mee eens, maar waarom moeten we dan gebedsdiensten houden speciaal voor deze ene die zijn taak op zich neemt? Waarom roept zelfs een kritische beweging als ‘Op Goed Gerucht’ daartoe op? Waarom willen jonge moderne predikanten dat we preken voor de koning gaan schrijven, opdat hij geïnspireerd rake? Dat is toch wat alle predikanten elke zondag doen, al die mensen die hun taak in het leven op zich genomen hebben, trachten te inspireren en bemoedigen.

Door onze preken, waarin we een Koninkrijk verkondigen van vrede en recht. Door onze gebeden waarin we, verlegen met het kwaad in de wereld en onze onmacht daarover, zo vaak ervaren dat dat het enige is dat we kunnen doen: die verlegenheid en die onmacht neerleggen bij onze Schepper. Daarom is het altijd de actualiteit die langs deze weg de kerk binnensijpelt. De actualiteit van de zieken en bezorgden in onze gemeente. En in een grotere kring de actualiteit van de burgeroorlog in Syrië of verkiezingen, en ja, ook een inhuldiging. Ik ben er dus niet op tegen om binnen de context van deze actualiteit onze koning(in) in een gebed te noemen. Ik ben er op tegen dat we ons laten verleiden tot bijzondere diensten voor deze ene mens. Juist in de kerk zou niemand meer of minder dan de ander moeten zijn. Juist in de kerk, waar vele leden dat ene lichaam vormen, zonder dat daarbij het ene deel van groter waarde wordt geacht dan het andere, juist daar zouden we als voorgangers standvastig moeten zijn in het volgen van die gelijkwaardigheid. We preken voor ieder mensenkind, altijd met dezelfde hartstocht. We bidden voor de koning en we bidden voor degenen die hun werk in de uithoeken van onze samenleving volbrengen, daar waar geen camera het registreert.

De verbondenheid die velen de afgelopen periode hebben ervaren in het enthousiasme voor het koningshuis, het opgaan in een modern sprookje, die is feestelijk van zichzelf. Ik wil niemand dat feest ontzeggen of afnemen. Maar verbondenheid hoeven wij in de kerk niet buiten onszelf te zoeken. Wij hebben haar al. Het is de saamhorigheid die niemand ons af kan nemen, niet afhankelijk van een moment, niet afhankelijk van een mens. Het is de verbondenheid van dat ene lichaam met haar vele leden.

Als voorganger voel ik mij geroepen dat ene lichaam recht te doen. Een kerk waar de professor naast de vuilnisman zingt en bidt, de koning naast de caissière, is de gedroomde kerk. Dat is de droom die ik van haar koester, en waaraan ik wil bijdragen. Daarom kan ik het niet over mijn hart verkrijgen om zo onevenredig veel aandacht te besteden aan dat ene lidmaat. Daarom heb ik er letterlijk voor bedankt deel te nemen aan een gebedsbijeenkomst voorafgaand aan de inhuldiging. Daarom preek ik niet voor één koning, maar voor alle koningskinderen, voor alle gelovigen op weg naar het Koninkrijk.

Marijke van Selm