Door Dada heen

logo-idW-oud

 

DOOR DADA HEEN

Zoals u wellicht hebt vernomen is er in museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam een overzichtstentoonstelling van het werk van Kurt Schwittert, geboren 1887 in Hannover. Het is voor het eerst dat zoveel werk van hem zelf en van zijn vrienden samen te zien is. Met uiterste zorg gerangschikt naar tijd en thema’s in veelal ronde ruimten onder markante plafonds. Belangrijk is het te beseffen dat Schwittert een kunstenaar is van vlak na de Eerste Wereldoorlog, de cultuurbreuk bij uitstek, in al zijn onmenselijkheid. Maar dat werd eerst niet herkend. De oorlog vergde extreme inspanningen en bood extreme emoties, taferelen, geluiden en beelden die in de bezadigde tijd van koning Edward of in de koortsachtige wereld van kaiser Wilhelm hun gelijke niet kenden. Als oproep, als instrument van verandering had de oorlog een positief doel – zo dachten veel kunstenaars erover, althans in het begin. David Jones beschouwde het Somme-offensief als de laatste grote daad van de oude wereld. Tot dat moment waren de oude standpunten en gewoonten overeind gebleven. Wat daarna kwam noemde hij: ‘De Breuk’.

De meest radicale artistieke reactie kwam van een groep die volledig had gebroken met de traditie en die elkaar gevonden had in het neutrale Zwitserland, in Zürich. Hans Richter, Richard Huelsenbeck uit Duitsland, Tristan Tzara uit Roemenië en Hans Arp uit de Elzas schaarden zich rond het woordje Dada, dat eigenlijk niets betekent, maar een enorme aantrekkingskracht had. In het ‘Cabaret Voltaire’ was het elke avond raak, het publiek moest worden geprovoceerd, de maatschappij die tot deze oorlog had geleid totaal veranderd worden. “Dada was een uiting van walging, bezorgdheid en wanhoop over een wereld waarin alles perfect werkte, maar waar geen ruimte was voor mensen.”

Na 1918 komt Schwittert in aanraking met Dada, hij sluit vriendschap met Hans Arp en Sophie Täuber, maar gaat toch zijn eigen weg. Waar Dada het fundament voor een nieuwe wereld wil leggen door de oude uit de weg te ruimen, wil Schwittert de kunst oprichten met het puin van de oude. Hij is net zo arm als de stad waarin hij woont, Berlijn. Toch gooien mensen nog dingetjes weg: stukjes, snippertjes, spulletjes. Schwittert raapt ze op en voegt en plakt ze bijeen tot verrassend evenwichtige en vaak prachtige composities. Veelal klein formaat. Vondsten. Een echt kunstenaar is ook een uitvinder. Was Dada een radicaal ’nee’, Schwittert is een homo ludens: “Wir spielen bis uns der Todt abholt.” Het is een ernstig spel, dat zich wellicht in diepste zin keert tegen het wegwerpen van al het menselijk leven.

Begin jaren twintig maakt hij samen met Theo van Doesburg een ‘veldtocht’ door Nederland en woont enige tijd in Kijkduin. Hij ontdekt de Stijl en merkt: “ze zijn níet streng-theoretisch”! In 1923 wordt het tijdschrift ‘Merz’ opgericht samen met Hans Arp, Theo van Doesburg, El Lissitzky en Käte Steinitz. Merz is een afkorting van Commerz maar betekent weer niets.

Er moet ook geld verdiend worden en daartoe ontwerpt Schwittert reclames in tijdschriften en richt daarvoor de Ring Neue Werbegestalter op, waarin een grote kring van typografen experimenteel drukwerk ontwwerpt. Je herkent dat onmiddellijk: de bladspiegels in magazines uit de tijd van je ouders en grootouders: alles zwart-wit met lijnen, vlakken en letters die over de pagina heen lijken te scheren, afgewisseld met fragmenten van foto’s; alles bij elkaar heel suggestief; sommige bladzijden om zo in te lijsten.

Wat een bijzonder element van de tentoonstelling vormt, is de van foto’s deels nagebouwde ‘Merzbau’ in zijn huis in Hannover, in 1943 gebombardeerd. Je kunt er binnengaan en een indruk krijgen van de denkwereld van Schwittert: een ruimte waar alles met elkaar in verband staat, geheimzinnig en tegelijk vertrouwd, nieuw, maar dan in de betekenis van bij elkaar gebracht, letterlijk een compositie: ontelbaar veel houten vlakken en vlakjes, openingen en schotjes, alles wit met af en toe een kleur, tot aan het plafond en toch nog weer hoger lijkt het. “Het is een nieuw genre dat tussen alle dingen van de wereld relaties legt.” Hij beschouwde dit als zijn levenswerk.

In 1937 ontvlucht hij Duitsland, zijn kunst is ‘entartet’. Via Noorwegen komt hij in Engeland terecht en schildert donkere doeken. Daar stierf hij in 1948 door de kunstwereld vergeten.

Na afloop zit ik in de tuin van het museum, een collage op zich, met groene perken, waterpartij, de ‘gekromde spijker’, alleen de fontijn spuit drie dimensionaal omhoog, klaterend plenst het water neer en even weer op in duizenden belletjes. “Er is alles in de wereld”, zou Lucebert later zeggen. Kurt Schwittert en de zijnen begonnen met verzamelen.

S.L.Schoch

De tentoonstelling ‘Kurt Schwittert en de avantgarde’ is te zien tot en met 28 mei a.s.
Vanuit het Centraal station in Rotterdam is het een stief kwartiertje lopen naar het museum.