Het rennen der rechtvaardigen

logo-idW-oud

HET RENNEN DER RECHTVAARDIGEN

De naam van de Heer is een sterke toren, de rechtvaardige snelt er heen, en is veilig. (Spreuken 18:10)

Midden in dat driftige. onzekere leven van ons, waarin we zoeken naar houvast, zekerheid en veiligheid, klinkt een stem alsof die uit het niets komt. De naam van de Heer is een sterke toren. Dat wordt ons toegeroepen. Kom haastig naar die toren. Dan zal je veilig zijn. Wie aan deze oproep gehoor geeft, wordt een rechtvaardige genoemd.

De inzet is veiligheid. In het vers dat volgt wordt de andere mogelijkheid omschreven. De rijkaard zoekt zijn veiligheid bij zijn bezit. Achter een muur waant hij zich veilig. Treffender beschrijving van onze situatie is bijna niet denkbaar. Een accent mag daarbij op het woord wanen vallen. Hoe meer we aan onze veiligheid doen, des te onveiliger we ons voelen.

Als we dan nader bekijken wat dan de sterke toren is waarin we werkelijk veilig zijn, kan een licht gevoel van teleurstelling naar boven komen. Wat ons veiligheid biedt, is de naam van de Heer. Meer niet, dat is alles. Eén naam is ons gegeven. De sterke toren waarin we veilig zijn, is de naam des Heren. Als iemand ons vraagt waarop we vertrouwen kunnen we naar niets zichtbaars verwijzen.

Gewend als we zijn aan de bijbelse taal, weten we wel wat daarmee bedoeld wordt. Mooie dingen kunnen daarover gezegd worden. Het gaat om de naam van de Heer, die zich in de geschiedenis van Israël geopenbaard heeft. Het gaat om de naam van de Heer, die in Jezus Christus in hoofdletters uitgespeld is. Hij is de naam, die tot ons komt. Hij is de vreemde aanwezigheid van de Here God in ons midden, anders dan alles wat wij kennen. Door Hem weten we dat alles wat we kennen, niet het enige is. Door Hem weten we dat wij niet zullen blijven wie we zijn. Hij is onze toekomst. Dat geeft rust en veiligheid.

Het zijn ongetwijfeld mooie dingen, maar toch neemt het het gevoel van teleurstelling niet helemaal weg. In de praktijk van ons leven wordt dat ook dikwijls zichtbaar. Dat vertrouwen toch maar liever op onze rijkdom of op de opgetrokken muur. Wie van ons durft zo maar van zich zelf te zeggen dat hij of zij een rechtvaardige is; iemand die zijn veiligheid bij de naam des Heren vindt? Dat zullen er toch maar weinig zijn.

Dan noemt tot onze troost de tekst een eigenschap van rechtvaardigen die wat minder bekend is. De rechtvaardige snelt. Hij ijlt er heen, hij rent. De rechtvaardige rust niet. Hij is in beweging, niet voor even. Het rennen hoort bij de rechtvaardige. Wie niet rent is geen rechtvaardige.

Juist de rechtvaardige weet dat er een groot onderscheid is tussen hem en de in de naam des Heren geopenbaarde werkelijkheid. Hij weet dat het geloof geen bezit is en Jezus Christus al helemaal niet. Het rennen der rechtvaardigen duidt op het onderscheid dat er van ons uit gezien blijven zal zijn. Hij weet dat wij voortdurend twijfelen aan wat in de naam des Heren besloten ligt. Telkens opnieuw moet in elke situatie moeizaam het geloof gewonnen worden dat onze veiligheid in Zijn naam is. Wie denkt het al te hebben, rent niet meer. Wie rent voor zijn leven, gelooft nog.

At Polhuis