Vragen aan Cliteur

logoIdW

 

VRAGEN AAN CLITEUR

In zijn boek Het monotheïstisch dilemma stelt Paul Cliteur ons als kerk en als monotheïstisch gelovigen indringende vragen. Eerder gaf ik aan (IdW 40/3 en 4), dat we ons daar niet zo gemakkelijk van af kunnen maken. Zijn er nu ook vragen aan Cliteur te stellen? Ik denk van wel. Daarover gaat het in dit artikel. Ik beperk mij tot drie vragen. Kan men Christendom en Islam als monotheïstische godsdiensten zonder meer met elkaar vergelijken? Is er bij Cliteur wel sprake van een monotheïstisch dilemma? De derde vraag noem ik hier nog niet. Die wordt pas duidelijk als de beide andere vragen besproken zijn.

Is het ene monotheïsme gelijk aan het andere?

In zijn betoog richt Cliteur zich vooral op het Islamitisch geweld. Het gaat er om een strategie te ontwikkelen die tegenwicht kan bieden aan dit geweld. Deze spits is begrijpelijk. Anders dan het joodse en christelijke religieuze geweld heeft het Islamitische religieuze geweld universele doelen. De hele ons bekende westerse samenleving wordt er potentieel door bedreigd. Om dit religieuze geweld te begrijpen ontleent Cliteur zijn argumenten aan een analyse van de Joods/Christelijke bijbel. Die analyse is scherp en stelt ons een aantal indringende vragen. Daarover schreef ik eerder. De vraag is evenwel of deze analyse van het Joods/Christelijke monotheïsme zonder meer overgezet kan worden naar het Islamitische.

Cliteur ziet dat probleem ook. “Misschien klinkt het op het eerste gehoor paradoxaal dat men het islamistisch terrorisme beter leert begrijpen wanneer men de logica doorziet die in veel verhalen uit de Hebreeuwse Bijbel naar voren komt.”(236) Deze logica is kenmerkend voor het monotheïsme, of dat nu Christelijk of Islamitisch gekleurd is. Het Christendom is monotheïstisch. Dit monotheïsme is gewelddadig. Welnu, de Islam is ook monotheïstisch en dus ook gewelddadig. Dat is kort samengevat zijn redenering.

Ter onderbouwing van deze redenering had ik toch wel enig bewijs vanuit de Koran willen horen. Kan op basis van exegese van Soera’s een zelfde beeld van de monotheïstische God geconstrueerd worden als op basis van de exegese van het Oude Testament? Dat is de God die scherp gekant is tegen de vrijheid van godsdienst, die afvalligen zwaar straft en de uitvoerders van die straffen beloont. Dat wordt door hem met verve over de God van het Oude en Nieuwe Testament gezegd. Maar geldt dat dan zonder meer ook voor de God van de Koran? Het ene monotheïsme hoeft toch niet zonder meer gelijk te zijn aan het andere? Dat dient toch aangetoond te worden?

Ja, waarom kiest Cliteur zijn materiaal niet vooral uit een bestudering van de Koran, eventueel aangevuld vanuit de Bijbel? Ik vermoed dat dat samenhangt met wat hij op verschillende plaatsen in zijn boek noemt. Het meest expliciet bij zijn bespreking van Hume. Hij kon niet in alle vrijheid schrijven wat hij dacht. Dat kon niet omdat hij anders in de problemen gekomen zou zijn, met name met de kerk. Dat gold toen en dat geldt nog steeds. “In een groot deel van de wereld kunnen zelfs in de eenentwintigste eeuw schrijvers niet vrij uitspreken wat zij op hun hart hebben.”(196) Zou dat ook voor Cliteur gelden? Is dat de reden waarom hij via de band van het Christendom over de Islam schrijft? Ik heb daar begrip voor, maar het risico is dan wel dat juist daardoor eventuele verschillen tussen de monotheïsmen uit het zicht raken. Zijn die er dan? Ook in het betoog van Cliteur zijn daarvoor aanwijzingen. Het eerste heb ik al genoemd. Het islamitisch terrorisme is universeel gericht, heeft het omverwerpen van de westerse, moderne wereldorde als doel. Verder, zo citeert Cliteur Desai met instemming, “wordt het christelijke fundamentalisme door de meeste mensen krachtig afgewezen.”(115) Dat is juist. Onder die ‘meeste mensen’ bevindt zich ook de hoofdstroom van de Christenen. Zij wijzen het niet alleen op pragmatische, maar ook op theologische gronden af. “Met het islamitisch fundamentalisme ligt dat anders”(115), gaat Cliteur verder. De vraag is of het ook door de overgrote meerderheid van de islamitische gelovigen afgewezen wordt? Daar bestaat twijfel over. Deze verschillen komen door zijn gekozen methode niet aan de orde.

Is er sprake van een dilemma?

Kern van Cliteurs betoog is de stelling dat het monotheïsme een dilemma met zich meebrengt. Kort gezegd: kies je als gelovige voor de wet van God of voor de wet van de staat? Daarin heeft hij ontegenzeggelijk gelijk. Het spant er om of en hoe de gelovige gaat kiezen. Die openheid is er bij Cliteur niet. In feite bestaat er geen dilemma. Er kan geen andere keus zijn dan te kiezen voor de wet van God.

Dat geldt zeker voor de terrorist. Hij heft het dilemma op. Voor hem is er geen sprake van een dilemma. Dat toont Cliteur, kijkend vanuit het perspectief van de religieuze terrorist, onweerlegbaar aan. In de bijbelse verhalen vindt elke ketter wel zijn letter. Hij gaat evenwel een beslissende stap verder. In zijn eigen analyse van het monotheïsme toont hij aan dat er, conform de interne logica van dat monotheïsme, eigenlijk helemaal geen dilemma is. Monotheïsme betekent een keuze voor de heteronomie. De vraag is of Cliteur hier niet de positie van de religieuze terrorist verlaten heeft en ingeruild voor die van moderne, westerse, kritische intellectueel? Niet de religieuze terrorist moet bestreden worden, maar de monotheïstische religie als zodanig. Tegen het monotheïsme het polytheïsme en tegen de theocratie de onderwerping aan de neutrale, seculiere staat.

Deze perspectiefwisseling maakt het lezen en begrijpen van zijn betoog niet altijd even makkelijk. Belangrijker is dat dat daardoor mogelijke strategische bondgenoten door Cliteur niet gezien worden. Ik bedoel daar het volgende mee. Als er sprake is van een monotheïstisch dilemma – en ik geloof dat hij daarin gelijk heeft – is het beter dat dilemma te laten bestaan. De kans is immers aanwezig dat er binnen de monotheïstische traditie ook andere antwoorden mogelijk zijn dan de meest gangbare: de keuze voor de theocratie.

Hier wreekt zich zijn methode. Het is heel goed mogelijk dat er binnen de Islam geen sprake is van een dilemma. Of dat zo is, wordt in het betoog van Cliteur niet helder. Het lijkt de impliciete vooronderstelling te zijn, die aan de hand van het Christendom, uitgewerkt wordt. Als het zo is, maak dat dan met argumenten, ontleend aan de Islam duidelijk. Nu wordt het ingelezen in het Christendom. Dat wringt. De positie van de Islam wordt niet helder, maar ook aan die van het Christendom wordt geen recht gedaan. Het door Cliteur geschetste dilemma binnen die traditie bestaat. In de praktijk én in de theologische reflectie worden verschillende antwoorden gegeven. Zeker, het dilemma wordt theocratisch opgelost, maar ook anders. Daar zijn in principe de bondgenoten voor de strijd tegen het religieuze terrorisme te vinden. Bij Cliteur verdwijnen ze uit het gezichtsveld. Dat is strategisch gezien jammer.

Religie is geen geloof

Ik sta in de monotheïstische traditie. Cliteur heeft mij met zijn boek nog eens op de gevaren daarvan gewezen. Toch betekent dat voor mij geen vaarwel aan het geloof of een keuze voor het wel erg gereduceerd geloof van Thomas Paine. Cliteur prijst dat geloof en vat dat als volgt samen: “Ik geloof in één God en niet meer; en ik hoop op geluk na dit leven”. (129) Dat is mij te weinig. Daarom tot slot een korte, gelovige verantwoording.

Denkend over het geloof, weet ik dat wij als mensen vanuit onszelf alleen maar (religieuze) systemen kunnen bouwen met een eigen logica. Dat is het gelijk van Cliteur. Pogingen om die systemen door andere exegeses te vermenselijken zullen dan ook altijd falen. Cliteur heeft gelijk als hij het bestaan van deze systemen aanvalt. Wil de menselijkheid een kans krijgen, dan is afbraak het enige juiste woord. Die religiekritiek is altijd weer noodzakelijk en pijnlijk.

Die radicale religiekritiek hoor ik in de stem van Jezus Christus. Dat is de stem die radicaal nee zegt tegen onze ondernemingen. Niet omdat Hij onze onderdrukking wil, maar omdat Hij ons als vrije mensen aanziet en aanspreekt. Deze stem is de sleutel tot het Oude Testament. Dat is de stem die radicaal nee zegt tegen de Baäls, de mensenhaters, de systeemdwang enz.. Dat is de stem, die het niet verdraagt als mensen zich toch weer ondergeschikt maken. Met onderdrukkers sluit je geen compromissen. Dat is de intolerantie van de God van Abraham die geen andere goden naast zich duldt. Dit verschil wordt in de theologie uitgedrukt door het subtiele, door Cliteur niet opgemerkte, onderscheid tussen geloof en religie. Wie het opmerkt, hoort andere woorden in de bijbelse verhalen. Die hoort dan van een God die zich zelf vernedert en mensen verhoogt, in plaats van omgekeerd zoals Cliteur betoogt. Dan krijgt zelfs ook Pinehas enig eerherstel. Wie het hoort wordt alert op het voorkomen van religie bij zich zelf en bij anderen. Dat uit zich in een radicaal andere lezing van de bijbel.

Het is buitengewoon jammer dat deze noties in het betoog van Cliteur in het geheel niet voorkomen. Dan was de volgende rare opmerking niet gemaakt. “Wat we ook moeten hopen (sic!), is dat de monotheïstische tradities zich zullen ontwikkelen in een minder gewelddadige richting. Laten we hopen (sic!) dat de Bergrede het uitgangspunt wordt en niet het verhaal van Pinehas of het verhaal van Elia”. (272) Alsof dat gebeurd is! Hoe dat in de Islamitische traditie ligt, weet ik niet. Cliteur kan gelijk hebben als hij hoopt, ‘dat de meerderheid van de moslims een heel andere conceptie van hun geloof zullen accepteren, een conceptie die wél verenigbaar is met secularisme en democratie”. (303) Wat ik wel weet, is dat deze andere ‘conceptie’ binnen de meerderheid van Christenen levend is, onder andere dankzij nauwgezette exegeses. Dat zijn de bondgenoten in de strijd tegen de menselijke, onmenselijke logica van de religie. Ik hoop dat zij Cliteur als mede strijder herkennen en ik hoop dat Cliteur hen ook als zodanig herkent. Dat is nodig met het oog op de zaak waar het om gaat.

At Polhuis

Paul Cliteur, Het monotheïstisch dilemma, De Arbeiderspers 2010