Bij Nietzsche thuis

logoIdW

 

BIJ NIETZSCHE THUIS

I
In een stille wijk van Weimar, met de bekende Duitse villa’s met ruime bordessen en neo-classicistische zuilen en hier en daar wat Jugendstilelementen, staat het Nietzsche-Archiv. Anders dan de naam doet vermoeden gaat het hier niet om zijn archief, maar om het huis van zijn zus Elisabeth, waar hij de laatste drie jaar van zijn leven sleet, terwijl zijn zus zich over hem en zijn nalatenschap ontfermde. Waarschijnlijk is het beter om die volgorde om te draaien. Nadat het project van haar en haar man Förster om in Uruguay in de broeierige sfeer van Wagner een Duitse kolonie te stichten mislukt was, lijkt zij, weduwe inmiddels, in haar broer vooral een nieuw project te hebben gevonden, waar zij haar salon omheen organiseerde. Banden met Nietzsches trouwste vrienden (zoals Franz Overbeck) worden verbroken. Steeds sterker drukt zij, zonder enige filosofische kennis of wetenschapelijke attitude, haar stempel op de (gehaaste) uitgaven van zijn werken, waarbij ze er niet voor terugschrikt documenten te vervalsen (bekend is hoe zij alle joodvriendelijke opmerkingen retoucheerde). Verzamelt nieuwe vrienden om zich heen (waaronder Rudolf Steiner) en creëert in de loop der tijd een Nietzsche Gesellschaft met steeds meer tweede- en derderangsfiguren, die hem ten slotte eert als voorloper en filosoof van het nazisme. Pijnlijk is het als je voor de foto staat met een stokoude Elisabeth Förster-Nietzsche die Hitler in dit huis ontvangt. Nietzsche zelf is dan al meer dan dertig jaar dood, maar zijn sterfbed is nog lang te bezichtigen, omgeven door kransen en linten. Hitler zal er wel snel langs gelopen zijn.

Zo druk het is in het Goethehaus in Weimar, zo stil was het in dit huis, dat nu als museum, of eerder als ‘Gedenkstät-te’, is ingericht. Het heeft iets van een tempel die al jaren leegstaat, waarbij vooral de uniforme inrichting van de Belgi-sche kunstenaar/binnenhuisarchitect Bart van de Velde opvalt. De suppooste keek lichtelijk verbaasd en was bezig in een sudokuboekje. Ze stond mij toe overal foto’s te maken, zolang zij het maar niet zag. Ze had een invalbeurt, en werkte eigenlijk als suppoost in de ‘Römische Villa’ aan de Ilm. In alle rust kon ik de kamers doorlopen en een foto nemen van de dennenboom voor de Wintergarten, waar Nietzsche, zo stelde ik mij dat voor, vaak in zat. Ruim tien jaar heeft Nietzsche geleefd in zijn ‘Umnachtung’ vanaf januari 1889, totdat hij op 24 augustus 1900 op 56-jarige leef-tijd overleed. Ontluisterend is het beeldje van hem in de vensterbank, weggezakt in een schommelstoel, met lege ogen en een plaid over zich heen.

Ook Maxim Gorki heeft het Archiv trouwens bezocht. Er hangt een briefje van hem met de opdracht dat geen enkele moderne kunstenaar achter Nietzsche terug kan. De snor van Gorki doet ook altijd aan die van Nietzsche denken.

II
Het archief van Nietzsche valt net als dat van Goethe en Schiller onder de ‘Stiftung Weimarer Klassik’. Een vreemde combinatie, die in één oogopslag iets verraadt van de moeite van Duitsland met deze op drift geraakte zoon. Alsof eigenlijk alle grote denkers passen binnen de klassiek-humanistische traditie, of anders niet groot zijn. Tekenend hier-voor is dat in de DDR Nietzsches archief, anders dan dat van Goethe of Schiller, ontoegankelijk was voor elk onder-zoek. De banvloek van de ‘stalinistische cultuurpaus’ Georg Lucas over Nietzsche, die hem net als Elisabeth als weg-bereider van het nazisme zag, stond het niet toe. Maar ondertussen hadden wel twee Italiaanse communisten vrij toegang in Weimar, M. Montinari en C. Colli. Zij hebben met hun uitgave de standaard gezet voor het huidige weten-schappelijke Nietzsche-onderzoek.

Is Nietzsche rechts? Is Nietzsche links? Naast de omarming door rechts in de eerste helft van de vorige eeuw, werd hij omarmd door links, in Nederland bijvoorbeeld door de mannen van Forum; Ter Braak, Vestdijk en Marsman (waarbij het de vraag is of die laatste weer niet eerder rechts was). In de tweede helft gold hij met Marx en Freud als de grote hemelbestormer bij uitstek, waarbij zijn gezag na de crisis van Marx enkel toenam. Zo gek is dat eigenlijk niet: met Dostojevski heeft Nietzsche waarschijnlijk het zuiverst de dood van God doorleefd en doordacht. Rechts en links proberen beide een antwoord te vinden op deze dood. Wie eigenlijk niet? In die zin zijn we meer nietzscheaan dan we zouden willen, en we begrijpen zijn waanzin maar al te goed. Maar waar Dostojevski vreesde dat na de dood van God alles is geoorloofd, was bij Nietzsche op den duur niets meer geoorloofd. Er zat een logica in zijn denken, om elk contact met het bestaande te verbreken.

Wat is dat: een antwoord vinden op de dood van God? De beroemde breuk van Nietzsche met Wagner (die hij tegelijk bewonderen bleef), maakt veel duidelijk. Wagner greep terug op de goed geregisseerde germaanse of germaans-christelijke mythe. Maar Nietzsche kon met dit soort surrogaten niet leven. Hij haatte, goed protestants, elk leven ‘alsof’. Geen enkele zelf gecreëerde leugen kan het antwoord op het wegvallen van de waarheid zijn. Alleen wie als God zelf de dood van God op zijn geweten neemt, kan haar redden. ‘Dionysus gegen den Gekreuzigten’ was zijn laatste parool, voordat zijn denken voorgoed scheurde. Wat een eenzaam dodelijk priesterlijk project.

Vanaf Also sprach Zarathustra (1883) zag Nietzsche zichzelf als de heraut van een nieuwe religie, om steeds meer zelf haar lijdende knecht en koning te worden. Werner Ross merkt in zijn Der ängstliche Adler droogjes op dat er voor een biograaf vanaf dit jaar weinig interessants meer is te melden, omdat hij alleen nog maar als een bezetene schreef. Schreef en reisde, steeds op zoek naar dat droge heldere weer en een hotelkamer waar het warm was, wat hij nog het meest vond in de bergen. Of zou het op dit moment in Genua beter zijn? De koffers werden weer gepakt… Hij streed met zijn pen, gewonde én driftige taal die openbloeit (toch eerder schrijver dan filosoof?), op zoek naar die apokalyptische ‘Stunde Null’ waarin de leugens van deze wereld wijken voor die andere, waarin geen leugen meer bestaat. De filosoof met de hamer, de alvergruizer: schrijven om weg te krassen. De strijd werd rigoreus gevoerd, mannelijk, aristocratisch, zoals hij het noemde. Ondanks al zijn dionysische flirterijen was Nietzsche een asceet tot op zijn botten die niet wist wat genieten van het leven was. Ja, als zijn moeder vanuit Naumburg een potje pruimenjam opstuurde, dan werd hij even week. Maar geen vrouw die hem verwarmde, geen vriend die er nog tussenkwam. Alsof hij nóg meer dan zijn vader was opgesloten in de lutherse dogmatiek dat wij moeten doldraaien in de wet totdat wij dood zijn, en zie: wij leven. ‘Auferstehung gibt es nur am Grab.’

Echt senang voelde ik me niet in dat huis met al die voetstappen, maar met Nietzsche zelf had ik vooral te doen. Hij die surrrogaten haatte, werd zelf een schertsfiguur.

III
Bekend is de foto hoe Nietzsche staat aan de arm van zijn moeder, waarbij hij liefdevol wat op haar neerkijkt, een bolhoed in zijn andere hand. Hij woont dan alweer twee jaar bij haar. Franziska Nietzsche trok na het vroege overlijden van haar man, luthers predikant in Röcken (omgeving Leipzig), als jonge weduwe met haar twee kinderen Friedrich en Elisabeth bij haar moeder in Naumburg in. Friedrich keert dus, na zijn ineenstorting in Turijn (hij viel een paard snikkend om de hals; Overbeck heeft hem opgehaald) en een kort verblijf in een ziekenhuis in Jena, na ruim dertig jaar naar zijn ouderlijk huis terug om tot aan haar dood door haar te worden verpleegd. Zeven lange jaren die voor haar loodzwaar zijn geweest, terwijl dochter-lief het op dat moment laat afweten.

Haar onderhuurders vertrokken één voor één omdat zij het schreeuwen van deze nieuwe gast niet konden verdragen. Zij ging met haar zoon wandelen buiten, en sjorde hem voort toen hij ook daar te keer ging. Zij liet de veranda vergro-ten, zodat hij tenminste buiten kon zitten, toen het wandelen moest worden gestaakt. In een brief uit 1892 aan Over-beck, waarin ze van Nietzsche verslag doet, schrijft ze: ‘Überhaupt wenn ich ihm meine Hände auf die Stirne lege sieht er mich so dankbar an und sagt: “Du hast eine gute Hand”; ebenso liegt er oft neben mir auf der Sopha, wenn ich ihm am Tische vorlese, und er hält da meine rechte Hand stundenlang fast kramphaft auf der Brust, und man fühlt, was das ihm für eine Freude und Beruhigung ist. Auch sieht man das arme Kind mit so inniger Liebe doch an, da sagt er so und so oft den Tag “Meine Mutter, Du hast eine gute Sache in deinen Augen”….’ En dat voor een zoon, die ooit aan Overbeck had geschreven: ‘Ich mag meine Mutter nicht. Und die Stimme meiner Schwester zu hören macht mir Missvergnügen; ich bin immer krank gewesen, wenn ich mit ihnen zusammen war.’

Zij overleed in 1897. De cirkel was gesloten toen Nietzsche drie jaar later in zijn geboortedorp bij haar en zijn vader begraven werd. Veel later werd hier ook zijn zus bijgelegd. Op last van de nazi’s, zo vertelde me de kosteres, werden alle graven om het kerkje heen geruimd. Alleen die van de familie Nietzsche mochten blijven liggen. Het deed pijn om te zien hoe tussen moeder en zoon Elisabeth inlag. Maar wellicht was de liefde van moeder Nietzsche er groot ge-noeg voor.

Het museumpje was al dicht, maar ik mocht wel even de kerk zien. Vol beheerste trots haalde ze het doopbekken tevoorschijn waarin Nietzsche gedoopt was. En ze vertelde me dat er om de zoveel tijd intellectuelen uit Leipzig ko-men, om hun kind in deze schaal te laten dopen… Daar lag de alvergruizer van het christendom.

Wessel ten Boom