Karl Barth en Paulus VI

Karl Barth en Paulus VI

De dood van een paus en de keuze daarna is een periodiek terugkomend verschijnsel. Het gebeurt vaker dan de opvolging in een dynastie, minder vaak dan een nieuw kabinet. Ongeveer eens in de veertien jaar. Een goed ritme voor de geweldige continuïteit die het pausschap is.

Voor het jonge getrouwde vrouwtje in een forensendorp bij Nijmegen. “van huis uit katholiek”, is het de tweede maal. Ze weet nog van de vorige keer, toen ze een klein meisje was, en vertelt het aan haar buurvrouw: Alle kardinalen leveren briefjes in. Die worden één voor één verbrand. Is de rook zwart, dan wordt zo iemand niet gekozen, maar gebeurt het dat de rook van iemands briefje wit is, dan wordt die paus!”

Zo zie je in eigen omgeving middeleeuwse legenden ontstaan. Ook weet je met wat een minimum aan reflexie sommige mensen – vooral als zij er niets meer aan doen – hun religieuze opvoeding meedragen. De dood van een paus valt in de machinerie van de massamedia en ieder medium vangt zo’n gebeurtenis op volgens de eigen wetten. Ik vernam het feit die zondagavond bij vrienden, via Hilversum III, KRO’s Maartje van Wegen vermeldde eerbiedig dat paus Paulus CI was gestorven en er daarom tot twaalf uur lichte muziek gedraaid zou worden. Een formulering, voortkomend uit de omstandigheid dat het gewone programma niet, maar de zenderkleuring wèl doorging.

De life-uitzending van de begrafenis op de televisie was waardig en sober. Zij leek een aanwijzing voor het vermoeden dat als Rome zijn praal afdempt, zijn geloofwaardigheid toeneemt. Wel onderga ik het als een verkwikking wanneer tussen zo’n geheel van gebouwen, gewaden en gezichten – dus van mensenhistorie en mensenleven – even een glimp van de vrije natuur wordt gezien. Eenmaal richtte de camera zich boven zuilen en menigte naar de pijnbomen op een nabije heuvel. Een andere keer vloog – en wel precies bij het woord vrede – een duif door het beeld. En tegen het eind zag je hoe de avondwind een blad van het evangelieboek op de doodkist omsloeg. Soms lijkt de natuur niet alleen te vertegenwoordigen wat lager is dan de mens, maar ook contact te geven met wat groter en ruimer is.

Ik ben een fan van Paulus VI. Zo merkte ik dat in een lange documentaire over hem maar één zin mij trof, en die was van paus Johannes. Kijkend naar de Romeinse sterrenwacht had deze gezegd: “Daar zitten de jezuïeten. Die kennen de tekens van de hemel. Ik niet. Ik ga mijn weg in het donker. Stap voor stap, niet als Abraham.” Een voorbeeld van hoe pausschap, als het zichzelf niet op de spits drijft, aan geloofwaardigheid wint.

Bij de dood van Paulus VI besef je wel: tussen de figuren van de wereld staat hij niet als een cynisch mens. Hij had het ontroerende dat humorloze mensen soms bezitten. Het was alles bloedig ernstig. De in 1968 gestorven calvinistische (en heel zijn leven socialistisch gezinde) theoloog Karl Barth mocht hem graag. Dat vernam ik twee jaar geleden van een confrater van mij, Erwin Huger, aan wie ik geschreven had dat er een raar gerucht de ronde deed dat Karl Barth op zijn sterfbed de rozenkrans gebeden zou hebben. Ik kreeg van de inmiddels ook overleden, Huger dit schrijven:

“Prof. Karl Barth leerde ik kennen zomer 1968 in het Kantonsziekenhuis te Bazel, waar ik pastoor ben. Toen ik hoorde dat hij opgenomen was, legde ik een bezoek af, allereerst als beleefdheidsbezoek bedoeld…. Op het ene gesprek volgde er vele.

Het was niet de absoluut vriendelijke en eerbiedige manier waarop Karl Barth over onze kerk sprak, die zo’n indruk op mij maakte, maar veeleer zijn hoogschatting voor katholieke principen. Nauwelijks een bezoek waarin hij geen waarschuwing uitsprak voor fouten die de reformatoren maakten, bijvoorbeeld het opgeven van het Petrusambt. Onvergetelijk voor mij blijft hoe hij (later thuis in Bazel) een fraai bewerkte leren map te voorschijn haalde en mij handgeschreven brieven van Paulus VI en de toenmalige staatssecretaris toonde… altijd weer sprak hij over zijn bezoek aan de paus, met een dankbare herinnering. Eén keer zei hij dat hij enkele dagen tevoren een katholieke professor in de theologie in een brief ernstig verweten had dat deze zonder respect over de heilige vader sprak. Het concilie was voor hem een van de “echt grote daden van God die hij in zijn leven mocht meemaken.” Ik zei een keer lachend: „U bent meer met de katholieke kerk bezig den wijzelf.” „Jullie weten niet wat je hebt,” zei hij meermalen.

Huger eindigt zijn brief met te zeggen dat Karl Barth wel een rozenkrans op zijn kamer had hangen (van een kloosterzuster die ooit ’s nachts in een ziekenhuis bij hem had gewaakt en gebeden had), maar dat hij nooit zei dat hij daar zelf aan bad. Opnieuw een voorbeeld hoe gemakkelijk legenden ontstaan. Maar dat is niet de reden waarom ik deze brief meedeel. Dat gebeurt eerder om recht te doen aan de vele onder en boventonen die de dood van een paus meebrengt.

Karl Barths opinie maakt mij nog geen bewonderaar van Paulus VI. Voor mij heeft hij met de brief over de geboorteregeling een soort nieuwe Gelileï-kwestie gesteld. Ook heeft hij het pausschap overtrokken. Meer dan ooit besef ik hoe het pausschap niet de enige factor, maar één van de factoren in mijn geloof is.

En ik antwoord aan de mensen die mij soms vragen wat ik over de komende paus denk, dat ik er niet veel over denk, maar het belangrijker vind hoe het stukje kerk dat zij zijn en dat ik ben, verder gaat. „Stap voor stap in het donker, net als Abraham.” 

Guus van Hemert

Trouw, 25 augustus 1978