Juliana van Norwich en haar tijd (I)

logo-idW-oud

 

JULIANA VAN NORWICH EN HAAR TIJD (I)

Juliana (of Julian) van Norwich (ca 1342-ca 1416) ontleende haar naam aan de stad waar zij als kluizenares leefde in de St Juliankerk. Ook de naam Juliana is niet haar echte naam. De kerk heette niet naar haar maar zij heette naar de kerk. De precieze data van haar geboorte en overlijden zijn onbekend. Het weinige dat over haar bekend is weten we door enkele opmerkingen over haar leven in het boek dat haar beroemd heeft gemaakt, vooral in de Angelsaksische wereld. Haar boek wordt beschouwd als het eerste door een vrouw in het Middelengels geschreven werk. In de literatuur wordt zij afwisselend Lady Julian, Dame Julian en Mother Julian genoemd.

Getuigenissen

Jaren geleden was ik in Londen toen koningin-moeder Elizabeth jarig was, een kroonjaar, één van de vele die zij heeft meegemaakt. ’s Morgens kwam ik terecht in een menigte die haar toejuichte en ’s middags bevond ik mij in de St Paul’s om mijn opwachting te maken bij het beeld van John Donne. Er was een dankdienst geweest voor de jarige koningin-moeder en voor die gelegenheid waren er wimpels opgehangen met citaten uit het werk van Juliana van Norwich. Elizabeth zal wel de wens voor de wimpels te kennen hebben gegeven en zij zal wel de citaten hebben uit-gekozen.. Zo getuigde zij van de plaats van Juliana en haar werk in haar leven. Een van de citaten was de befaamde uitspraak ‘All is well, and all shall be well’. Het citaat gaat verder: ‘and all manner of thing shall be well’. Aan dit citaat ontleende dr. Gerda Valkenborgh de titel voor haar vertaling van Juliana’s Sixteen showings of Divine Love. Die titel luidt: Alles komt goed… en de ondertitel is Julian van Norwicht-Visioenen (Kampen 1994). Het woord ‘showings’ be-tekent: dat wat getoond wordt en voor dit woord, aldus Valkenborgh, is geen equivalent. Het woord kont vele malen in de tekst van Juliana’s geschrift voor en dan kan er niet telkens worden omschreven; daarom kiest ze toch voor het woord ‘visioenen’. Zoals velen voor haar prijst ook Valkenborgh de stijl van Juliana, de helderheid en diepte van be-grip, de schoonheid en ernst van uitdrukking en de precisie en nauwkeurigheid van de theologische presentatie. Zij is dermatologe en zij kan in het werk van Juliana geen spoor vinden van enige hysterische of neurotische uiting. Julia-na’s boek is een tedere meditatie van Gods eeuwige en allen omvattende liefde, voor ons tot uitdrukking gebracht in het lijden van Christus.

Toen Juliana dertig jaar was, werd zij ernstig ziek. Zij dacht dat ze zou sterven en juist toen kreeg zij 15 showings van Christus. Dat was op 8 mei 1373. De dag van haar geboorte en de dag van haar dood zijn onbekend, maar niet deze dag van de ontmoeting met de Heer Jezus. De zestiende showing was een dag later. Wat zij had ervaren, schreef zij op, maar pas twintig jaar later schreef zij uitvoerig over wat haar was geopenbaard. Telkens weer zijn lezers getroffen door de frisheid van haar werk, de eenvoud, de ernst en de kracht van haar woorden en werd de schrijfster beschre-ven als iemand, begiftigd met gezond verstand en bewust geloof.

Margery Kempe (ca 1373-ca 1440) was een jongere tijdgenote van Juliana. Ook zij was een mystica, maar zeker geen kluizenares. Zij was moeder van veertien kinderen en niet onbemiddeld. In 1835 werd haar The Book of Margery Kempe ontdekt. Door sommigen wordt het beschouwd als de eerste autobiografie in het Engels van een vrouw. Zij beschreef haar pelgrimages naar Rome, Jeruzalem en Santiago de Compostella, maar waar het in haar boek om draait zijn toch vooral de mystieke gesprekken die zij gedurende meer dan veertig jaar voerde met Christus. Zij heeft Juliana ontmoet en zij beschreef haar ‘as an expert in giving good counsel’. Zij vertelde ook dat Juliana bekend stond als een raadgeefster voor velen en dat haar adviezen een combinatie waren van geestelijk inzicht en gezond verstand.

Uit latere tijd zijn er getuigenissen van T.S. Eliot, Dean Inge, C.S. Lewis in zijn Allegory of Love, W.H. Auden. Evelyn Underhill (1875-1941), een bekend schrijfster van mystieke geschriften, noemde Juliana ‘the most attractive, if not the greatest of the English mystics’. Underhill heeft veel geschreven, een van haar belangrijkste boeken is Mystics (1911). Zij bezocht armen en kwam dan niet met lege handen. Ook belegde zij retraites, en zo heeft zij veel voor velen betekend. Zij was bevriend met Charles Williams die met C.S. Lewis en J.R. Tolkien behoorde tot de Inklings, schrijvers die elke week bij elkaar kwamen en elkaar voorlazen uit hun werk. Williams schreef over Juliana en in zijn Christian Year met teksten voor het kerkelijk jaar uit de geschriften van bekende figuren uit de kerkgeschiedenis. Voor menige zondag en voor andere dagen heeft hij gekozen uit het werk van Juliana.

In de stad Norwich, tijdens het leven van Juliana, de tweede stad van het rijk, kunnen we tastbare getuigenissen vin-den. Bij het portaal van de kathedraal staat een beeld van haar. De St Juliankerk, waar zij als kluizenares verbleef en die St Julian, een heilige en bisschop van Le Mans tot patroon had, is tijdens de oorlog door de Duitsers verwoest. Na de oorlog moest die kerk herbouwd worden, hoewel Norwich nog voldoende kerken over had. Het was immers de kerk waar Juliana kluizenares was geweest. Tijdens de hoogtijdagen van de stad waren er 56 kerken. Voor iedere zondag een kerk, zeiden de mensen en dan houden we er nog een paar over. Anderen, minder ernstige mensen, zeiden: we hebben hier zoveel kroegen dat er voor iedere dag een kroeg is. In de herbouwde St Juliankerk in de Kingstreet zijn er schilderingen van Juliana en haar leven aangebracht.

De veertiende eeuw

Juliana van Norwich leefde in de veertiende eeuw. De vertalers van het boek van Barbara Tuchman over deze eeuw, A Distant Mirror, kozen voor de Nederlandse titel De waanzinnige veertiende eeuw. Je kunt zeggen dat wel meer eeuwen voor deze kwalificatie in aanmerking komen, bijvoorbeeld de 20ste eeuw, en de 21ste kan misschien later blijken de eeuw van de godsdienstwaanzin te zijn geweest. Tuchman haalt met instemming een historicus aan die wees op de ‘parallelle verschijnselen’ in de veertiende eeuw en latere eeuwen. Men ontdekt dezelfde klachten: economische chaos, sociale onrust, hoge prijzen, woekerwinsten, verdorven moraal, gebrek aan productie, industriële indolentie, bezeten vrolijkheid, ongeremde uitgaven, luxe, losbandigheid, sociale en religieuze hysterie, hebzucht, inhaligheid, wanbestuur, verval van goede manieren. Het klinkt ons allemaal bekend in de oren.

Juliana groeide op toen de Zwarte Dood woedde, een epidemie die tussen 1347 en 1351 in Europa, maar ook elders in de wereld, vele slachtoffers maakte, soms tientallen procenten van de bevolking. Tussen de 75 en 100 miljoen mensen lieten het leven. Gevolg was een ontwrichting van het maatschappelijk leven. Bovendien waren er ziekten van het vee. Mislukte oogsten en hongersnood.

Oorlog is ook als een epidemie. In de veertiende eeuw was er de honderdjarige oorlog (1337-1453), Niet dat honderd jaar achter elkaar Engelsen en Fransen aan het vechten waren, maar telkens nam men wel de wapens op en sloeg men er op los. Als de vijandelijkheden eindelijk wat schenen te luwen was er wel een bisschop, bijvoorbeeld Dispen-ser, die de mannen van Norfolk aanspoorde de wapens op te nemen om Paus Urbanus VI in Rome van zijn lastige rivaal te Avignon, Paus Clemens VII, te bevrijden. Hoewel velen in die tijd aan de woorden van de kerk geen gehoor gaven en haar gezag door alles wat er was gebeurd en nog gebeurde gering was, waren er toch mensen die luisterden naar een wrede bisschop en de waanzin van de oorlog in stand hielden.

Naast de zwarte dood en de langdurige oorlog waren er in de veertiende eeuw opstanden van boeren en ambachts-lieden. Men was de onderdrukking en de uitbuiting zat en men wilde dat er geen lijfeigenen meer zouden zijn.

Een dieptepunt was het jaar 1381. Met grote wreedheid werd er aan de kant van de boeren en aan de kant van de edelen en de koning gestreden. De koning, een jongen van veertien jaar, brak zijn woord toen een vergelijk mogelijk leek. Overal werden brandstapels opgericht. Een halve mijl van de verblijfplaats van Juliana werden Lollarden naar de brandstapel gebracht.

Over de bloedige gebeurtenissen in het jaar 1381 verscheen begin maart van dit jaar een boek van Dan Jones, Summer of Blood-The Peasant’s Revolt (Harper Press). Hoofdpersonen zijn Wat Tyler, een bekend leider van de boeren en de charismatische prediker John Bull. Zij sloegen de handen in elkaar en daagden ‘a tax-happy govern-ment’ uit. De titel is een korte samenvatting van het boek: het is zomer en er stroomt veel bloed.

Liefde

Er zijn tijden dat een mens denkt: wat is het donker, ik zie geen sprankje licht, waar is de menselijkheid gebleven, het fatsoen, de beschaving en de cultuur? Maar in het rumoer van de veertiende eeuw klinkt de stem van Juliana van Norwich. De stem van de liefde en de redelijkheid. Het was niet de enige stem. Het valt op dat naast Juliana en Mar-gery Kempe een opmerkelijke groep van mystieke schrijvers van zich liet horen: Richard Rolle,Walter Hilton en de anonieme schrijver van The Cloud of Unknowing. En in de veertiende eeuw waren er in Engeland vele dichters, schrijvers en andere kunstenaars. Een van de belangrijkste was Geoffrey Chaucer (ca 1343-25 okt. 1400). Hij staat bekend als ‘de vader van de Engelse literatuur’, maar ook als de ‘dichter van de liefde’. In zijn Canterbury Tales, een wonder van vertelkunst, komen mensen van vlees en bloed aan het woord uit het Engeland van die tijd, maar nu zonder de wreedheid en zonder het geweld. Hij biedt een boeiend zicht op de menselijke zwakheden en dwaasheden, maar hij heeft ook oog voor de edelmoedigheid die bij mensen wordt gevonden. Dante schreef over de goddelijke comedie, maar Chaucer kwam met een ‘broad human comedy’. Hij ligt begraven in de Westminster Abbey en zijn graf was het begin van ‘Poets’ Corner’.

De laatste uit de veertiende eeuw die ik wil noemen is John Wycliff, ‘de morgenster van de Reformatie’. Samen met anderen vertaalde hij als eerste de Bijbel in het Engels en deze vertaling zou later bij andere vertalingen steeds wor-den geraadpleegd. Hij was een dapper en scherpzinnig man. Bij hem vinden we veel wat later, in de zestiende eeuw, zal terugkomen.

Juliana van Norwich liet een oproep uitgaan in de rauwe werkelijkheid van de veertiende eeuw in het Engeland van haar tijd, waar haat en geweld het voor het zeggen schenen te hebben: ‘Leert uit de liefde van God in Christus Jezus. Leert zelf lief te hebben, want alleen de liefde telt en geeft de doorslag. Vliedt daarom de zonde’. Dat is een oproep die ook in onze tijd vernomen moet worden.

M.G.L. den Boer