Kerstzangdient met Maria en Zacharias (Luc. 1 en 2)

logo-idW-oud

 

Kerstzangdient met Maria en Zacharias

(van Lukas 1 naar Lukas 2)

Om Kerst te vieren is veel geloof nodig. Niet alleen omdat je door een alsmaar aangroeiende korst van folklore en consumptie heen moet. Dat lijkt de sleur van de jaarlijkse terugkeer nog te versterken. ‘Daar gaan we weer.’ Een massa bijzaken ontnemen gemakkelijk het zicht op het wezenlijke – maar als je daar al toe geraakt, als je weet te ontkerstenen, vergaat je alsnog het zien. Je staat in de nacht en hoort een lied van vrede op aarde terwijl het geen vrede is. Op heel de wijde wereld niet. Het wordt beloofd en bezongen, maar je moet je wel ernstig concentreren op het kind, liefst in de kribbe om alle onvrede, onbehagen en onherbergzaamheid, om het massieve onheil niet te zien. Om geloof te hechten aan die boodschap van vrede. Daarvoor is veel geloof nodig. Een geloof als van Abraham. Eenvoudig een woord te horen en te gaan. Maar waar brengt dat je? Wie weet waar ze hem neergelegd hebben? Waar is hij nu te vinden?

Voor Kerst is veel geloof nodig. Je staat stil bij de nacht en de onzichtbaarheid. (Misschien kan men Kerst daarom ook bij uitstek het feest van het geloof noemen; dan hoort bij de vroegste ochtend van Pasen de hoop dat ook wij uit de dood zullen opstaan en bij Pinksteren de latere ochtend, wanneer we in de Geest toekomen aan een leven in liefde).

Je staat in de nacht. Onder de sterrenhemel. Hoe zal je je in die eindeloosheid niet verliezen? Hoe zal je er je lot, bepaald en vergeefs niet uit afleiden? Waar blijf je, bij die onafzienbare, mechanische omwentelingen van hemellichamen, bij de telkens terugkerende zonnewende, waarna de dagen weer gaan lengen, bij de altijddurende kalender? Het staat en gaat, ongenaakbaar en noodzakelijk. Zo ook de politieke en maatschappelijke constellatie. Een perpetuum mobile. Eeuwige wederkeer.

Het geloof weet dat de maan en de sterren juist die eindeloosheid ordenen tot de menselijke maat van dagen en weken. Het ziet de tekenen van Gods heerschappij, van zijn genadige bestel. De maan en de sterren getuigen ook in het duister van het licht waarbij een mens leven kan. En ze gaan als een lichtkrant spreken van nog iets heel anders. Van nageslacht, geschiedenis, generatie op generatie. Abraham leert de taal van de belofte. ‘Zo zal uw nageslacht zijn.’ Hij gelooft.

Onder die ontelbare sterren een afgezonderde, de redder, die vrede brengt op aarde.
‘Vrede op aarde in mensen van zijn welbehagen.’

Die engelenzang staat niet op zich en het is zelfs niet het hoogtepunt van Lukas’ zo muzikale beginhoofdstukken. Het is nauwelijks meer dan een vrij summiere maar kernachtige hemelse responsie in de liturgie van mensen van zijn welbehagen, een ‘amen’ op het zingen en profeteren van hen die geloven als Abraham: aarzelend als de vergeetachtige Zacharias of jong en bereid als Maria.

Maria weet in welke lijn ze staat (al is haar positie als jonge maagd een novum; de voorzienigheid kon blijkbaar met het wonderbaarlijke niet meer wachten tot ouderdom en onvruchtbaarheid). Zacharias brengt het zich ook weer te binnen. De verschillende generaties zingen eenstemmig van wat geschiedt: Gods trouw aan zijn verbond, van geslacht tot geslacht. Om wat van oudsher door de profeten is voorzegd, zullen alle geslachten Maria zalig prijzen (doen wij dat eigenlijk?): God ziet om naar Israël en bevrijdt het.

Maria en Zacharias zingen: revolutie en bevrijding. Een inbreuk en een totale omwenteling. Ze hebben geen andere taal om te getuigen dan die van het Oude Testament, ze weten niet beter. Dat is geen gangbare ‘kersttaal’: geen stille nacht. Geen kerstsfeer. Geen kerstbestand. Vrede?

Het psalmzingen en profeteren is niet zalvend, maar eerder hard en aangrijpend. Het werpt een onsfeervol fel licht op armoede en rijkdom, op vijandschap jegens Israël, op het gedraai en gekonkel van machthebbers.

Als die vrede zozeer op aarde komt, dat het gaat over arm, rijk, vijandschap, macht, als het ook gaat over onze portemonnee, onze gratificaties en onze koelkasten, onze wereldleiders en hun beleid – waar brengt ons deze Kerst in ’s hemelsnaam? Waar brengt ons dit Christuskind?

Er is – om te beginnen – veel geloof nodig.

Coen Constandse