Tussen al het andere in – Een man met macht

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Een man met macht

Vorig jaar september verscheen van Robert Harris Imperium met als hoofdpersoon Marcus Tullius Cicero (106-43 v.Chr.) en zijn tijd. Het leven van Cicero viel samen met de val van de Romeinse republiek en de gebeurtenissen die daaraan vooraf gingen.

Harris’ debuutroman, Fatherland, speelde in Duitsland, zijn tweede, Enigma, in Engeland, zijn derde, Archangel, in Rusland. Met zijn vierde roman, Pompeii, ging Harris ver terug in de tijd: naar het Romeinse rijk en de uitbarsting van de Vesuvius in het jaar 79 na Chr. Met zijn laatste roman blijft hij in het Romeinse rijk, nog verder terug in de tijd, 79 v. Chr., en daar zal hij voorlopig wel blijven, want deze roman is de eerste van een trilogie.

Voor zijn roman heeft Harris veel onderzoek verricht. In een ‘Author’s Note’ zegt hij dat het meeste van de vertelde gebeurtenissen echt is gebeurd en dat de rest zo kon gebeurd zijn. Hij maakt er geen geheim van dat hij niet alle redevoeringen en brieven van Cicero in het Latijn heeft gelezen, maar dat hij de 29 delen van diens werk in Loeb Classical Library heeft geraadpleegd.

De verteller in de roman is Tiro, slaaf en privé-secretaris van Cicero. Tiro, die bijna 100 jaar is geworden, heeft inderdaad het leven van Cicero beschreven. Zijn biografie is echter verloren gegaan in de verwarring tijdens de ineenstorting van het Romeinse rijk. Maar een schrijver als scheppend kunstenaar kan een verloren gegane biografie weer tot leven wekken.

Tiro, die een soort stenoschrift had bedacht, beschrijft Cicero als een man met macht. Aan het begin van de roman lezen we: ‘And it is of power and the man that I shall sing’. Met macht bedoelde hij ‘officiële, politieke macht’, die in het Latijn als imperium wordt aangeduid, de macht over leven en dood waarmee de staat een individu begiftigt. Vele mannen hebben deze macht gezocht, maar volgens Tiro was Cicero uniek in de geschiedenis van de republiek omdat hij de macht verkreeg door zijn talent en niet omdat hij beschikte over allerlei hulpbronnen. Hij bezat geen groot fortuin zoals Crassus, hij was geen lid van een invloedrijke familie, behoorde niet tot de patriciërs, had niet de beschikking over een groot leger zoals Pompeius en Julius Caesar. Hij moest het hebben van zijn talent als redenaar, advocaat, filosoof en politicus.

In het eerste deel van de roman wordt Cicero vooral getekend als advocaat en redenaar. Beschreven wordt hoe hij Gaius Verres, de gouverneur van Sicilië, ontmaskert als een misdadiger. Een Siciliaan kwam Cicero’s hulp inroepen. Door Verres was hij beroofd en werd zijn leven bedreigd. De man werd geholpen en mede daardoor kon Cicero zijn macht vergroten. Cicero en zijn helpers komen veel corruptie, willekeur, misbruik van macht en geweldsuitbarstingen op het spoor. Verres blijkt een massamoordnaar te zijn die onschuldigen laat martelen en doden, zelfs iemand die onder de martelingen tot het laatst blijft roepen dat hij een Romeins burger is. Verres slaat er geen acht op en laat zonder nader gerechtelijk onderzoek de man doodgaan. En dat is een doodzonde voor een bestuurder.

In Handelingen 22, 24vv wordt verteld dat men de apostel Paulus wil geselen. Als men hem al in de houding heeft gestrekt, zegt Paulus: ‘Moogt gij een Romein, en dat zonder dat hij een vonnis heeft, geselen?’ Als de overste zegt dat hij het burgerrecht voor een grote som heeft verkregen, kan Paulus antwoorden: ‘Doch ik bezit het door geboorte’. Paulus vindt wel gehoor en hij wordt niet gegeseld.

Macht kan men ook verkrijgen door overwinningen te behalen. In die tijd werd het rijk belaagd door piraten. De bedreiging wordt groter en gevaarlijker voorgesteld dan zij is en een wel heel grote vloot wordt uitgezonden. Binnen wel erg korte tijd worden de piraten verslagen. Terentia, de vrouw van Cicero, vindt het verdacht dat een zo groot gevaar in zo korte tijd wordt bezworen. Men heeft daarin verwijzingen gezien naar de oorlog in Irak.

Het tweede deel van de roman gaat over de weg van Cicero naar het consulschap. Hij moest om consul te worden vele hindernissen overwinnen. Er waren vele vijanden, de grootste was Crassus, maar ook Julius Caesar behoorde tot zijn tegenstanders. Ondanks de macht van zijn tegenstanders en hun omkooppraktijken wordt Cicero tot consul gekozen. Tegen Tiro zegt hij dat je altijd een dwaas kan herkennen, want hij is degene die je zal vertellen dat hij weet wie de verkiezing zal winnen. ‘But an election is a living thing…’

‘Aldus’ – zo lezen we aan het einde van de roman – ‘bereikte Marcus Tullius Cicero op de leeftijd van 42 jaar, de jongste leeftijd die was toegestaan, “the supreme imperium” van het Romeinse consulschap’. En hij bereikte het als een ‘homo novus’, een ‘nieuwe man’. Een homo novus was een consul zonder voorvaderen met de positie van consul.

Cicero vraagt ook aan Tiro hoe het nageslacht hen zal beoordelen, want dat is voor een staatsman een allesbeheersende vraag. Hij voegt er aan toe: ‘Maar voordat het ons kan beoordelen, moet het zich eerst herinneren wie we zijn’.

Aan het einde van de roman was hij de jonge consul. Het leven ging verder. We weten dat Cicero getuige was van de moord op Julius Caesar en dat hij zelf eveneens op gewelddadige wijze om het leven is gekomen. Misschien wordt dat verteld in de volgende romans van de trilogie. Volgens de meeste historici was Cicero wel getuige van de moord op Julius Caesar, maar was hij niet betrokken bij het complot.

Cicero leefde voordat Jezus was geboren. De apostelen Petrus en Paulus waren Rome nog niet binnengegaan. Dat zou nog jaren duren. Er was nog geen christelijke gemeente met leden als het echtpaar Prisca en Aquila. Cicero heeft vele tempels gezien voor vele goden en godinnen. En er was een feest dat als twee druppels water leek op ons kerstfeest zonder Christus: de Saturnalia, het populairste feest, dat in de tijd van Cicero werd gevierd van 17-23 december, gevierd met veel licht, veel eten en veel drank. De tempel van Saturnus was de oudste in Rome.

Michael Bource