Tussen al het andere in – Een brief van John Donne die 114.000 pond opbracht

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Een brief van John Donne die 114.000 pond opbracht

Albin Schram bracht gedurende de helft van zijn leven een verzameling zeldzame en waardevolle manuscripten bij elkaar. Hij was in Praag geboren (1928) en stierf twee jaar geleden in Zwitserland. Hij vocht in de Wehrmacht, ontsnapte uit Russische krijgsgevangenschap en werd bankier. Zijn familie ontdekte de verzameling pas na zijn dood. Onder de manuscripten was een brief van Napoleon Bonaparte aan Josephine. De grammatica is dubieus, maar de hartstocht onmiskenbaar echt. Aan het slot van de brief schreef Napoleon:’Drie kussen, een op je hart, een op je mond en een op je ogen’. De brief vol doorhalingen en spellingfouten bracht bij de veiling van Christie’s 276.000 pond op. Op radio en tv kreeg de brief een plaats. Ik las erover in The Guardian van 4 juli jl. Het was daar een uitvoerig bericht met als kop: The power and the passion: letters from great names sell for millions. Onder de brieven van ‘grote namen’ was er een van John Donne (1572-1631) aan Lady Kingsmill. De brief wordt een van de zeldzaamste documenten genoemd en de schrijver ‘dichter en priester en auteur van “some of the most erotic and intensely religious poems in English”’. Donne troostte in de brief zijn vriendin Lady Kingsmill bij de dood van haar echtgenoot: ‘Upon you, who are a member of the spouse of Christ, the churche, there can fall no wydowhead’. De brief van Donne bracht niet zoveel op als die van Napoleon en hij haalde ook niet het nieuws. De brief, voor het eerst opgedoken op een veiling in 40 jaar, bracht toch het aanzienlijke bedrag van 114.000 pond op.

Lady Kingsmill, zo las ik in R.C. Balds biografie van Donne, was voor haar huwelijk Bridget White. Donne leerde haar waarschijnlijk kennen bij de familie Herbert, Lady Herbert, Lord Herbert of Cherbury en de dichter George Herbert. Vier brieven aan haar zijn bewaard gebleven, maar uit de brieven blijkt dat hij er meer aan haar heeft geschreven. De eerste bewaarde brief is van november 1610. In de lente van dat jaar vertoefde Bridget in Londen, in hartje zomer ging zij terug naar haar familie en aan het einde van het jaar trouwde zij met Sir Henry Kingsmill. De brief van 1610 aan ‘Madame’ is de charmantste van de vier die bewaard zijn gebleven en vol aardige vleierij. Haar vertrek uit Londen heeft de stad tot een dood karkas gemaakt. Als zij een wonder wil bewerken, dan moet zij terugkeren om zo de plaats uit de dood te doen opstaan en de doden daarin, van wie Donne er één is. De hoop dat hij een plaats heeft in haar gunst houdt hem in leven. Hij schrijft ook dat zij hem in haar brief heeft verteld dat zij zes brieven van hem heeft ontvangen. Hij vindt dat een ‘bulk’ en schrijft dat de brieven het eerste deel van een boek zijn, en belooft het tweede deel van zes brieven.

De laatste bewaarde brief is de troostbrief uit 1624 bij de dood van haar echtgenoot. De inhoud van de brief was dus bekend. R.C. Bald citeerde uit Letters to Severall Persons of Honour uit 1651. De gedichten en brieven van Donne werden door velen gekopieerd. De brief die zoveel opbracht zal de oorspronkelijke brief zijn, in het handschrift van Donne, geschreven in de Deanery, want in 1624 was hij deken van St. Paul’s. En dan is de brief inderdaad een van de ‘rarest documents’.

Michael Bource