Zwarte pieten

logoIdW

Het is jammer dat een deel van de zwarte Nederlanders niet over het Sinterklaasfeest en dan met name zwarte Piet heen kan stappen. Hoeveel regenboogpieten er ook zullen komen, de lol is er natuurlijk vanaf. Door een behoorlijk deel van de bevolking is het Sinterklaasfeest inmiddels geïnternaliseerd als racistisch, en een racistisch feest wil niemand vieren, op enkele witte harken na. Misschien is het te veel gevraagd, maar wat een kracht zou er niet uit spreken als juist zwarten zouden kunnen zeggen: dit feest bedreigt ons niet, maar is een spel dat toont hoe sterk wij zijn.

Blank en wit

Ik denk dat het goed is om ervan uit te gaan dat elk mens racistisch is, dat wil zeggen dat hij een zekere afkeer of verlegenheid voelt bij een voor hem vreemde huidskleur. Hoe gemakkelijker we dat erkennen, hoe gemakkelijker we juist die ander gelijk kunnen geven in zijn gedrag en hem daarmee recht doen. De een ziet wit, de ander zwart, een derde rood, en daarom zien zij ook wat verschillends. Ervan uitgaan dat we hetzelfde zien of zouden moeten zien, klinkt logisch vanuit een abstract gelijkheidsideaal, maar kan alleen juist op grond van de regelrechte ontkenning van zoiets primairs als een huidskleur. Een zwarte zal nooit een witte zijn en een witte nooit een zwarte, en zij zullen pas ‘mensen’ zijn wanneer zij elkaar in hun kleur aanvaarden. Ik moet daarbij meteen zeggen dat ik mijzelf in de kleur ‘wit’ totaal geframed voel, omdat ik blank ben en niet wit. Alsof we in de verfwinkel staan. Ik ben blank, met veel connotaties die daarbij horen, waar ik me historisch niet aan kan en wil onttrekken. Dat ik mezelf van deze connotaties zou kunnen bevrijden door mijn blankheid af te leggen en me voortaan wit te verklaren als een soort nieuwe, niet meer racistische identiteit geloof ik niet. Waarbij het ook maar de vraag is of dit wit het ooit redt, als het zo zuiver als oppositie tot zwart wordt gedefinieerd. Ik denk dat afscheid van het racisme nu juist daar begint waar we elkaar in ons blank-zijn en (ik zeg nu toch maar:) neger-zijn aanvaarden als dragers van heel verschillende betekenissen, waarbij we elkaar zelfs nodig hebben om deze betekenissen op te heffen tot nieuwe betekenissen, door er een nieuwe ‘kleur’ aan te geven, zonder te suggereren dat we ooit zomaar ‘mens’ kunnen zijn. Niet de feitelijke opheffing van de kleur moet dan ook het doel en de slogan zijn (‘het maakt mij niet uit welke kleur iemand heeft’). maar de aanvaarding van de kleur van de ander (‘ik verkeer liever niet alleen tussen blanken’). Het mag duidelijk zijn dat mij voor de inrichting van een maatschappij niet voor ogen staat dat we allemaal ‘natuurlijk’ moeten mogen zijn, maar dat we juist niet ‘natuurlijk’ moeten zijn maar de ander en onszelf in de vreemdheid moeten aanvaarden. We zullen ‘menselijker’ met elkaar kunnen omgaan, wanneer we beseffen dat elk mens tot op zekere hoogte een balling is dan wanneer we denken dat de ene mens de macht heeft en de ander hiervan moet worden bevrijd. Ik zou liegen als ik niet zou erkennen dat ik een blanke ben die zich ergens superieur voelt, niet ten opzichte van een of ander ras geloof ik, maar wel ten opzichte van andere volken en culturen zoals ik ze heb leren kennen uit geschiedenisboekjes. De vraag of ik daarmee gelijk heb, is een tweede. Maar waarin zou dit gelijk moeten zijn te zoeken? En waarmee kan het worden bestreden? Zeggen in de taal van de Verenigde Naties dat niemand zich superieur mag voelen boven een ander is heel iets anders dan aantonen dat inderdaad niemand superieur is. Ik heb de indruk dat niet alleen blanken zich doorgaans superieur voelen, maar Chinezen ook, waar ook wel argumenten voor zullen zijn aan te dragen, al is het omdat een Chinees toch een Chinees is. Zou een zwarte zich ook niet superieur voelen, al is het misschien puur omdat hij geen blanke is?

Ik droom al mijn hele leven van een blonde Isolde met vlechtjes in haar haar of één zo’n mooie gouden dikke vlecht. Is dat verkeerd? Misschien eigenlijk wel. Maar wie ben ik, als ik van iedereen moet dromen? Het grappige is dat mensen die opkomen voor ‘alles’ zich juist aan de meerderheid moeten onttrekken. ‘Alles’ kan alleen functioneren zolang het utopisch blijft. Maar niemand is utopisch alleen. We zijn ook vlees en been en zullen dat, en daarmee onze eigen beperkingen, van onszelf en elkaar moeten aanvaarden.

Zwarte hand met pepernoten

Het Sinterklaasfeest is mijns inziens een feest waarin meer aanvaarding wordt gethematiseerd dan rassenscheiding. Dat het Sinterklaasfeest met zijn traditionele zwarte Piet elk jaar weer tot racisme leidt wil ik niet ontkennen. Wie een racist wil zijn, zal altijd op het schoolplein die ene Surinamer in de klas pesten. Maar echt niet alleen rond 5 december. Bij racisme hoort nu juist, dat je altijd argumenten hebt om te pesten, omdat iemand nu eenmaal een andere kleur heeft. Toch is het mijns inziens onhoudbaar om te zeggen dat het Sinterklaasfeest een racistisch feest is. Alsof blanke kinderen en volwassenen zich in de weken voor 5 december verkneukelen bij de gedachte binnenkort weer lekker racistisch uit de hoek te mogen komen, om die zwarten ‘een lesje te leren’, zoals Joden moesten vrezen voor het orthodoxe paasfeest of zwarten in de VS zich moeten hoeden voor de doodseskaders van de Ku Klux Klan. Het Sinterklaasfeest is een feest van samen zingen en verwachten, van suikergoed en marsepein, van elkaar verrassen of eens even op een nummer zetten door een surprise of gedicht. Hij komt, hij komt – even is Nederland als geen ander land in de ban van een geseculariseerde massapsychose van een goedheiligman die gratis pakjes uitdeelt, in een sfeer waarin juist niemand wordt gediscrimineerd, maar alles op zijn kop staat en alles kan. Ik herinner mij onze Sinterklaasfeesten vroeger thuis, met de meest doldwaze surprises en gedichten, als – samen met de NCSV-kampen – het hoogtepunt van het jaar; leuker dan mijn verjaardag, Kerst of Pasen. Als iemand dan ook meent dat dit feest mij meer racistisch heeft gemaakt dan ik van nature ben, maakt hij mijns inziens een fout – ik ken mijn eigen racisme daarvoor goed genoeg.

Natuurlijk is het zo dat een bepaald stereotiepe beeld van de Piet die gek doet, dans en springt en in toom gehouden moet worden door de Sint zich elk jaar reproduceert – maar juist dat stereotiepe beeld maakt het feest ongekend geliefd, omdat iedereen, kind en volwassene, zijn eigen anarchisme daarin herkent. Dat deze Piet iets van de betekenis van de slavernij met zich draagt is zeker waar. Ook een roetveegpiet zal dat overigens houden, als onderdaan van de Sint. Maar feitelijk wordt hier een feest gevierd van slaven die juist geen slaaf meer zijn, maar samen met die gekke stijve witte heiligman ‘losgaan’ om kinderen gelukkig te maken, door hun rol als knecht te aanvaarden en tegelijkertijd volledig op te blazen, wat tot een enorme pret leidt. Zo min als ik ooit bij een zwarte in de tram dacht ‘ik krijg pepernoten’ heb ik ooit gedacht ‘hij moet mij gehoorzamen want hij is van een minder ras.’ Wat ik wel voelde en voel is een soort overdaad aan bruin, in veel verschillende tinten en zwaarten, die mij doet beseffen dat er een kloof is die vraagt om een toenadering, maar die ook cultureel-maatschappelijk behoorlijk diep lijkt te zijn. Ik voel me opeens wel erg blank zogezegd. Geweldig dat kleine witte kindertjes als Sint op bezoek komt met zoveel bruine helpers gedwongen worden aan hen te wennen en te merken dat zij helemaal geen vijanden maar juist vrienden zijn. Het is een begin de kloof te dichten. Als met Sinterklaas vier blanken in een ton zouden worden gestopt om ze te koken, of omgekeerd drie zwarten in een pan – dat zou echt racistisch zijn en de kloof symbolisch vieren. Maar een zwarte hand vol pepernoten doet denk ik eerder wonderen bij het overwinnen van de blanke afkeer. Vooral als je ziet dat deze hand geschminkt is, en je het geheim van de goedheiligman bijna hebt geraden.

Ik zie het afschaffen van het Sinterklaasfeest dan ook als een vergissing die ons, vrees ik, eerder meer dan minder racistisch heeft gemaakt. Wat overblijft is een zwarte en een blanke van wie we vooral niks mogen vinden behalve dan dat zij mensen zijn met een kwetsbare identiteit. Maar waar bestaat een identiteit anders uit, dan dat je eens even op je kop gaat staan, dat je lacht om een ander en heimelijk op hem jaloers bent? Of het pijnlijk-vrolijke besef dat het jou eigenlijk gaat om de noten, en helemaal niet om de kleur van de huid?

Misschien moet Sinterklaas de wijste zijn en met alle festiviteiten stoppen omdat hij zichzelf heeft overleefd. Daarmee is alleen een voor heel veel Nederlanders geweldig feest verloren gegaan waarvoor naar mijn idee geen enkele onderlinge toenadering in de plaats gekomen is.

Wessel ten Boom

In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 1. 9 januari 2021