Zoeken wij naar geluk?

logoIdW

Willem Maarten Dekkers Domweg gelukkig

Willem Maarten Dekker, lezers van In de Waagschaal niet onbekend, schreef een boek over geluk. In eerste instantie dacht ik: Wat is daarover nu te melden? We leven immers in een cultuur die volslagen geobsedeerd lijkt door het zoeken naar geluk, meestal vanuit een wat hedonistische vooronderstelling. We menen geluk te kunnen ervaren in dit leven, we denken zelfs dat het doel van ons leven erin bestaat zoveel mogelijk geluk te vergaren. Niet verwonderlijk dat je dan een cultuur krijgt waarin alles vooral leuk is en wij in een gaaf land leven. Het risico is vervolgens dat een theoloog enigszins zuur gaat uitleggen dat we leven in een gebroken samenleving en dat het leven een stuk minder leuk is dan gedacht. Ooit karakteriseerde een studentenpredikant van mij dat type theologie en dat type preek als volgt: “O hé, o hé, o hé, o Jé, o Jé, o Jé.” Oftewel: het leven is een aards tranendal, maar gelukkig is daar Jezus die redt.

Objectieve kant

Dekker valt niet in deze valkuil. Dat maakt het lezen van Domweg Gelukkig tot een stimulerende exercitie. Meteen aan het begin maakt Dekker ons duidelijk – tegen de heersende trend in – dat geluk niet alleen een ervaring is en dus subjectief, maar dat er ook een objectieve kant aan geluk zit. Daarvoor brengt hij Herbert Marcuse in stelling. Als er geen onderscheid meer is tussen vormen van geluk zijn we overgeleverd aan een puur materialistisch geluksbegrip. Dan is de gelukservaring bij de muziek van André Hazes even diep als die bij Bachs cantate Was Gott tut das ist wohl getan. Dit laatste voorbeeld is van uw recensent. De toon van het boek is gezet.

            In het vervolg laveert de schrijver tussen allerlei onderscheidingen. Zo onderscheidt hij tussen genot en geluk, tussen geluk en zaligheid, tussen aardse en hemelse zaligheid. Daarbij is hij in dialoog met een aantal gesprekspartners, Aristoteles, Schopenhauer en Augustinus vormen drie van de belangrijkste. De verwijzingen naar Aristoteles en Schopenhauer vond ik zeer de moeite waard. De gedachten van de laatste brengen je in een soort verpletterend besef van zinloosheid en dat dreunt na. Bij Augustinus is het jammer dat Dekker zich vooral baseert op het niet bijster originele werkje van Augustinus over het gelukkige leven. Dat is een heel vroeg werk waarin Augustinus nog geheel denkt in de kaders van zijn platonistische ontdekkingen van vlak voor zijn bekering. Daarin is geluk vooral zeer geestelijk en niet materieel, maar ook een bijna abstract gegeven. Het zou boeiend zijn om de latere Augustinus met zijn diepe zondebesef en daarmee samenhangend zijn verkiezingsleer te bevragen op zijn gedachten over geluk. Nu blijft Augustinus wat bleekjes. De lezer die met Augustinus wat meer de diepte in wil verwijs ik graag naar Paula Frederiksen, Augustine and the Jews (Yale 2010).

Momenten

De volgorde van de hoofdstukken lijkt iets willekeurigs te hebben, waardoor je als lezer een zekere spanning in de opbouw mist. Al lezend werd ik mij er steeds meer van bewust hoe ingewikkeld het gesteld is met ons geluk. Terecht onderstreept Dekker dat er bij gelukservaringen sprake is van momenten. “Het is duidelijk: voor het geluk blijft geen duur meer over. De tijd als duur is volledig besmet met schuld en dood. Duurzaam gelukkig zijn voorafgaand aan de dood is een onmogelijkheid, tenzij je wilt vluchten in het surrogaat van de narcistische tevredenheid” (44). Dekker worstelt ook met de tegenstelling geest en materie. Hij weet dat de goedheid van de schepping een centraal gegeven is in de christelijke geloofsleer en beaamt ook dat verlossing in het Nieuwe Testament de goedheid van de schepping bevestigt, de opstanding der doden onderstreept het. Toch weet de christelijke traditie maar al te goed dat geluk niet alleen lichamelijk bepaald en aards is. Naar de overtuiging van Dekker kunnen we het beste “stellen dat de geest vooropgaat in de gelukservaring. Alleen de Geest beroert de geest, maar ook: de Geest beroert in eerste instantie alléén de geest. Het lichaam komt achter de geest aan. Dat gaat zo in de schepping: pas de geest, de ruach, doet het lichaam leven” (61-62). In onze door neurowetenschappen bijna behekste tijd zijn dit fascinerende gedachten, die wat mij betreft maar weer eens onderstrepen dat de theologie een eigen bijdrage heeft te leveren aan de samenleving. De invalshoek van Dekker getuigt van een goede intuïtie voor de eigenheid van de theologie. Waarvoor hulde.

            Het boek sluit – heerlijk concreet – af met een tiental tips voor een beter leven. Merk op dat hier alweer blijkt dat het najagen van geluk niet meevalt, immers het gaat om tips voor een beter leven. Met een mengeling van ernst en milde humor geeft Dekker zijn advies. In zekere zin een moderne wellevenskunst, om te verwijzen naar de ethica van Coornhert, de eerste Nederlandstalige gids in deze zaken. Coornhert stierf in Gouda, niet ver van Waddinxveen waar Dekker predikant is. Maar waar Coornhert vooral moralist blijft, kiest Dekker een andere weg. De eerste tip: bedenk dat alles vruchteloos is. Een prachtig citaat dat Schopenhauer vond bij Voltaire zet de toon: “Wij zullen de wereld even dom en slecht achterlaten als we ze bij onze geboorte aantroffen” (89). Dekker is geen wereldverbeteraar en dat is een enorme opluchting in deze tijd waarin altijd alles beter moet worden, tot aan de permanente educatie van predikanten toe. Wij worden alleen maar deskundiger: quod non. Maar na deze ontnuchterende inzet volgt de tweede tip: Zoek God. Waarmee duidelijk wordt dat de mens bij de zoektocht naar geluk niet zonder God kan. Ook de overige tips meanderen tussen op het aardse leven gerichte adviezen en adviezen die te maken hebben met kerk en geloof. Mooi vond ik de oproep tot vriendschap en de raad om de dieren bij name te kennen. Verder: bid vijfmaal per dag, sticht een gezin en ga naar de kerk.

Domweg gelukkig bevat mooie observaties en is goed geschreven. Ik vond de vormgeving met de schuingedrukte titels van de hoofdstukken en ook op het omslag wat kinderachtig aandoen. Dat doet mijns inziens tekort aan de ernst van het besprokene. Dekker is een goede theoloog en dat merk je. De opbouw had misschien iets sterker gekund, maar al met al is het boekje het lezen meer dan waard. Het gaf me bij vlagen een kortstondig geluksgevoel. De ervaring van geluk bij het lezen van een goed theologisch vertoog blijft een zeer aangename. Wat dat betreft: dank aan de schrijver.

Paul Wansink

In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 2, 5 februari 2022