Wisse gaat aan Barth voorbij

logoIdW

Het getuigde van moed om bij het begin van het afgelopen Barthjaar iemand aan het woord te laten die zich kritisch tot Barth verhoudt. En niet zomaar iemand: Maarten Wisse, de nieuwe hoogleraar van de PThU. De titel van zijn lezing is dan ook prikkelend en veelbelovend. We kunnen niet om Barth heen, maar we moeten wel aan hem voorbij. Toen ik zijn lezing hoorde had ik al zo mijn bedenkingen. Dat is nu ik de lezing in alle rust nalees in de bundel De weerbarstige Barth niet minder geworden. Verbaasd ben ik dat er uit ‘barthiaanse’ hoek geen reactie of weerwerk op gekomen is; ook in de kolommen van In de Waagschaal niet. Verbaasd omdat het hier niet gaat om een toevallige theoloog, maar om iemand die de komende generaties van dominees en theologen mede opleidt. Er staat dus wel wat op het spel.

Hoed afnemen in het voorbijgaan

Om het persoonlijk te maken: zelf heb ik het door Barth in het ambt volgehouden. Om preciezer te zijn. De beslissingen die in zijn theologie vallen, de correctie die hij aanbrengt in het reformatorische theologiseren met daarmee verbonden het actuele stellingnemen in politicis, hebben mij geïnspireerd en doen dat nog tot op de dag van vandaag. Het zijn beslissingen waar de kerk niet zomaar achter terug kan. Precies daar wringt de schoen als ik de lezing van Wisse op mij laat inwerken. Hij gaat helemaal niet – na Barth verwerkt te hebben – aan hem voorbij, zoals de titel doet vermoeden. Hij gaat aan hem voorbij zonder rekenschap af te leggen van de beslissingen die bij hem gevallen zijn. Wisse neemt nog wel in het voorbijgaan zijn hoed af, maar loopt dan snel verder langs hem heen. In niets blijkt dat er een echte ontmoeting, een echt gesprek geweest is. Wisse gaat terug naar de posities die Barth in zijn werk met kracht van argumenten gekritiseerd heeft.

Om concreet te worden: in zijn lezing pleit Wisse voor een onderscheid tussen twee soorten taal, de taal van de wet en de taal van evangelie (36). De taal van het evangelie is de taal van het ja en de taal van de wet is de taal van het nee. Het lijkt op het aloude reformatorische schema van de op zich staande schepping en verlossing. En inderdaad, Wisse komt op voor een eigenstandige scheppingsleer, dat wil zeggen een scheppingsleer die losstaat en niet bepaald wordt door – zoals volgens hem bij Barth – het christologisch dogma.  Dat moet losgelaten worden, omdat – zo stelt Wisse – de God van Barth ‘helemaal geen storende God is, maar een heel prettige God die ons nauwelijks meer tot de orde roept’ (40). Daarom heeft de theologie van Barth toch vooral bevestigend gewerkt, ‘dicht bij de cultuur en met een niet al te radicale boodschap’ (40). Dat komt omdat volgens Wisse bij Barth de wet door het evangelie overwonnen is. Het is de triomf der genade, waardoor de kritiek van de wet verdwijnt of ontkracht wordt. Daarom is voor Wisse een eerherstel van de wet nodig. Want dan kan de kerk weer een kritische gesprekspartner van de wereld worden. Daarmee suggereert hij dat zijn theologische ontwerp anders dan bij Barth niet bevestigend zal werken en wel met de cultuur een kritisch gesprek voert. De voorbeelden die hij geeft, overtuigen dan niet echt, maar dit terzijde.

Evangelie en Wet

Als Wisse over wet en evangelie schrijft, raakt dat inderdaad de basisstructuur van Barths theologie. Zoals bekend draait Barth de in de reformatorische traditie gangbare volgorde wet/evangelie om. In een brochure uit 1935 met de veelzeggende titel Evangelie en Wet zet hij dat uiteen. Ik noem een paar dingen.

Barth wijst op het gevaar dat een wet die aan de scheppingsorde ontleend wordt en aan de genade van God in Jezus Christus voorbijgaat het gevaar in zich heeft tot een algemeen geldende wet te worden. Hij weet waarover hij het in 1935 heeft. Het heeft geleid tot een aanpassing aan het bestaande, waarin het evangelie ingekapseld en krachteloos gemaakt is. Wie niet bij Christus begint, zal er ook niet bij eindigen. In zijn brochure laat hij zorgvuldig exegetiserend zien dat de wet de vorm van het evangelie is en het evangelie de inhoud van de wet. De wet is niet zonder het evangelie en het evangelie is niet zonder de wet.

De hoofdstructuur van zijn brochure is evangelie en wet. Dat is de waarheid die vooropgaat. Maar deze waarheid komt in werkelijkheid tot ons in de vorm van de wet. Dan is de volgorde wet en evangelie. In de wet en onze omgang met de wet wordt het oordeel over ons openbaar. Dan wordt zichtbaar hoezeer we druistig proberen de wet te houden. Dat gaat niet goed. Dan klinkt het oordeel. We kunnen ons zelf niet bevrijden. Dat oordeel is totaal, voor ons en voor de wereld waarin we leven. Daarmee is niet het laatste woord over ons gezegd. De wet blijft de vorm van het evangelie. We worden, ook als aan de wet ons verloren zijn openbaar geworden is, niet verworpen.

Een heel prettige God?

Deze basisstructuur werkt in Barths hele oeuvre door. Hoe kritisch zich dat verhoudt tot de wereld wordt zichtbaar in zijn politieke stellingnemen én in bijvoorbeeld de ethische delen van zijn KD. Op dit moment lees ik – om een voorbeeld te geven – paragrafen uit de Godsleer: Das Gebot als Gottes Entscheidung. Pagina na pagina klinkt de fundamentele kritiek op de manier van ons samenleven met elkaar. Kritiek die niet doodslaat, maar gehoord kan worden omdat zij gekenmerkt wordt door het ja dat erin doorklinkt. Hoezo bevestigend? Hoezo een heel prettige God?

Barth is de eerste geweest die aangaf dat het theologische gesprek door hem niet beëindigd is. Integendeel, telkens opnieuw zal onder woorden gebracht moeten worden wat in de Schrift gehoord wordt. Zijn brochure Evangelie en Wet is daarvan een van de vele voorbeelden. Wisse heeft dan ook zeker het recht om deze verhouding opnieuw te doordenken om zo voorbij en dus verder dan Barth te komen. Maar doe dat dan door werkelijk met hem in gesprek te gaan, door in te gaan op zijn argumenten om niet wet en evangelie, maar evangelie en wet te zeggen. Doe dat dan op een manier waarop Barth dat zelf deed: door zorgvuldig in gesprek te gaan met de reformatoren en de reformatorische traditie. Zonder dat ga je aan Barth voorbij. Wie is daar nu mee gebaat? De samenleving, de kerk en de toekomstige dominees in ieder geval niet.

At Polhuis

N.a.v. Gerard den Hertog e.a. (red.), De weerbarstige Barth: Ongegeneerd over God spreken in theologie, politiek en interreligieuze verhoudingen, Utrecht: KokBoekencentrum, 2019

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 9. 19 september 2020