‘Wir hatten einmal ein Vaterland’, Ernst Wiechert en de Stunde Null

logoIdW

‘Eens hadden wij een vaderland’, zo begint Ernst Wiechert zijn lezing in de schouwburg van München op 11 november 1945. Dat was ook het gevoel dat leefde bij de gewone mensen in Duitsland. Het heilige vaderland, zo bewierookt, had opgehouden te bestaan. Alles was aan flarden. Niet alleen hun huizen en steden, maar ook alles waarin ze tot dan toe hadden geloofd. Het was in rook en vlammen opgegaan. In de eerste dagen van mei 1945 kwam het voor de meeste Duitsers tot een totale breuk met de man in wie zij allen zo vurig hadden geloofd. Het is niet na te voelen hoe groot de schok was toen miljoenen mensen tegelijk ontwaakten uit hun roes.

Het schriftje, want meer is het niet, waarin Wiecherts Rede an die Deutsche Jugend is gepubliceerd, is op zichzelf al een historisch document. Duidelijk zichtbaar staat voorin vermeld dat het is uitgegeven met toestemming van het Amerikaanse bezettingsleger. Het herinnert aan de periode direct na de Tweede Wereldoorlog, toen Duitsland onder toezicht stond van de geallieerden en de Sovjet-Unie. Het is de Stunde Null. Overal in Duitsland is de gruwel der verwoesting waar te nemen. De ontzetting daarover beleef je nog altijd wanneer je naar de foto’s van Cas Oorthuys kijkt uit die tijd. Maar op zijn foto’s is nog iets anders te zien. De aanblik en de houding van de mensen te midden van de ruïnes is beslist verbazingwekkend te noemen. Op één foto gemaakt in Neurenberg 1946 staat een drietal mensen afgebeeld. Ze lezen doodgemoedereerd de krant terwijl achter hen geen steen op de andere is gebleven. Hoe bestaat het, als je bedenkt dat de woorden uit Marcus 13 voor hen op dat moment angstaanjagende realiteit waren geworden.

Zowel Wiechert, als zijn uitgever Kurt Desch, als ook de Amerikaanse legerleiding was erop gebrand dat deze lezing in München werd gehouden. München was immers de stad waar de Nazi’s in 1923 hun eerste Putsch hadden gepleegd en waar het twintig jaar later voor het eerst tot een openlijk verzet kwam tegen het Nazi-regime. Het initiatief daartoe kwam van twee studenten, Hans Scholl en zijn zus Sophie. Wiechert zelf had op twee momenten aan de Universiteit van München een lezing gehouden, in juli 1933 en april 1935, waarin hij,  weliswaar in bedekte bewoordingen, kritiek uitte op de Nazi-ideologie. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Het zou zomaar gekund hebben, dat Hans Scholl in 1935 Wiecherts lezing Der Dichter und die Zeit heeft bijgewoond.

Het is wonderlijk om zoveel jaren later Wiecherts toespraak te lezen. Ooit werd hij veel gelezen, maar tegenwoordig behoort hij tot de categorie vergeten schrijvers. Vanaf de eerste zin werd ik getroffen door zijn bijzondere talent om met woorden te toveren. Je moet hem daar wel om bewonderen. ‘Eens hadden we een vaderland, genaamd Duitsland. Een land zoals ieder ander land. Er werd gewerkt en gelachen, de liefde bedreven en geleden zoals toch ook in ieder land. Vanaf de kerktorens klonk de roep van de klokken, op de velden hoorde je het suizen van de zeisen. Er was moeite en strijd, afgunst en haat, maar in de avond zong hier een daar een meisjesstem het lied van de maan die is opgekomen.’

Terecht dat medewerkers van Joseph Goebbels om het hardst hebben geijverd om deze tovenaar met woorden aan hun kant te krijgen. Het is hun evenwel niet gelukt. Wat geeft het, dat zijn schrijfstijl dichterlijk, gedragen is, wat oubollig overkomt en vol staat met verwijzingen naar bijbelteksten. Opeens is er die passage waarin hij de aanwezigen in de schouwburgzaal vol mededogen confronteert met de feiten. Hoe kon het gebeuren dat mensen zich zo massaal en gretig hebben uitgeleverd aan de Nazi-dictatuur? In tijden van nood, gevaar, oorlog en revolutie heeft de enkeling kameraden nodig om de eigen angst of schaamte te overwinnen. Het waren de tijden, dat het mensen houvast gaf om te denken wat velen dachten, om te doen wat velen deden, om aan te prijzen wat velen aanprezen, om te honen wat velen hoonden. Toen zagen de mensen een nieuw kruis. Op de balken stond niet gegraveerd ‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt’, maar ‘Juda, verrecke’.

In plaats van bijval te oogsten werd Wiechert die avond uitgejouwd. Iedereen viel over hem heen, conservatieven en progressieven om verschillende redenen. De eigenlijke reden was de weigering van iedereen daar in de zaal om hetgeen er in de afgelopen twaalf jaar in Duitsland feitelijk was gebeurd onder ogen te zien. De desastreuze afloop van de avond luidde ook de ondergang in van Ernst Wiechert. Hij voelde zich afgewezen, niet meer welkom en week uit naar Zwitserland, waar hij in 1950 overleed.

Ernst Wiechert was een moedige man. De groeiende schaamte over het niet in verzet komen tegen het Nazi-regime, omdat het makkelijker was om weg te kijken, noopte hem uiteindelijk om zich uit te spreken. Aanleiding daartoe vormde de gevangenneming van Martin Niemöller. Net als Etty Hillesum en Janusz Korczak is hij vrijwillig het concentratiekamp ingegaan. Zo zei hij: ‘Dat niemand zich over mij behoeft te schamen, die in mij heeft geloofd. Ik ben het aan mijn werk verplicht.’ Dat zijn boeken niet werden verboden, doet hier niets aan af.

Machteld de Mik- van der Waal

(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 8. 23 juni 2018)