Wie is Jezus? Leeservaring Johannes: een tussentijdse balans van een roostervolgeling

logoIdW

Wie pubers in huis heeft, hoort vast af en toe gepassioneerd de uitroep: “Oh my God!” Omdat ze hier in huis weten dat ik dan steevast reageer met “Weet je zeker dat God er wat mee te maken heeft?” en ze dat héél irritant vinden, zeggen ze tegenwoordig “OMG!”, (ja zo, ‘oo em Dzjie’). En of ik wil of niet, ik heb het in gedachten een beetje overgenomen. Sinds we met de Johanneslezingen zijn begonnen, denk ik heel vaak als ik me in de tekst verdiep: “OMG, Johannes, wat wil je ons nú weer over Jezus vertellen?”

Wie is Jezus?

Johannes geeft zelf al antwoord op die vraag. Wat hij wil vertellen heeft hij geschreven “…opdat gij zult geloven dat Jezus is: de Christus, de Zoon van God, en opdat u die dit gelooft, leven hebt in zijn naam!” (20:30). Geen evangelie is zo duidelijk over de bedoeling ervan. Het staat er zo duidelijk, en toch denk je (of ik tenminste): begrijp ik het wel goed? Wie is Jezus? En hoe vind ik dat leven? Regelmatig tijdens het dinsdagse online exegese uurtje (een mooi initiatief van de Nieuwe Bijbelschool en de Monshouwerstichting) verzuchtten de deelnemers: “Dit is echt lastig. Hoe kan ik dit aan de gemeente uitleggen?”

En dan vraag je je soms ook nog af of je met ‘uitleggen’ de tekst en de woorden die Jezus spreekt nog wel recht doet. De symboliek, de dubbele bodems door letterlijk en metaforisch taalgebruik van Jezus, is dat allemaal niet veel krachtiger als je dat zo laat staan? Heeft Johannes het niet juist daarom precies zo opgeschreven? Denk aan het van boven geboren worden, het levend water, het lichaam van Jezus dat als brood uit de hemel gegeten moet worden, het slapen van Lazarus. Als je er teveel over zegt wordt het plat en gaat de gelaagdheid verloren. Zeg je te weinig, dan ontstaat er een sektarisch sfeertje onder diegenen die het (denken te) snappen.

Ontdekking

Behalve een aantal OMG-verzuchtingen van mijn kant – zoals laatst nog over Johannes 8, als Jezus “Uw vader is de duivel, u luistert niet omdat u niet van God bent” zegt tegen de Ioudaioi – levert zo’n doorgaande lezing natuurlijk ook wat op. Als behoorlijk trouwe volgeling van het oecumenisch leesrooster was ik het besef wat kwijt dat het evangelie een doorgaand verhaal is. Hoe mooi was het om in de zomermaanden heel Johannes 6 te horen. Van broodvermenigvuldiging tot brood uit de hemel tot het levend brood. We hadden niet eerder zo’n gedegen voorbereiding op de viering van het heilig avondmaal. De vraag ‘wie is Jezus?’ werd na vier zondagen op de schaal met brood beantwoord. Meer woorden waren niet nodig. De schaal ging rond en brood werd gedeeld en Jezus was met ons.

Lezen gaat voor liturgie

Bepaalde hoofdstukken uit Johannes zijn voor roostervolgelingen zoals ik nauw verbonden met het liturgisch jaar. De bruiloft te Kana komt altijd in januari (net na die vrije zondag die ik daags na Kerst altijd zo nodig heb) als begin van Epifanie. De voetwassing op Witte Donderdag. En ‘de graankorrel die moet sterven’ komt eens in de drie jaar in de Veertigdagentijd aan bod. Nee, ik heb daar niks op tegen, want ja, die teksten passen daar in het liturgisch jaar. Ze staan alleen zo los op die zondag, je raakt de context van het vertelde verhaal kwijt. En dat is nou juist zo mooi aan die doorgaande lezing, dat lezen nu (een aantal maanden) vóór liturgie komt.

Toch is dat niet consequent terug te zien in het ‘alternatieve leesrooster’ zoals dat is opgesteld. Op 25 december lezen we Johannes 1:1-18, maar op 2 januari kunnen we toch niet om de magiërs uit Matteüs heen; óf je moet al je aandacht richten op het hallelujavers uit Johannes 8:12: Ik ben het licht der wereld. Op 9 januari vervolgen we de lezing uit Johannes 1 met de verzen 19-34. Op 16, 23 en 30 januari wordt Johannes 1 en 2 uitgelezen. Maar niet doorgaand! Blijkbaar had ‘Kanazondag’ op 16 januari toch meer gewicht in de schaal, dus krijgen we vanaf 9 januari eerst 1:19-34, dan 2:1-12, dan terug naar 1:35-52 en dan weer 2:13-25. Wat zou er op tegen zijn om ‘Kana’ te lezen op 23 januari?

Wel doorgaand komt Johannes 11 in vier zondagen aan de orde in februari. Lazarus, met Martha en Maria, ik kan me er nu al op verheugen. Met direct aansluitend op Johannes 11 in de Veertigdagentijd Johannes 12. Daar is wel weer in ‘geknipt’: 12:12-19 is de intocht van Jezus in Jeruzalem. Die wordt verschoven naar Palmzondag – begrijpelijk, maar ook een concessie.

Blijft de vraag: wie is Jezus?

De lectio continua van Johannes 3-10 heeft me ook weer op het spoor gezet van de vraag wat het betekent om Jezus te ontmoeten. Nicodemus, de Samaritaanse vrouw, de hoveling uit Kafarnaüm, de mens die al 38 jaar ziek is, de blindgeborene, zij ontmoeten Jezus en dat verandert hun leven. Er is weer leven, of zelfs, er is eindelijk leven. De ontmoeting is transformerend.

In het optreden van Jezus herkennen zij wie hij is (een rabbi, een profeet). In het nieuwe jaar lezen we over Marta die Jezus ziet als de Christus, zoon van God. Transformerend is zeker de ontmoeting van Jezus met Lazarus. En aan het eind van het evangelie is het Tomas die de Opgestane Jezus herkent en zegt: “Mijn Heer en mijn God!”

Ik wil Johannes nu al vragen: “Weet je zeker dat God er wat mee te maken heeft?”

OMG, ik blijf nog maar even doorlezen tot ik het ook zie.

Barbara de Groot

Ds B. de Groot is predikant (PKN) te Amstelveen

In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 12. 11 december 2021