Weeën: Openbaring van Johannes

Openbaring 8: 6 – 14: 20

 

De strijd om de macht

De tweede vraag betreft de aard van de oorlog. Waar gaat het om in de strijd? De strafexpeditie van Rome tegen het Joodse volk in Jeruzalem is op zich een overzichtelijk verhaal. Drie keizers hebben de klus geklaard. Nero besluit het Joodse volk te vernederen omdat ze niet langer de dagelijkse gebeden voor de keizer willen onderhouden. Als Nero vermoord wordt, grijpt zijn generaal Vespasianus zelf naar het keizerschap en geeft zijn zoon Titus de opdracht om Jeruzalem zo snel mogelijk in te nemen als bewijs dat hij die macht inderdaad waard is. Maar zo vertelt Johannes zijn verhaal niet. We krijgen hier geen historisch overzicht over een militaire strafexpeditie van drie Romeinse keizers. In plaats daarvan krijgen we een visioen van drie roofdieren die de macht grijpen over hemel, zee en aarde. Het gaat in deze strijd niet alleen om een lokale, militaire overwinning, het gaat om de handhaving van de politieke macht over de hele wereld. Hier wordt het beeld opgeroepen van de totale oorlog tegen het Messiaanse rijk, het rijk van vrijheid en vrede voor alle mensen. Johannes vertelt wat deze strijd voor de mensen betekent. Het is alsof ze in levensbedreigende barensnood verkeren.

Totale oorlog

Johannes vertelt het verhaal zo, dat het is alsof de oorlog opnieuw uitbreekt (8:6 – 11:14). Je hoort hoe het alarm afgaat. Zeven doordringende trompetstoten brengen het onheil dichterbij. Het is een totale oorlog. De eerste vier signalen richten de aandacht op de wereldwijde, verwoestende werking van het krijgsgeweld. De aarde wordt verschroeid, het leven in zee vergaat en waterbronnen worden vergiftigd, terwijl her en der het licht uitvalt. Een adelaar vliegt over, schreeuwend van angst, en waarschuwt dat nu – na de aarde – de mensen zelf aan de beurt zijn. De weeën komen! Met de drie laatste signalen zetten de weeën in, één voor één. Eerst komt de mensheid in het algemeen in beeld. Mensen weten heel goed wat het is om door een leger overvallen te worden: het is of de onderwereld openbreekt en Hells Angels in volle vaart naderen. Vervolgens wordt het beeld afgestemd op het Joodse volk. We horen over mensen die de Joden in ballingschap opjagen en gevangen zetten. Die krijgen met God te maken en wel met een – laten we zeggen – hemelse tegenmacht. Dat is niet minder erg, want oorlog blijft oorlog, of het nu uit de onderwereld of uit de hemel komt. Maar als de mensen na deze gruwelijke tijd gewoon doorgaan met hun misdadige praktijken, dan is de maat vol. Het zal nu om de stad Jeruzalem zelf gaan, de stad waar de Messias door de Romeinen is gekruisigd en waar zijn grote getuigen zijn opgetreden en zijn vermoord. Dáár zal de oorlog definitief worden uitgevochten. Wanneer zal dat gebeuren? Hebben we het nog over een bepaalde tijd in de geschiedenis? Of gaat het over iets dat steeds opnieuw kan gebeuren? Johannes zelf weet het ook niet. Hij zal het wel merken als het zover is. Laat hij intussen gewoon doorgaan met zijn werk als voorganger van de gemeente, dus met het verwerken en doorgeven van de Thora die zoet is als honing en waar je tegelijk op elke bladzij bitter lijden proeft. Als hij Jeruzalem maar niet vergeet en al de mensen die daarheen vluchten en die er hun laatste gebeden uitschreeuwen. Want dáár zal het gebeuren. De volken zullen komen en ze zullen de ‘heilige stad’ onder de voet lopen, alsof het een ‘heidense stad’ is, een soort Sodom, of een slavenhuis als Egypte. En toch zal uitgerekend dáár het rijk van vrijheid en vrede worden gevestigd.

Absolute macht

Bij het zevende trompetsignaal gaat het definitief los (11:15 – 13:18). Johannes beschrijft de oorlog op aangrijpende wijze als de aanval van een uit de hemel gevallen draak op een hoogzwangere vrouw. De partijen zijn zo ongelijk dat het gevecht al beslist is nog voor het is begonnen. Het Messiaanse volk verschijnt als een vrouw die het uitschreeuwt in barensweeën. De draak, dood en verderf blazend, wil haar kind verslinden, om te voorkomen dat het eens zijn macht zal afnemen en zelf alle volken zal gaan regeren. Maar wanneer de vrouw het jongetje baart, verbergt God het kind bij zich en kan de vrouw vluchten. Vluchten! Gods volk is niet bij machte om zich te verweren. Alleen de vlucht kan haar redden. Een engelenleger houdt de draak uit Gods buurt weg en beperkt diens macht tot aardse tijd en ruimte. Dat maakt de zaak er vooralsnog niet beter op. De draak begrijpt dat dit zijn laatste kans is en probeert de vrouw door een overstroming te laten omkomen. Verweren kan ze zich niet. Opnieuw moet ze vluchten. Is nu de strijd voor haar voorbij? Integendeel, het ergste moet nog komen, voor haar, voor haar hele volk en voor de generaties na haar. Ze krijgt nog veel te verduren en alles komt aan op haar vermogen om te volharden en om te blijven vertrouwen op de verborgen werkelijkheid van Gods rijk.

Wat gebeurt er namelijk? De strijd wordt niet alleen op het slagveld gevoerd, maar wordt voortgezet met politieke middelen. Er wordt een wereldstaat gevormd waar iedereen aan moet geloven. Johannes vertelt hoe het openbare leven op aarde wordt bepaald door de politieke macht die de draak overgeeft aan twee wilde, niet te temmen roofdieren. Ze krijgen gedrieën de overhand te land, ter zee en in de lucht. Ze betoveren de samenleving door een fascinerende parodie op te voeren van Gods rijk! De draak is het brein van de absolute macht en de twee roofdieren voeren die macht uit. Het ene roofdier dwingt alom respect af omdat het in de strijd zwaar geleden heeft en toch heeft gezegevierd. Het lijkt het waarmerk te zijn van het vrederijk en niemand heeft door hoezeer hiermee Gods volk wordt weggehoond en onderdrukt. Het andere roofdier voert propaganda voor deze pseudoheilsstaat en zorgt ervoor dat iedereen die er tegen protesteert, wordt gedood. Het beest schrijft voor dat alle mensen een identiteitsbewijs bij zich moeten hebben en wie er geen heeft, krijgt geen toegang tot de vrije markt. Het lijkt allemaal streng doch rechtvaardig geregeld. Deze maatschappelijke orde toont naar buiten toe zelfs een menselijk gezicht en lijkt bijna volmaakt. De drie dieren halen net niet het mooiste cijfer zeven, maar toch een tripel zes. De slachtoffers van die absolute macht weten echter beter. Van binnen is het een beestenboel. Hier is maar één mogelijkheid, namelijk om midden in de vuile oorlog te blijven strijden voor gerechtigheid. Maar wie houdt dat uit?

De kracht om het vol te houden

Johannes denkt aan zijn volksgenoten die ooit de oorlog meemaakten en tegelijk schrijft hij aan zijn gemeenteleden, Joden en mensen uit verschillende volken, mensen die inmiddels jaren later heel andere levenservaringen opdoen. Hij roept ze niettemin op om vol te houden, alsof ze op de vlucht zijn, net als die vrouw met haar kind. Hij ziet zijn lezers blijkbaar als een miserabel groepje vluchtelingen die onder de radar verdwenen zijn. Ze zijn namelijk in zijn ogen niet opgewassen tegen de politieke en economische macht van de staat waarin ze wonen. Ze zijn ontworteld, hebben geen eigen woonplaats en geen eigen gemeenschap en leven verstrooid over de wereld. Als vluchtelingen hebben ze hun burgerrechten verloren en het enige dat ze meenemen is hun kritische houding jegens die staatmacht. Zo voeren ze de ongelijke strijd om gerechtigheid. Die strijd is alleen vol te houden – zegt Johannes – voor wie de muziek van Gods rijk horen en het begrijpen. Dat is het geheim van Israël, het volk dat zich op de berg Sion, de berg van hun God, verzamelt rondom hun eigen koning, een leider in de gedaante van een lam. Daar worden ze gesterkt en bemoedigd door de Geest, die belooft dat er eindelijk gerechtigheid gedaan zal worden en dat er een eind zal komen aan de vernedering. Dat geheim van Israël is de reden om te blijven volharden in de goede strijd tot in de dood toe (14:1 – 13). Hoe lang duurt deze noodtoestand nog? Johannes ziet in een flits, hoe de belofte van de komst van Gods rijk ooit vervuld zal worden en wel op een huiveringwekkende manier. Zij die Jeruzalem hebben vertrapt, zullen zelf vertrapt worden! Ze zullen als druiven geoogst en in de wijnpers geperst worden. Zo zullen de onderdrukkers op hun beurt ervaren wat barensweeën zijn! Ze worden afgerekend op al het bloed dat ze vergoten hebben (14:14 – 20).

Maarten den Dulk

In de Waagschaal, jaargang 52, nr. 7, 1 juli 2023