Wc’s voor de wereld

logoIdW

 

Onlangs las ik in een kerkblad van een naburige gemeente een oproep om je aan te melden voor de World Servants groep van 2017.‘Ben je 16 jaar of ouder en wil je wel eens zo’n mooie bouwervaring in een ontwikkelingsland meemaken en wil je de deelnemersbijdrage van ongeveer € 2500,00 voor reiskosten en aanschaf van bouwmaterialen met acties bij elkaar werken, dan kan je jezelf tot 1 september opgeven bij de begeleiders van onze World Servants groep.’

Blijkbaar hebben jongeren tegenwoordig wildere prikkels nodig als het gaat om reizen en werken in het buitenland. Hoe anders was het in mijn tijd. Toen ging je druiven plukken in Frankrijk of je werd au pair. Het werd ons door degenen die het hadden gedaan allemaal heel mooi voorgespiegeld. Dat je helse rugpijnen leed bij het druiven plukken en dat je als au pair in de meeste gevallen niet meer was dan een onbetaald dienstmeisje, vertelden ze je er natuurlijk niet bij. Daar kwam je zelf snel genoeg achter. Mijn tijd als au pair in Spanje liep om die reden dan ook niet goed af.

Als ik afga op de verhalen uit mijn vrienden- en kennissenkring zijn er onder de jongeren die gaan reizen en werken in het buitenland twee types te onderscheiden: de wat minder serieuze en de echt serieuze jongeren. De eerste groep volgt bijvoorbeeld eerst een korte cursus voor snowboardinstructeur met de bedoeling om daarna met het geven van snowboardlessen aan kinderen en volwassenen hun verblijf in het wintersportgebied zelf te bekostigen. De echt serieuze jongeren nemen deel aan een project van de World Servants en vergelijkbare organisaties. De eerste paar jaren was ik nog erg onder de indruk van deze jongeren, die in de zomervakantie, na hun eindexamen of studie enkele weken meehielpen met het bouwen van scholen en ziekenhuizen. Dat ze met de verkoop van pepermunt, oliebollen, taarten en individuele bijdragen zelf het benodigde bedrag bij elkaar wisten te sprokkelen, was in mijn ogen alleen maar lovenswaardig.

Tot ik mij ging afvragen: waaruit bestaat eigenlijk die bijdrage van deze jongeren, als het gaat om het bouwen van scholen en ziekenhuizen. Wat de jongeren van nu op mijn generatie voorhebben is dat zij op de middelbare school natuurlijk wel het vak techniek hebben gehad. Maar kan je dan ook elektriciteit aanleggen en muurtjes metselen. Hoeveel tijd blijft er na bijbelstudie trouwens over voor het bouwen aan klaslokalen of huisvesting in die twee à drie weken, die ze in landen als Rwanda, Myanmar of Malawi verblijven. Sindsdien ben ik de mededelingen van de World Servants groep kritischer gaan lezen. Ik begrijp nu dat zij voor het luttele bedrag van € 2500,00 voornamelijk worden ingezet voor het bouwen van latrines bij scholen en ziekenhuizen. Mijn man, die kort geleden enkele dagen in Ethiopië was om daar examens belastingrecht af te nemen, wist mij te vertellen dat de Franse hurk-wc’s  vergeleken bij de wc’s in Ethiopië een ongekende luxe zijn. Latrines bouwen komt in de praktijk neer op het graven van greppels. Als je bedenkt dat een goede spade van echt smeedwerk ook bij ons nog geen honderd Euro kost, dan moeten die jongeren wel veel geld neertellen voor hun werkvakantie. Je vraagt je onwillekeurig af of de samenleving niet beter af was met een donatie van € 100,00 om een locale inwoner een paar dagen aan het werk te zetten. Enigszins beschaamd komt mij in gedachten een neef, die lang geleden op het schip ‘De Logos’ een reis van negen maanden maakte langs havens in Zuid Amerika. En in elke haven die het schip aan deed, ging hij aan land om bijbels uit te delen. Ik deed daar indertijd enigszins lacherig over. Nu besef ik dat hij in zijn gedrevenheid heel wat meer ontberingen heeft ondergaan dan de jongeren die nu meedoen aan projecten van de World Servants.

Machteld de Mik-van der Waal