Waarom Bonhoeffer naar Gandhi wilde – en uiteindelijk niet ging

logoIdW

Het studiejaar dat Dietrich Bonhoeffer van september 1930 tot juni 1931 in Amerika doorbracht is van grote, nauwelijks te overschatten betekenis voor zijn leven en denken geweest.1 Als hij op de boot stapt is hij 24 jaar oud, maar al wel gepromoveerd in de theologie en heeft hij zelfs ook al een tweede studie geschreven, die hem het recht geeft aan de universiteit van Berlijn als Privatdozent college te geven. Omdat hij nog geen predikant kan worden – daarvoor diende hij minimaal 25 jaar te zijn – maakt hij gebruik van de mogelijkheid een beurs aan te vragen om een jaar aan Union Theological Seminary in New York te studeren.

Als Bonhoeffer daar aankomt is hij weliswaar geen uitgesproken nationalist, maar hij deelt wel de algemene opinie in Duitsland dat hun bij de ‘vrede’ van Versailles onrecht is aangedaan, door de schuld voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog eenzijdig bij Duitsland te leggen en forse herstelbetalingen van hen te eisen.2 Bonhoeffer is ook bepaald geen militarist, maar in een lezing die hij in 1929 in Barcelona houdt heeft hij wel duidelijk laten blijken dat hij het als een complete perversiteit beschouwt om op grond van de Bergrede te stellen dat het gebod mijn vijand lief te hebben zou impliceren dat ik mijn kameraad in de loopgraven, in letterlijke zin prijsgeef. Als christen is het mijn primaire opdracht, het volk waaruit ik ben voortgekomen en waarvan ik deel uitmaak tegen de vijand te beschermen.3Wanneer hij in juni 1931 met de boot uit Amerika vertrekt zijn zijn gedachten in dit opzicht radicaal veranderd. Wat is er in New York gebeurd?

Bergrede
De tijd in Amerika is voor Bonhoeffer vooral belangrijk geweest vanwege ervaringen die hij opdoet. Hij sluit vriendschap met enkele medestudenten, onder wie Jean Lasserre, een Fransman, gereformeerd en overtuigd pacifist. In een interview uit 1971 zegt Lasserre dat ze ‘anfangs einander ziemlich reserviert gegenüber […] standen’.4Bonhoeffer had als lutheraan geleerd de terreinen van kerk en staat strikt gescheiden te houden; de Bergrede was er alleen voor gegeven om onze zondigheid te leren kennen. Het lag daarom niet voor de hand dat deze twee veel met elkaar zouden optrekken, ze dachten heel verschillend en ze komen ook uit landen die in de Eerste Wereldoorlog tegenover elkaar hadden gestaan.

Een belangrijk moment voor hun vriendschap is wanneer ze samen in het voorjaar van 1931 naar de verfilming van het boek van Erich Maria Remarque, Van het westelijk front geen nieuws, gaan. Het boek – en ook de film – laat vanuit Duits perspectief de gruwelijkheid en zinloosheid van de oorlog zien. Het Amerikaanse bioscooppubliek identificeert zich tijdens de vertoning duidelijk met de Duitse soldaten in de loopgraven en applaudisseert zelfs wanneer Franse soldaten in de film gedood worden. Het raakt hen beiden diep en het is Bonhoeffer die Lasserre opbeurt, ‘wie eine Mutter ihr Kind tröstet.’5 In het interview zegt Lasserre ervan:

‘Wir alle beide, meine ich, haben da entdeckt, dass die communio, die Gemeinschaft der Kirche viel wichtiger ist als die nationale Gemeinschaft; und ich denke, seine Reaktion ging umso tiefer und veränderte umso stärker seine vorgefasste Ideen, als wir vorher schon von diesen Dingen gesprochen hatten.’6

Wat Lasserre hier aanduidt is precies hetgeen kenmerkend zal worden voor Bonhoeffers oecumenisch engagement in de volgende jaren: niet de nationale identiteit is bepalend, maar de levende gemeenschap met Christus over de grenzen van volkeren en culturen heen. Een dergelijke ontdekking heeft ook existentieel gehalte, hebben ze juist door dit voorval ondervonden. Zoiets kan inderdaad gebeuren als je een eind van huis bent en samen de vervreemding ervaart in een bioscoop vol Amerikanen die, hoewel er ook Amerikaanse soldaten waren omgekomen, eigenlijk niet beseffen wat de Eerste Wereldoorlog aan leed en verwoesting had ingehouden en in de levens van mensen had teweeggebracht. Dietrich wist het maar al te goed, zijn broer Walter was kort voor het einde van de oorlog gewond geraakt en overleden…

Bonhoeffer en Lasserre maken tegen het eind van dit studiejaar een reis naar Mexico. Ze nemen er samen ook deel aan een conferentie in Victoria, waar een vriend van Lasserre, Héberto Sein, net als hij een overtuigd pacifist, hoogleraar was. Op die conferentie had hij Bonhoeffer en Lasserre samen op de agenda gezet, voor een bijdrage onder de titel: ‘Ein Deutscher und ein Franzose werden zu Ihnen vom Frieden sprechen’. Lasserre was verbaasd dat ‘Dietrich damals ebenso fest überzeugt, wie ich, wenn nicht noch fester, in Sinne des Pazifismus sprach.’7

Abyssinian Baptist Church
Bonhoeffer sluit ook vriendschap met ‘zwarte’ medestudent, Frank Fisher. In de Verenigde Staten is er dan in de praktijk een vorm van raciale segregatie, met de bijbehorende discriminatie van gekleurde mensen. Bonhoeffer komt er nu ook mee in aanraking, bijvoorbeeld wanneer Frank Fisher en hij samen in een restaurant willen eten. De bediening weigert hun gelijke behandeling te geven, waarop ze samen demonstratief het restaurant verlaten.8

Begin 1931 is Fisher één van de twee studenten van Union Theological Seminary die de kans krijgt om een stage te doen bij het zondagsschoolwerk en het programma geloofsopvoeding van de Abyssinian Baptist Church, en hij neemt in zijn enthousiasme over deze gemeente Bonhoeffer er op een zondag mee naartoe.9 Bonhoeffer wordt een trouwe kerkganger in de Abyssinian Baptist Church en doet actief mee in allerlei kerkelijk werk. In een verslag over zijn tijd in New York voor zijn kerkelijk leidinggevende schrijft hij:

‘Durch meine Freundschaft mit einem Negerstudenten des Seminars wurde ich nicht nur bei den Führern der jungen Negerbewegung im Howard college in Washington, sondern auch in Harlem, in dem Negerviertel New Yorks, eingeführt. Mehr als sechs Monate bin ich fast jeden Sonntag mittags um einhalb drei in einer der großen Negro Baptist churches in Harlem gewesen und habe mit meinem Freund zusammen und oft in seiner Vertretung eine Gruppe junger Neger in der Sonntagsschule gehabt; bei der Negerfrauen habe ich Bibelstunden gehalten und habe einmal wöchentlich in einer weekday church school geholfen. So bin ich nicht nur mit mehreren jungen Negern gut bekannt geworden, sondern bin ich auch mehrfach in ihren Häusern gewesen. Dieser persönliche Umgang mit den Negern war für mich eines der entscheidendsten und erfreulichsten Ereignisse in meinem amerikanischen Aufenthalt.’10

De Abyssinian Baptist Church was begin negentiende eeuw ontstaan uit de First Baptist Church, volgens de ‘legende’ omdat Ethiopische koffiehandelaars in 1808 tijdens een zakenreis in New York weigerden om in de kerk als ‘zwarten’ apart van de ‘witten’ te zitten en pontificaal de kerk verlieten, gevolgd door een zestiental gemeenteleden.11 De historisch meest waarschijnlijke achtergrond is echter dat de First Baptist Church weigerde om binnen de eigen gemeente metterdaad afstand te nemen van de slavernij en in compromissen bleef steken.12De naam ‘Abyssinian’ verwijst ook niet specifiek naar het land met die naam, maar was een in die tijd gebruikelijke aanduiding voor mensen van Afrikaanse afkomst.13De nieuwe gemeente was overigens niet een volledig ‘zwarte’ gemeente en zette zich ook niet af tegen de First Baptist Church; in de eerste tijd leunde men in verschillende opzichten sterk op de First Baptist Church en waren de predikanten veelal ‘wit’.14

De Abyssinian Baptist Church was gelegen in de New Yorkse wijk Harlem, die vanaf eind negentiende eeuw tot ruwweg 1935 de plaats was waar ‘zwarten’ bij voorkeur heentrokken, vanuit de zuidelijke staten en het Caribisch gebied, en waar een razendsnelle transitie plaatsvond van de achtergestelde ‘slaven’-positie met bijbehorend laag zelfbewustzijn naar een deelname aan de Amerikaanse cultuur, economie en wetenschap. Niettemin botste men op tegen de nog altijd heersende segregatie en de ‘witte’ superioriteitsgevoelens die eraan ten grondslag lagen, met als reactie aan ‘zwarte’ kant een groeiend zelfbewustzijn, dat gestalte kreeg in een krachtige ‘zwarte’ emancipatiebeweging, de Harlem Renaissance. Dat was een beweging, waarin het culturele – muziek, kunst en literatuur – samenging met de vorming van een politiek en theologisch ‘zwart’ zelfbewustzijn. De Abyssinian Baptist Church stond daar middenin.15In dit klimaat kon ook een ‘seedling of a theology of civil disobedience’ 16opschieten. Reggie Williams typeert het kerkelijk leven daar als volgt:

‘The language of sin and salvation was present at Abyssinian, but the white liberal modernist hope for human achievement was not. Jesus, not modernity, was the reason for hope within black Christian communities like Abyssinian.’17

De toenmalige predikant van de Abyssinian Baptist Church, Adam Clayton Powell Sr. ,18 legde er in zijn preken nadruk op dat liefde voor de vijand, vergeving en afzien van wraak het hart van het Evangelie vormen.19 Powell koesterde groot respect voor Gandhi, vanwege diens geweldloze strijd tegen de Britse koloniale machthebbers in India, ook nadat de Engelsen in 1919 in Punjab een bloedbad hadden aangericht onder vreedzaam protesterende Indiërs. Gandhi – dat is goed om in gedachten te houden – had ruim twintig jaar in Zuid-Afrika gewoond en gewerkt, en daar ook de discriminatie op basis van huidskleur aan den lijve ondergaan, zoals Bonhoeffer dat in Amerika nu van dichtbij meemaakte.20 Belangrijk is ook dat Gandhi, hoewel zelf geen christen, erkende geïnspireerd te zijn door Jezus en met name de Bergrede. Zo komt Bonhoeffer dus in aanraking met Gandhi en de Bergrede, in het kader van de strijd tegen de achterstelling van ‘zwarte’ mensen. Williams legt er de nadruk op dat Bonhoeffers relatie tot Lasserre gezien moet worden in nauwe samenhang met zijn ervaringen in Harlem, en hij noemt die de ‘lens’ waardoor hij de Bergrede nu waarnam.21

Bonhoeffer studeert óók en verdiept zich met name in literatuur over de discriminatie van ‘zwarten’. Aan Union Theological Seminary volgt hij de werkcolleges van professor Reinhold Niebuhr over moderne Amerikaanse literatuur vanuit het perspectief van het ‘soziale und christliche Problem’. Bonhoeffer merkt in zijn verslag erover op dat die ‘erg leerzaam’ waren, maar het zegt wel iets dat hij er meteen op laat volgen: ‘Aus eigener Anschauung habe ich in Harlem viel gelernt.’22Hij neemt ook deel aan het college van professor Harry Ward over christelijke ethiek, waarin de problematiek van discriminatie op basis van huidskleur aan de orde komt.23 Uit de door Bonhoeffer zelf opgestelde lijst van door hem gelezen artikelen blijkt dat hij met name Gandhi’s strijd met grote belangstelling volgt.

Overigens dateert de belangstelling van Bonhoeffer voor India en ook voor Gandhi al van vóór zijn verblijf in New York. Hij had al eerder het plan opgevat om dat land te bezoeken, en in familiekring had hij vóór zijn vertrek naar New York al de mogelijkheid geopperd dat hij via India zou terugreizen.24 De ervaringen tijdens het studiejaar in Amerika zullen zijn wens om Gandhi te ontmoeten stellig aangewakkerd en verdiept hebben, maar in elk geval ook van richting veranderd. Niettemin reist hij in juni 1931 rechtstreeks terug naar Duitsland.

Terug in Duitsland
Terug in Duitsland komt Bonhoeffer in een uiterst explosieve politieke situatie terecht. Sinds de beurscrisis van 1929 en de daarop gevolgde massale werkloosheid hebben de nationaalsocialisten de wind in de zeilen. De SA oefent een ware straatterreur uit en op wereldschaal neemt de dreiging van een nieuwe oorlog toe. Met een verwijzing naar Gandhi wijst Bonhoeffer er in een lezing uit 1932 op dat er een andere weg is om nationale identiteit vorm en inhoud te geven dan die van de nazi’s, niet door geweld, maar door

‘die Gemeinschaft unter das Gebot zu stellen: Du sollst kein Leben vernichten, leiden ist besser denn mit Gewalt leben. Wenn es sich dann ereignet, daß eine Versammlung von Tausenden von Anhängern Gandhis, die von der Regierungspolizei aufgelöst werden soll, ihren Willen ohne Gewalttat versucht durchzusetzen in passiver Resistenz, bis die weißen Maschinengewehre auf sie gerichtet werden und Hunderte dahinmähen, so ist das die große Ausprägung und Lösung, die die Frage nach dem Recht auf Selbstbehauptung in Indien noch heute findet.’25

Daarmee zegt Bonhoeffer niet alleen iets over India en de strijd tegen de koloniale overheersing door de Engelsen, maar laat hij ook blijken welke weg hij voor Duitsland geboden acht.

Wanneer Hitler in januari 1933 aan de macht komt beseft Bonhoeffer, geleerd door wat hij in Amerika aan discriminatie op basis van huidskleur heeft gezien, wat de joden in Nazi-Duitsland te wachten staat. Hij zet zich ervoor in dat de protestantse kerk belijdend spreekt tegen de discriminatie van joden, en de overheidsmaatregelen die tegen het Evangelie ingaan beantwoordt met geweldloze ongehoorzaamheid.

Dominee in Londen
Als de Duitse kerk najaar 1933 niet zo ver blijkt te zijn dat ze weigert de anti-joodse maatregelen helder belijdend in woord en daad met burgerlijke ongehoorzaamheid te beantwoorden vertrekt Bonhoeffer naar Engeland, om predikant van de Duitse kerk in Londen te worden. Daar zet hij de strijd voort tegen de Rijkskerk, en doet hij er alles aan om de oecumenische beweging zover te krijgen dat die de Duitse kerk dwingt kleur te bekennen, dat wil zeggen de opvattingen van de Deutsche Christen die het christelijk geloof proberen te vermengen met de ideologie van het nationaalsocialisme voor onverenigbaar met het christelijk geloof verklaart. Van de oecumene zelf verwacht hij dat die ondubbelzinnig kiest voor hen die weigeren de kerk raciaal te ‘zuiveren’. Hij raakt er steeds meer van overtuigd dat de kerk in het Derde Rijk zichtbaar moet worden, als gemeenschap die God meer gehoorzaamt dan de mensen en bereid is daarvoor te lijden.

Een sprekend voorbeeld van hoe Gandhi in Bonhoeffers gedachten aanwezig is, laat de preek over Lukas 13:1-5 zien die hij op 8 juli 1934 in Londen houdt, kort nadat Hitler de top van de SA heeft laten uitmoorden. Bonhoeffer roept de gemeente op niet naar schuldigen te zoeken en daarbij aan zichzelf voorbij te kijken. Om duidelijk te maken wat hij bedoelt verwijst hij naar Gandhi, zonder overigens diens naam te noemen. Hij duidt hem aan als ‘[e]in großer Mann unserer Zeit, ein Nicht-Christ – aber man ist wohl versucht zu sagen, ein heidnischer Christ’.26Hij vertelt dan dat Gandhi in zijn functie als schoolhoofd eens was geconfronteerd met een voorval van diep en schokkend onrecht onder de leerlingen. Hij had toen niet meteen klaargestaan met zijn oordeel, maar was eerst tot zichzelf ingekeerd en had zich de vraag gesteld wat zijn eigen verantwoordelijkheid in dit gebeuren was. Bonhoeffer duidt het in zijn preek zo, dat Gandhi in de schuld van zijn leerlingen zijn eigen schuld, zijn gebrek aan liefde, aan geduld en aan waarachtigheid heeft onderkend. In zijn preek bindt Bonhoeffer zijn gemeente in Londen op het hart dat enkel en alleen in een geest van ootmoedige zondekennis weer ruimte gegeven wordt aan de Geest van God, en dat enkel door boete te doen geloof, liefde en hoop geboren worden.

Twee maanden eerder, op 28 april 1934, had Bonhoeffer tegenover een andere studievriend uit de New Yorkse tijd, de Zwitser Erwin Sutz, zijn hart gelucht over hoe hij tegen de ontwikkelingen in Duitsland, met name in de kerk, aankijkt. Hij schrijft:

‘obwohl ich mit vollen Kräften in der kirchlichen Opposition mitarbeite, ist es mir doch ganz klar, daß diese Opposition nur ein ganz vorläufiges Durchgangs¬stadium zu einer ganz anderen Opposition ist, und daß die Männer dieses ersten Vorgeplänkels zum geringsten Teil die Männer jenes zweiten Kampfes sind. Und ich glaube, die ganze Christen¬heit muß mit uns darum beten, daß das “Widerstehen bis aufs Blut” [Hebr. 12:4], kommt und daß Menschen gefunden werden, die es erleiden. Einfach erleiden – darum wird es dann gehen, nicht Fechten, Hauen, Stechen, – das mag für das Vorgefecht noch erlaubt und möglich sein, der eigentliche Kampf, zu dem es vielleicht später kommt, muß einfach ein glaubendes Erleiden sein und dann, dann vielleicht wird sich Gott wieder zu seiner Kirche mit seinem Wort bekennen, aber bis dahin muß viel geglaubt, viel gebetet und viel gelitten werden. Wissen Sie, ich glaube – vielleicht wundern Sie sich darüber – daß die ganze Sache an der Bergpredigt zur Entscheidung kommt.’27

In dit citaat komt duidelijk uit wat Bonhoeffer van de Duitse kerkstrijd tot dan toe vindt. Men maakt zich druk om de zuiverheid van de verkondiging, maar dat daar ook een leven in gehoorzaamheid bij hoort ziet men over het hoofd of wil men niet waar hebben. Zelf meent hij dat de strijd de vorm van geweldloze ongehoorzaamheid tegenover de discriminerende wetten van de nazi-staat zal moeten hebben, en hij maakt zich geen illusies – dat zal lijden betekenen. Maar wat bedoelt hij, als hij schrijft dat hij gelooft ‘dat alles zich rond de Bergrede uitkristalliseert’?

Andere brieven en uitlatingen in lezingen en rapporten laten zien in welke richting Bonhoeffer hier denkt. Tijdens zijn tijd in Londen heeft hij contact gehad met Hardy Arnold, wiens vader Eberhard Arnold de stichter was van de leefgemeenschap Bruderhof in Zuid-Duitsland, een christelijke commune op basis van gemeenschap van goederen die was voortgekomen uit de religieus-socialistische Neuwerk-beweging.28 Op 14 juni 1934 schrijft Hardy aan zijn vader een brief, waarin hij meldt

‘dass hinter Bonhoeffer eine Gruppe von etwa 60-70 jungen Menschen steht, die enrsthaft um die Erkenntnis und das Tun des Willens Gottes ringen in dieser Zeit, und bereit sind, alles dafür auf sich zu nehmen. Es besteht je eine Gruppe in Berlin, in Bonn und in Tübingen.’29

In deze brief aan zijn vader en ook in de uitvoerige brief die hij een dag later aan Edith Boeker schrijft noteert Hardy Arnold ook dat Bonhoeffer plannen heeft om voor een half jaar naar India te gaan, met de bedoeling daar bij Gandhi in de leer te gaan.30

Bonhoeffer zelf is, wanneer hij met Arnold spreekt, al druk bezig zich voor te bereiden op de conferentie van Life and Work, één van de voorlopers van de Wereldraad van Kerken, die van 18 tot 30 augustus 1934 op het Deense Waddeneiland Fanø gehouden werd. In de lezing die Bonhoeffer op die oecumenische conferentie houdt zegt hij:

‘Wer von uns darf denn sagen, daß er wüßte, was es für die Welt bedeuten könnte, wenn ein Volk – statt mit der Waffe in der Hand – betend und wehrlos und darum gerade bewaffnet mit der allein guten Wehr und Waffen den Angreifer empfinge?’31

Hij kan daar moeilijk in ronde woorden zeggen waaraan hij daarbij denkt. Niettemin is voor de goede verstaander wel duidelijk dat hij zinspeelt op de vorming van groepen die zich geweldloos verzetten tegen de politiek van de nationaalsocialistische staat en opkomen voor wie geen stem heeft.

Denkt Bonhoeffer er dan serieus over naar Duitsland terug te gaan en zich te engageren met de studentengroepen, waarover hij met Hardy Arnold gesproken had? Hij heeft dan al de vraag naar zich toe gekregen of hij bereid zou zijn een Predigerseminar van de Bekennende Kirche van de Altpreußische Union te gaan leiden. Op 4 juni 1934, kort na de Bekenntnissynode van Barmen, hebben Gerhard Jacobi en Franz Hildebrandt – een vriend van Bonhoeffer – hem namens de Bruderrat van de Bekennende Kirche telefonisch benaderd met dit verzoek.32Het is bepaald geen uitgemaakte zaak dat Bonhoeffer hierop zal ingaan. Twee weken daarvóór nog, op 22 mei 1934, had hij aan zijn grootmoeder Julie Bonhoeffer geschreven dat hij ‘[l]eider […] gar kein rechtes Zutrauen zu der kirchlichen Opposition’ heeft en dat hij vreest dat we ‘vielleicht noch einmal eine furchtbare Kompromittierung des Christentums mit ansehen müssen’.33 We herkennen daarin de scherpe kritiek, zoals hij die uitte in zijn brief aan Erwin Sutz van 28 april 1934. Toch laat Bonhoeffer enkele weken later, na overleg met vrienden en geestverwanten, weten dat hij eventueel bereid is deze taak op zich te nemen.34Maar niet alleen bij Bonhoeffer zelf zijn er aarzelingen, ook in de Bruderrat leven er bedenkingen tegen de benoeming van Bonhoeffer op die post. Men weet dat hij uitgesproken opvattingen heeft die ook binnen de Bekennende Kirche vragen oproepen. In de vergadering van de Bruderrat van 4 juli 1934 hakt men niettemin de knoop door en besluit dat Bonhoeffer per 1 januari 1935 kan beginnen.35

Dat duurt dan nog bijna een half jaar, en dat zou de mogelijkheid bieden om van tevoren nog naar India te gaan. Dat laatste wil Bonhoeffer in elk geval, maar het staat voor hem nog niet vast dat hij ook inderdaad een Predigerseminar wil gaan leiden. Op 11 september 1934 schrijft hij opnieuw aan Erwin Sutz en biecht op, dat hij er nog niet uit is wat hij zal doen, terug naar Duitsland of (eerst) naar India:

‘Ich bin wieder zurück in unserer Gemeinde und quäle mich damit ab, einen Entschluß zu fassen, ob ich als Leiter eines zu errichtenden Predigerseminars nach Deutschland zurückgehen soll, ob ich hierbleiben soll oder ob ich nach Indien gehe. An die Universität glaube ich nicht mehr, habe ja eigentlich nie daran geglaubt – zu Ihrem Ärger. Die gesamte Ausbildung des Theologennachwuchses gehört heute in kirchlich-klösterliche Schulen, in denen die reine Lehre, die Bergpredigt und der Kultus ernstgenommen wird – was gerade alles drei auf der Universität nicht der Fall ist und unter gegenwärtigen Umständen unmöglich ist. Es muß auch endlich mit der theologisch begründeten Zurückhaltung gegenüber dem Tun des Staates gebrochen werden – es ist ja doch alles nur Angst. “Tu den Mund auf für die Stummen” [Spr. 31:8] – wer weiß denn heute noch in der Kirche, daß dies die mindeste Forderung der Bibel in solchen Zeiten ist? Und dann die Wehr- und Kriegsfrage etc. etc..’36

Het kan in september 1934 dus nog verschillende kanten uitgaan: naar Duitsland terug, als Direktor van een Predigerseminar van de Bekennende Kirche, in Londen blijven, of naar India – naar Gandhi. Zou het Duitsland worden, dan alleen als er reëel perspectief is op een plek, waar leven uit het geloof in Christus en geleefd geweldloos verzet tegen de discriminerende maatregelen van de nazi-overheid volstrekt samengaan.

‘Besliste keuze voor vrede maken door gewetensvol verzet’
Nu hebben we in de brief van Hardy Arnold aan zijn vader gelezen dat hij van Bonhoeffer gehoord had dat er in verschillende Duitse steden groepen jongeren waren die zich geëngageerd bezighielden met de vraag hoe als christen in Nazi-Duitsland te leven. Verdere informatie over die groepen ontbreekt, maar het ligt voor de hand dat Bonhoeffer bij die ‘jonge mensen’ in Berlijn aan zijn eigen studenten heeft gedacht, en bij die in Bonn aan de studenten van Karl Barth.37 Valt daar meer van te zeggen?

Ruim een half jaar later, op 29 januari 1935, schrijft Bonhoeffer in een ‘Memorandum an die Ökumenische Jugendkommission’ dat de ‘Duitse Fanö-groep’ – daarmee doelt hij op de deelnemers aan de conferentie op Fanø en degenen die op een of andere manier kennis hebben kunnen nemen van daar gehouden lezingen en in dat spoor verder denken – stevig ‘propaganda’ heeft gemaakt in Tübingen en Heidelberg en dat daar sprake is van ‘readiness to take seriously the christian message of peace.’38In dit memorandum geeft Bonhoeffer zelf de volgende schets van de situatie:

‘In Berlin a group of students of various nationalities met under the auspices of the youth commission in the house of the Swedish pastor Forell and had a very satisfactory meeting; it is also there that a group of young Christians are seriously considering the possibility of starting a small christian community in the form of a settlement or any other form on the basis of the Sermon on the Mount. It is felt that only by a clear und uncompromising stand Christianity can be a vital force for our people. It is also felt that the developments of the Church dispute in Germany are tending more and more towards a sort of conservative Christia¬nity which of cause would go very well with the rather conservative spirit which is steadily growing under the present Reichswehr and Industry regime. This group would also make a definite stand for peace by conscientious objection. The question which is not yet succeeded to find an answer to, is whether in case of war a service in a sanitary group would be christianly justifiable. […] We are now thinking if we could combine the idea of a christian community mentioned above with the new Seminary.’39

Uit die laatste woorden valt af te leiden dat Bonhoeffer wanneer hij dit schrijft zijn plannen om naar India te gaan al heeft laten varen. Maar dat is dan nog maar heel recent en het moet een heel moeilijke beslissing geweest zijn. De wens om naar India te gaan koesterde hij immers al heel lang en heel diep en eind 1934 leek hij eindelijk in vervulling te kunnen gaan. Op 17 oktober 1934 had hij namelijk een brief aan Gandhi geschreven, met daarin het verzoek enige tijd in zijn ‘ashram’ te mogen doorbrengen. In die brief schrijft hij over zijn beweegredenen onder meer:

‘We are having great theologians in Germany – the greatest of them being in my opinion Karl Barth, whose disciple and friend I am happy to be – they are teaching us the great theological thoughts of the Reformation anew, but there is no-one to show us the way towards a new Christian life in uncompromising accordance with the Sermon on the Mount. It is in this respect that I am looking up to you for help.’40

Als hij dit schrijft heeft hij het verzoek om een Predigerseminar van de Bekennende Kirche te gaan leiden al ruim vier maanden in huis. Gezien het feit dat Bonhoeffer dan toch aan Gandhi schrijft met de vraag of hij enige tijd bij hem mag doorbrengen, is duidelijk dat het verzoek van de Bekennende Kirche hem er in eerste instantie niet van weerhouden heeft om door te gaan met zijn plannen om naar India te gaan en zelfs, dat het er midden oktober op lijkt dat de balans in het voordeel van Gandhi zal uitvallen. Als Gandhi op 1 november 1934, vrijwel per kerende post, antwoordt dat hij welkom is om een tijdlang bij hem in zijn ‘ashram’ te leven, staat niets hem meer in de weg om er samen met zijn Londense collega Julius Rieger heen te gaan.41

Uiteindelijk kiest Bonhoeffer er echter toch voor om een Predigerseminar te gaan leiden. Het laat zich denken dat de uitkomst van de tweede Bekenntnissynode van Berlijn-Dahlem van 19 tot 22 oktober – enkele dagen dus nadat Bonhoeffer zijn brief aan Gandhi geschreven had – in deze beslissing een – belangrijke en mogelijk zelfs doorslaggevende – rol heeft gespeeld. In de door Bonhoeffer zelf opgestelde notulen van een gezamenlijke vergadering van predikanten en kerkeraden van [Duitse] protestantse gemeenten in Engeland van 5 november 1934 staat te lezen dat de Duitse protestantse kerk ‘seit Sonnabend, dem 20. 10. […] ein klares Bild’42laat zien. Daarmee bedoelt hij: er is een beslissing gevallen die klaarheid heeft geschapen. Dan volgt een korte, door Bonhoeffer zelf ter vergadering gegeven schets van wat zich in de Duitse protestantse kerk in de achterliggende periode had afgespeeld, waarna hij in zijn eigen woorden de volgende conclusie notuleert: ‘So fand sich unter dem Eindruck der Vorgänge am 20. 10. die gesamte kirchliche Opposition zusammen und erklärte sich als allein rechtmäßige Kirche.’43 Bonhoeffer tekent er dan nog bij aan dat uit het gegeven dat op diezelfde 20ste oktober jonge theologen in het ambt bevestigd zijn duidelijk blijkt dat men beseft dat hier werkelijk de vraag in geding is, wat de kerk van Jezus Christus wezenlijk is.

Medio november 1934 schrijft Bonhoeffer aan zijn zwager Gerhard Leibholz dat hij de week erna naar Berlijn wil komen en zinspeelt hij op een langer verblijf in Duitsland, maar tekent erbij aan dat hij dan wel verlof van zijn kerkeraad moet krijgen.44 Kennelijk is de beslissing dan dus al min of meer gevallen.45 Maar dat een daadwerkelijk ernst maken met de navolging van Christus voorop staat, komt duidelijk naar voren in de brief die Bonhoeffer twee maanden later, op 14 januari 1935, aan zijn oudste broer Karl Friedrich schrijft:

‘Ich glaube zu wissen, daß ich eigentlich erst innerlich klar und wirklich aufrichtig sein würde, wenn ich mit der Bergpredigt wirklich anfinge, Ernst zu machen. Hier sitzt die einzige Kraftquelle, die den ganzen Zauber und Spuk einmal in die Luft sprengen kann, bis von dem Feuerwerk nur ein paar ausgebrannte Reste übrigbleiben. Die Restauration der Kirche kommt gewiß aus einer Art neuen Mönchtums, das mit dem alten nur die Kompromißlosigkeit eines Lebens nach der Bergpredigt in der Nachfolge Christi gemeinsam hat. Ich glaube, es ist an der Zeit, hierfür die Menschen zu sammeln. […] Es gibt doch nun einmal Dinge, für die es sich lohnt, kompromißlos einzustehen. Und mir scheint, der Friede und soziale Gerechtigkeit, oder eigentlich Christus, sei so etwas.’’46

Over Gandhi en India geen woord in deze brief, wel over wat er in Duitsland moet gebeuren. De Bergrede, Christus, sociale gerechtigheid, in één adem, onlosmakelijk verbonden, met het oog daarop wil hij mensen voor een protestantse leefgemeenschap bij elkaar brengen.

Nu de beslissing gevallen is vraagt Bonhoeffer een maand later, op 11 februari 1935, aan zijn kerkeraad verlof om een Predigerseminar te gaan leiden. De ook dit keer door hemzelf opgestelde notulen vermelden er het volgende over:

‘Dann bittet der Pfarrer den Kirchenvorstand darum, ihm einen Urlaub von 6 Monaten zu gewähren, um einem Ruf der Leitung der Bekenntniskirche in Deutschland zur Errichtung eines Predigerseminars folgen zu können. Für einen Vertreter wird gesorgt werden. Der Kirchenvorstand nimmt diese Bitte in verständnisvollster Weise entgegen und gewährt dem Pfarrer Urlaub vom 15. III. bis IX.’47

Wat gaf uiteindelijk de doorslag?
Bonhoeffers besluit om op het verzoek van de Bruderrat van de Bekennende Kirche in te gaan is – zoveel is wel duidelijk – mede ingegeven door de overweging dat hij zo een gemeenschap kon vormen, waar gestalte werd gegeven aan de zichtbare gehoorzaamheid aan Jezus Christus. Daarvoor spreekt ook dat hij aan de Bruderrat toestemming vroeg om binnen dat Predigerseminar een kleine broedercommunauteit te beginnen, waarin men zich verplichtte tot een leven volgens de Bergrede en met de Psalmen.48

Maar wát ook voor Bonhoeffer de doorslag gegeven mag hebben, zeker is dat hij beseft moet hebben dat de situatie in nazi-Duitsland alleen maar urgenter werd en dat er geen tijd meer te verliezen was: de ‘groepen’ waarover hij aan anderen schreef moesten metterdaad gestalte krijgen, de totstandkoming van een op de Bergrede gebaseerde gemeenschap die daadwerkelijk Christus navolgt kon geen uitstel lijden. Mogelijk heeft ook een rol gespeeld dat hij zich heeft gerealiseerd dat ‘geweldloze weerbaarheid’ en ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ tegenover een langs democratische weg gekozen en tegelijk geweld verheerlijkend totalitair regime nog iets anders is dan wat Gandhi in India in praktijk bracht, waar een koloniale macht met beperkte middelen en menskracht en gebonden aan het geldende recht een gigantische inheemse bevolking moest zien af te houden van de realisering van zelfbeschikking. Het verschil tussen die beide contexten verhevigde ook alleen maar, en Bonhoeffer heeft wellicht de conclusie getrokken dat India als ‘leerschool’ aan relevantie inboette. Hoe dan ook, hij heeft niet van Gandhi kunnen ‘afkijken’ hoe geweldloze weerbaarheid in de praktijk ‘werkt’, hij heeft het in zijn eigen ‘ashram’ zelf moeten verkennen en in praktijk brengen.49

Gerard den Hertog

In de Waagschaal, jaargang 49, nrs.