Waar ben ik?

Onbestemd. Zo duidt Maarten van der Graaff in het voormalig boekenprogramma ‘Brommer op zee’ de sfeer van zijn boek Onder asfalt. De één noemt het scifi, de ander een dystopische roman. Mij deed het denken aan Slaap zacht Johnny Idaho van Auke Hulst, waar een virtuele levensvorm steeds meer mensen inkapselt en gevangen neemt. Maar ook na herhaaldelijk lezen van Onder asfalt krijg je maar moeilijk grip op de roman.

Het verhaal speelt zich af tussen Genesis en Openbaring, waarbij de slang niet ontbreekt, maar ook een vriendelijke visser een rol speelt. Op zomaar een dag in 1999 verdwijnen in een oogwenk alle snelwegen. Elke verbinding naar een andere plek, elke toegang tot de stad is afgesloten. Wat rest is modder, puin, rotzooi en chaos. De infrastructuur verandert in een ‘non-structuur’. “Met deze woestenij zou alles beginnen.” (p. 9) Als uit het niets dienen zich engelen aan met namen als Gabriël en Raziël. Zij gaan aan het werk met de chaos en zullen deze omvormen tot een hemelse stad, waar alleen zij die in het boek geschreven staan naar binnen zullen komen. Voor alle anderen is er enkel duisternis.

Ira leeft in het jaar 2068, in een wereld waar techniek geïnternaliseerd is in ieders brein en lijf. Een oudere generatie kan er nog voor kiezen om deze velden te implementeren, maar bij jongere generaties gaat dit vanzelf. Het is een deel van hun DNA geworden. Via ‘velden’ wordt opgeslagen wat van belang is, van foto’s tot herinneringen tot afspraken en informatie. De naar binnen gekeerde blik van medemensen op een feestje, bij de bushalte of tijdens de maaltijd doet vermoeden dat ze voortdurend door deze velden bladeren. Je kunt een ander toestemming geven om toegang te krijgen tot één van je velden en zo je leven delen met wie je maar wilt. Zelfs is het mogelijk én lucratief om je velden te verhuren aan bedrijven, zodat zij kennis kunnen opdoen over gewoontes en behoeften van gebruikers.

De moeder van Ira verblijft in een veldhuis, omdat haar velden zijn ingestort. Ze is niet meer aanspreekbaar en kan niet herstellen. Via een bepaalde techniek kan Ira meekijken in de velden van haar moeder en krijgt ze toegang tot haar data. Voor Ira ontvouwt zich daarmee de wereld van 1999 met ingestorte snelwegen, verdwijningen en nieuwe vriendschappen. Zo dicht bij haar moeder is ze nooit eerder geweest; haar afstandelijke, altijd haastige moeder, die haar dochter nauwelijks in haar leven kon laten. Als een verslaafde laaft Ira zich aan de velden van haar moeder. Zelfs zodanig, dat ze uiteindelijk daarin opgaat, als een mystieke versmelting van moeder en dochter.

Van der Graaf stelt in het eerder genoemde ‘Brommer op zee’ zelf de vraag: waar ben ik? Niet, wie ben ik, of wat ben ik, maar waar ben ik? Deze vraag onderzoekt hij in zijn roman op een inventieve, verwarrende en diepgravend manier. Het contrast tussen de virtuele wereld van Ira, waar alles gedigitaliseerd is en er voortdurend allerlei velden van informatie en contact openstaan, en de aardse woestenij van 1999 die er voor zorgt dat je wereldje zich beperkt tot de tastbare plek waar je bent, is groot.

In de droomwereld van haar moeder ziet Ira vrienden ploeteren door de modder op zoek naar een verdwenen klasgenoot, wordt gedroomd van het Zeeuwse strand en de eerste kus onder het viaduct, een spooktocht door de bossen en een vuur om je aan te warmen. Daar steekt de digitale leefwereld van Ira en haar vrienden kil bij af. Geluidloze auto’s, uniform geklede mensen, gezondheid als religie en een Randstad die steeds ontoegankelijker wordt voor wie niet genoeg geld heeft om zich de luxe van een hippe stad te veroorloven.

In 2068 is alle ziel verdwenen uit het leven. Stabiliteit, een overheidsorgaan, doorzoekt voortdurend alle velden om te detecteren hoe er gedacht wordt, waar men mee bezig is, of er weerstand is, of loyaliteit. Er zijn geen geheimen meer, en Stabiliteit kent je beter dan dat je jezelf kent. Het lijkt zelfs zo te zijn dat niemand daar nog onder lijdt. De rebelse tante Joan biecht op dat ze uiteindelijk toch ook maar velden heeft laten implanteren, vanwege het gemak.

Waar ben je, als je voortdurend door verschillende velden bladert, en anderen ook nog eens toegang hebben tot die velden? Ondanks die extreme vorm van een gedeeld leven, leeft ieder ‘voor zichzelf alleen’. Er is weinig existentiële verbinding met buren, collega’s, voorgeslacht of nageslacht. Het leven heeft iets ijls, het is zelf ook digitaal geworden, alsof je zo uitgeveegd kan worden. Dat is uiteindelijk de vraag die als een rode draad door het boek loopt; Ira moet besluiten of ze de velden van haar moeder onaangetast laat, of dat ze deze laat verdwijnen, waarna haar moeder zal overlijden. Alle zeggenschap over het bestaan van haar moeder ligt in handen van de dochter. Maar Ira kan niet tot een besluit komen.

In de velden van haar moeder, die steeds meer verweven raken met haar eigen velden, zoekt Ira naar het concrete, het tastbare, naar houvast. Waar ben ik? “…ik wil bij haar zijn in de schaduwen.” (p. 170) Van der Graaf lijkt te suggereren dat het echte leven aan de grond gebeurt. Niet in de virtuele velden, maar onder het asfalt. Daar waar woestenij is, waar ‘een laag van de dingen is afgekrabd’ (p. 249) en je iemand mist, of doodsbang bent, of liefhebt. Waar je bent aangewezen op jezelf, of op een vriend, een collega, een onaanspreekbare moeder.

Het verwarrende is dat Ira daar alleen toegang toe heeft via de techniek, die haar weer toegang geeft tot de data van haar moeder. Zo opent Van der Graaff in zijn roman zelf ook voortdurend verschillende ‘velden’ van droom en (virtuele) werkelijkheid, waardoor het boek een chaotische, verwarrende en ontregelende leeservaring is.

Van de engelen moet je het in ieder geval niet verwachten. Het zijn wrede mensen die doden wie hen en hun idealen in de weg staan. Hoewel de een na de ander uiteindelijk zelf zijn geloof in de hemelse stad verliest en weer met beide benen op de grond belandt. Onder de zorgvuldig aangelegde infrastructuur en de gestructureerde levens ligt een wereld verborgen vol scheuren, puin en woestenij. Van der Graaf lijkt te suggereren dat daarin meer waarheid en liefde te vinden is dan in de beloften van een virtueel bestaan.

Maarten van der Graaff, Onder asfalt, Amsterdam, Uitgeverij Pluim 2022

Hanneke Ouwerkerk

In de Waagschaal, jaargang 52, nr. 6, 27 mei 2023

 

Ds. M.J. Ouwerkerk is predikant (PKN) te Schoonhoven en Willige-Langerak.