Vurig pleidooi voor de preek

logoIdW

Preekfragmenten van Gerrit de Kruijf gebundeld

 

In september 2015 verscheen Een goed woord, een verzamelbundel van de meest kenmerkende en treffende passages uit de preken van Gerrit de Kruijf (1952-2013). De Kruijf was hervormd predikant en vanaf 1992 tot zijn dood kerkelijk hoogleraar Christelijke Ethiek in Leiden. In al zijn preken en publicaties geeft hij blijk van zijn gerichtheid op de toekomst; hoe Gods Rijk het verschil maakt, in en voor het nu en hoe Jezus Christus met zijn leven, sterven en opstanding Gods diepste woord is, de mens in wie God ons ziel voor ziel persoonlijk ontmoet.
Down to earth
In het benadrukken van de noodzaak van die ontmoeting was De Kruijf gedreven, maar niet dwingend. Hij was uiterst serieus in het brengen van goede woorden die richting geven aan het leven, maar ging daarin niet hoogdravend te werk. Zijn taal was down to earth, algemeen verstaanbaar. Collega en vriend Maarten den Dulk schreef in een in memoriam: ‘Hij droomde niet van een geweldig oeuvre, maar liever van een bundeltje adviezen voor mensen die hier en nu moeten zien rond te komen met vragen over werk en rust, over liefde in verschillende variaties, over geboorte, over ziekte en dood, en over veiligheid op straat en over recht in de samenleving.’ De Kruijf gunde het de mensen uit de cirkel van vragen te breken en meer doelgericht te leven in de wereld die God voor hen bereidt.

Van die gunnende goede woorden uit zijn preken zouden meer mensen weet moeten krijgen dan alleen de hoorders tijdens het leven van Gerrit de Kruijf, meenden Udo Doedens en Jilles de Klerk: collega-predikanten, zij die predikant willen worden, maar eigenlijk iedereen die ‘verlegen is om een goed woord’. En wie kan dat nu niet zijn, was De Kruijfs stelligste geloofsovertuiging, als wij zo’n vertrouwenwekkende aanspraak van God krijgen? Doedens en de Klerk doken in zijn genummerde en gecatalogiseerde archief van 650 preken, geschreven tussen 1974 en 2012. Zij constateerden dat De Kruijf wat inhoud en toon betreft in 38 jaar zeer constant gebleven is. Zij gaven dertien vrienden en leerlingen van De Kruijf ieder vijftig preken om aansprekende fragmenten uit te kiezen. Die rubriceerden zij vervolgens naar thema over tien hoofdstukken (o.a. ‘Het evangelie’, ‘De mens’, ‘De bijbel’ en ‘De kerk’). Boven elk fragment, meestal een alinea uit een preek, plaatsten zij de kerngedachte (een greep: ‘Je zult het zien’, ‘U bent gevonden’, ‘Hoop bepaalt heel je leven’). Met deze keuze eren zij het to the point-achtige formuleren van De Kruijf. Hij had nooit een omhaal van woorden nodig, ook geen aanloop om zijn aangesproken zijn door het Woord van God te verkondigen en het zo over te brengen dat het de hoorder werkelijk voor ogen kwam te staan. Daarom voelt de keuze voor ‘enkel’ preekfragmenten in plaats van gehele preken ook niet als een gemis.
Gooi naar de ziel
Doedens’ en De Klerks bezorging, zoals zij het zelf noemen, van goede woorden uit de preken van Gerrit de Kruijf heeft een lijvige verzamelbundel opgeleverd. Geen bundeltje adviezen waar De Kruijf zelf ook tevreden mee was geweest. Zo’n bundeltje had echter geen recht gedaan aan De Kruijfs enorme preekarchief, dat nog groter is dan de gekozen 650 preken. Bovendien is het boek hiermee een prachtig naslagwerk geworden voor iedereen die iets van en over preken wil leren en wil lezen van en over een man met een grote passie voor preken, iemand die een vurig pleidooi voerde voor het belang van de preek. Een week voor zijn overlijden, tijdens zijn laatste openbare optreden, waarschuwde hij nog: ‘De preek wordt in twijfel getrokken als toekomstbestendige protestantse traditie, terwijl ik daar juist een hoofdthema van maak. Maar als je de preek weghaalt uit de protestantse traditie, dan is alles weg.’ Enkele maanden eerder noteerde hij in De dood van dichterbij (2012) wat het preken voor hemzelf betekende: ‘Mijn geloof is wankel. Door te preken hang ik er als het ware in’.
Het blauwe lintje in Een goed woord suggereert dat je de bundel ook als dagboek zou kunnen gebruiken. Elke dag lezen en overdenken dat ‘je je niet moet verslapen en dat je niet moet verslappen om de tijd die je nog hebt te gebruiken om de dingen te doen die bij God horen: liefde, vrede en recht, zoveel als je kunt’. Dat zou een ‘gooi naar de ziel’ op gang kunnen brengen, zoals De Kruijf in 2011 in In de Waagschaal de preek definieerde; niets meer en niets minder dan een ontmoeting met God, een gesprek, ook al is de preek zelf een monoloog.
Ontspannen ernst
De Kruijfs eigen ontmoeting met God ontstond door bijbelteksten in stilte te overpeinzen, tijden erop te turen. Met de inzage in het wordingsproces van een preek die deze bundel biedt, kan menig student aan de predikantsopleiding afgeholpen worden van een krampachtig vastklampen aan allerlei commentaren. Of van de druk elke kerkdienst met een nieuw geschreven preek de kansel te moeten bestijgen. De Kruijf bestreed vrijmoedig de stelling dat een preek idealiter slechts één keer gehouden wordt. ‘Preken is oefenen en een nieuwe kans krijgen met dezelfde preek is een voorrecht’, zo gaf hij zijn studenten mee.

Ook hielp en helpt hij studenten en collega-predikanten af van de druk in de preek met pakkende voorbeelden te komen, uit het (eigen) leven gegrepen. Daar was De Kruijf helemaal niet van. Zijn goede woorden, zijn adviezen waren dan wel praktisch van aard, maar geenszins moralistisch. Hij schuwde het niet zijn hoorders op de ernst van zijn woorden te wijzen (‘Onthoud u dat maar’, ‘Denk daar maar eens over na’, ‘U moet echt geloven dat’), maar wilde ze niet overvragen met wat ze allemaal moeten. Hij liet het objectieve van het Woord staan, subjectieve toepassingen maken was niet aan hem besteed.

De Kruijfs toon en stijl omschrijven Doedens en de Klerk als ‘ontspannen ernst’. Zo was hij ook in de omgang met mensen in de kerk en aan de universiteit en waar hij ook maar adviseerde. Hartelijk en welgemeend. Hij stond voor zijn zaak als theoloog, was doelgericht op weg naar de toekomst van Gods Rijk, maar stond open voor de vragen van de zoekende mens. Zijn houding op de kansel illustreerde dat. Zijn handen maakten zoekende bewegingen en gaven tegelijk weer hoe belangrijk het was een heldere koers te varen. Daarbij benadrukte hij keer op keer dat die heldere koers varen juist inhoudt het geloof te ontvangen dat Gods aandacht uitgaat naar hen die van die koers afwijken. Zoals hij het onomwonden zei: ‘Jezus is ook verschenen voor mensen die niet van goede wil zijn’.
Kleur bekennen
‘Mensen zagen hem graag’ schreef Maarten den Dulk in zijn in memoriam. ‘Zijn studenten wisten dat hij naar ze keek als naar zijn kinderen, in de zin dat hij ze uitdaagde en zich verantwoordelijk voor hen voelde.’ Ik was van 2000 tot 2002 een van die studenten en inderdaad: hij was in ons geïnteresseerd en op ons betrokken, maar zoals de Kerkorde een Dienaar des Woords omschrijft: als een herder en een leraar. ‘Je bent nu deelnemer geworden’, zei hij aan het begin van mijn kerkelijke opleiding, ‘niet langer waarnemer van de spiegel van het Woord.’ Daar hield hij ons ook aan, de kleur van het geloofsvertrouwen te bekennen ten einde anderen daarmee op te kunnen wekken tot vertrouwen in God.

Ik heb Gerrit de Kruijf slechts een keer in levenden lijve zien voorgaan. Dat was in de Westerkerk, die zich bevindt in de Amsterdamse grachtengordel. Hier was hij een graag gehoord gastvoorganger. Ik weet nog goed mijn nieuwsgierigheid naar het taalgebruik van De Kruijf in deze dienst van een gemeente die ik zelf het stempel ‘elitair’ gaf. Een gemeente waar goede woorden vast eerst flink gewogen worden alvorens ze in ontvangst worden genomen, zo was mijn vooroordeel. Zou De Kruijfs taal hier minder spreektaal zijn dan ik van hem gewend was? Het raakte mij diep te horen hoe De Kruijf korte metten maakte met mijn verwachting. Hij bleef trouw aan zijn eigen down to earth taalgebruik. Hij vroeg God in het gebed om de Geest ‘zich met ons te bemoeien’. Hij preekte dat de aanspraak ‘kleingelovige’ in de bijbeltekst over de storm op het meer geen pijnlijke aanspraak is maar en hoopgevende. ‘Voor ons kleingelovigen is Jezus gekomen’, zei hij op de voor hem zo kenmerkende manier: ontspannen ernstig, pal staande voor Gods Rijk dat in en voor het nu het verschil maakt, want ‘de eeuwigheid komt niet na de tijd’. In het derde couplet van het lied ‘Jezus, die langs het water liep’ zie ik de persoon Gerrit de Kruijf voor me verschijnen en hoor ik zijn goede woorden.
Christus die door de wereld gaat
verheft zijn stem niet op de straat,
Hij spreekt ons hart aan, heden,
en wenkt ons met zich mede.
En lokt ook nog zoveel ons aan,
tot wie zouden wij anders gaan?
Hij heeft en zal ons geven
alles, – het eeuwig leven.

Maartje Wildeman

M. Wildeman is predikant in de Protestantse Gemeente Oudemirdum Nijemirdum Sondel (Zuidwest Friesland).

Een goed woord. Uit de preken van Gerrit de Kruijf, bezorgd door Udo Doedens en Jilles de Klerk, Boekencentrum 2015, 311 pp.