Vriendelijk verzet

logoIdW

 

Om aandacht te trekken – en wie doet dat niet in onze tijd van communicatie, van concurrentie, van opgeschroefde eigendunk (ik ben zooo ongelooflijk speciaal!) – moet je je niet bescheiden opstellen. Als op de kermis moet je schreeuwen, moet je de gekste stunts en capriolen uithalen, het hoeft niets te maken te hebben met wat je oorspronkelijk te bieden hebt, als de mensen maar naar je omkijken en je een celebrity-gevoel geven. O ja, iets dat het altijd doet, is je op te stellen als de grote rebel, de flinkerd die taboes doorbreekt, die grenzen verlegt, en o jongens! wat jagen we de brave burger, de benepen fatsoensrakker met zijn opgeknoopte kraag en zijn zuinig mondje, heerlijk de stuipen op het lijf! Geklets – zeg ik. Schreeuwen, ‘scheit hebben’ aan de klassieke fatsoensregels, het is allang geen teken meer van verzet. Vijftig jaar geleden was dit verzet wellicht tot op zekere hoogte legitiem, toen je nog van die opgeknoopte boorden had, nu is het allang geen verzet meer, maar code, conventie waar de neoliberale ieder-voor-zich-leving van de zogenaamd vrije markt, de Telegraaf en de geest van GeenStijl wel bij vaart – ieder-voor-zich-leving waarin alle fatsoen uit den boze is omdat het regels bevat die een ongebreideld geldgraaien aan banden leggen en een ongeremde concurrentie stremmen. In plaats van fatsoen heb ik het trouwens liever over beschaving, en in plaats van regels over usance. Nee, vandaag de dag is het echte verzet is geen schreeuwerig verzet meer, want alles is schreeuwerig geworden. Het heeft niets te maken met gecommercialiseerde rebellie. Echt verzet kan alleen maar stil verzet zijn. Schreeuwlelijkerds, opscheppers, ‘winners’, graaiers, kijk uit voor de stillen in den lande! Ik zeg: echt verzet is vriendelijk verzet.

 Lezen in de lounge van een eenvoudig ketenhotel

Van een voorbeeld van vriendelijk verzet was ik kort geleden getuige. Ik kwam uit Nederland, mijn bestemming was Zuid-Frankrijk, ik logeerde onderweg in een Campanile-hotel. Daar logeer ik graag, de Campanile-hotels zijn op strategische punten neergezet, altijd makkelijk te bereiken, niet duur en je eet er goed. In elke Campanile heb je naast het restaurantgedeelte een kleine lounge. Er zitten daar bijna nooit mensen, en als ze er zitten, kijken ze naar televisie. Ik denk dat die lounges er alleen maar zijn voor de sier, eigenlijk alleen om te beantwoorden aan het idee dat de mensen zich nog maken van een ‘echt hotel’. Wie schetst mijn verbazing toen ik daar laatst twee dames in diepe stoelen zag zitten en… lezen! Ja, lezen – in boeken, echte boeken, dat wil zeggen gemaakt van – weet je nog? – papier. Twee keurige juffrouwen, een jaar of zestig, netjes, maar zonder enige franje. Ik zag ze de volgende morgen in een kleine Toyota stappen met een Engels nummerbord. Dit verbaasde me niet. Een eeuw geleden zouden ze zijn voorgekomen in een roman van Virginia Woolf of E.M. Forster. Ze zagen er een beetje als ‘british women writers’ uit (Doris Lessing, Iris Murdoch…). Lezen in de lounge van een Campanile, terwijl allemaal luidruchtig toeristenvolk langs komt draaibillen op weg naar het restaurantgedeelte. En daar gaat eten terwijl het met volle mond in mobiels praat en met vette vingers aan Ipods frunnikt. Vriendelijk verzet – ja, want de mensen zien het wel, zien eens wat anders.

 Klassieke muziek en een oude DS

En dan is er de jongeman met de paardenstaart die ‘s zomers in zijn oude Citroën DS door de stad rijdt, met zijn raampje wijd open. En vanuit dat raampje komen de tonen aanwaaien van – waarempel! – klassieke muziek. En geen krijserige klassieke muziek van het genre Bolero van Ravel, Carmina Burana of Walkurenrit, maar rustige, fijne muziek, piano-muziek: walsen en preludes van Chopin, Kinderszenen van Schumann. Eens wat anders dan de rapmuzak die je doorgaans auto’s hoort uitbraken. En voor de rest alleen maar onpersoonlijk gestroomlijnd blik met dichte ramen vanwege de airco, en met zuur kijkende mensen erin die vooral niets met elkaar te maken willen hebben. Die jonge man in de oude DS staat beslist geen educatief of cultuur-missionair doel voor ogen, ik ken hem een beetje, hij is gewoon een vrolijk persoon die van mooie muziek houdt. Een beetje anders – dat wel. Ik noem het vriendelijk verzet. Het gaat om kleine dingen, kleine gestes. Het heeft echt zoveel niet om het lijf, er zijn belangrijker dingen – en toch, om van een samenleving een samen-leving te maken…

 Manier van doen en spreken

Vriendelijk verzet is ook een manier van doen en spreken. Zijn ze grofgebekt (zelf noemen ze dat ‘recht voor je raap’), zeiken ze je af (wat een helden, die tv-presentatoren!), zijn ze vulgair en schreeuwerig, blijf rustig en vriendelijk afgepast. Een voorbeeld: zeg niet ‘nee’, zeg ‘vindt u ?’ O ja – en ‘u’ in plaats van ‘jij’. Vriendelijk verzet heeft trouwens niets te maken met een bot, ongenuanceerd opkomen voor ‘normen en waarden’ – anders gezegd met een obsessie over wat er onder de broekriem gebeurt, een fixatie op tasjesdieven afkomstig uit Marokko of Polen en een grote blinde vlek waar het gaat om rekeninghouders bij schaduwbanken in fiscale proletenparadijzen. Daar is het te beschaafd en daarom te wijs en in wezen te intelligent voor. Wel wil het dromen (alles begint met dromen) over eendracht tussen mensen, wat een zorgvuldige, zorgzame en ingetogen manier van met elkaar omgaan veronderstelt, gebaseerd op fairness, gerechtigheid, generositeit. Want dat is een beetje écht paradijs op aarde – toch?…

Ik stel voor een beweging op gang te brengen genaamd ‘vriendelijk verzet’. Wie doet er mee?

Caspar Visser ‘t Hooft

Drs C. Visser ’t Hooft is als predikant verbonden aan de Eglise protestante unie de France (Orange-Carpentras). Hij is daarnaast schrijver en buitenlandredacteur van IdW