Voorgangers in soorten en maten op allerlei plekken

logoIdWWeer duikt een nieuwe ambtelijke professional op, namelijk de ‘pastor’, die onder strikte, maar regelarme voorwaarden als ouderling of diaken de sacramenten mag bedienen en het levende Woord op een pioniersplek, die na een behoedzame procedure tot kerngemeente met ambtelijke vergadering is getransformeerd. Deze institutionaliseringsmove bij alle de-institutionalisering impliceert ambachtelijkheid, opleiding, een arbeidsplaats, nascholing, supervisie en deelname aan een leergemeenschap voor de ‘pastor’, een titel die, verwarrend wellicht, ook in gebruik is bij geestelijke verzorgers in de gezondheidszorg.

Opgeleid tot betaalde professionaliteit

Wat betekent dit voor de opleiding tot kerkelijk werker en predikant? Een generatie geleden zijn hervormde catechetenopleidingen aan het hoger beroepsonderwijs toevertrouwd ten behoeve van gedifferentieerde, professionele taken als jeugdwerker, catecheet, pastoraal of diaconaal werker. Wie dominee verlangt te worden, zo dachten we toen, kan als hbo-opgeleide kerkelijk werker doorstromen naar de universitaire predikantsmaster, hetgeen tot nu toe ook gebeurt. We wilden voorkomen dat er naast de dienaar van het Woord een clerus minor met wat voor betitelingen ook zou ontstaan. Geen goedkope naast dure voorgangers. We dachten destijds: ooit keert de vraag naar die ambtelijke preek- en sacramentsbevoegdheid terug. Ja, het werd voor kerkelijke werkers onder voorwaarden en na een liturgisch-homiletische cursus toch weer mogelijk in een zondagse eredienst meer dan enkele keren per jaar voor te gaan, maar dan als ouderling of diaken. Enkele pioniers, die niet predikant zijn, mogen dat nu ook. Mag deze pastor ook voorgaan in een andere gemeente (als een kerkenraad dat vraagt)? Mag hij of zij een kindje van een neef op een andere dan de eigen pioniersplek dopen? Maar belangrijker nog, wat als de pastor wil doorstromen naar een andere betaalde plek? Hoe plaatsgebonden zijn roeping, beroep en rechtspositie van de pionier-pastor, kerkelijk werker, en predikant eigenlijk?

‘Gewone’ gemeenten bevinden zich in financiële verlegenheid en willen graag voor minder geld en minder werktijd iemand hebben die de publieke symboolfunctie van dominee kan vervullen, die bij mensen een besef van ultieme levensvragen en zingeving oproept en representeert. Eenmaal door de (roepende) gemeente in de bijzondere positie van voorganger geplaatst, bekleedt zij of hij een verwachtingsvolle plek die niet losgezien kan worden van het leven van de geloofsgemeenschap. Wie dat eenmaal mag en doet, heeft de beste kans op een betaalde baan. Me dunkt, dat is nog steeds zo.

Verschillende opleidingseisen voor dezelfde taak?

Met het aannemen van een minimum opleidingseis – 2 jaar deeltijd associate-degree-hbo – voor de pastor, stelt de synode een eis vast om gelegitimeerd te mogen voorgaan. Ad-hbo biedt dan doorstroming naar de hbo-opleiding kerkelijk werker en eventueel naar de universitaire predikantsmaster. Maar doorstuderen is voor het voorgaan in de dienst (waarvoor de kerk het meeste geld over heeft) eigenlijk niet meer nodig. Dat minimum werkt namelijk als de enige opleidingseis die de kerk stelt aan iemand die mag voorgaan. Is dat niet de omgekeerde wereld? Waarom eerst nog een brede, dure theologieopleiding (hbo theologie of universitaire predikantsopleiding) verlangen, die je pas na een niet regelarme kerkelijke procedure toelaat tot het ambt, terwijl het ook sneller en voordeliger kan? Dat voelt als niet eerlijk en ondergraaft het bestaande opleidingssysteem, de inhoudelijkheid van de professionaliteit en het personeelsbeleid uiteindelijk meer dan we denken. Terzijde, studenten met een bachelor theologie of godsdienstwetenschap hopen soms ook langs deze weg de bevoegdheid om voor te gaan verwerven (zodat hun studieschuld kleiner blijft).
Het zet de vraag op scherp: hoe wil ‘onze’ kerk aan haar roeping blijven voldoen, namelijk het geloof, zoals het uniek geopenbaard is in de heilige Schrift en wordt voortgezet in de katholieke credo’s, te bewaren en bekend te maken ‘afresh in each generation’? Aldus het inspirerende Anglicaanse rapport Mission shaped Church (2003), dat destijds aangaf dat niet alleen de netwerkstructuur van onze cultuur en samenleving, maar evenzeer de consumerende geestesgesteldheid (in mijn woorden ‘goed voor jezelf zorgen’ en ‘wel genieten hoor’), en de toenemende ongeletterdheid aangaande geloofsinhouden om een nieuwe aanpak en structuur vroegen voor de verspreiding en bewaring van geloof door en vanuit deze episcopaal-synodale kerk.

Voorgaan

Wie voorgaat spreekt in geloofstaal tot God en taalt naar ‘Gods verborgen en geheime wijsheid’ om ‘te delen in Gods luister’, in onderscheid van de machthebbers van de wereld, die deze wijsheid niet hebben gekend (I Korintiërs 2:7vv.). In het blijvende geding tussen heil en onheil, waarheid en onwaarheid, God en de machten, spreek je nieuwe, onvermoede woorden van Godswege (Psalm 81:6). Ten behoeve van de ‘circulatie van geloofsbewustzijn’ kun je dank, verlangens, klachten, twijfels, hindernissen en zekerheden zo uitspreken dat gemeenteleden er op hoop van zegen innerlijk in mee kunnen komen. Als je in onze veeleisende, plurale, verwarrende, zich nauwelijks voor kennis en inzicht tijd gunnende, soms even beknopt als fel polariserende, maar in religieuze aangelegenheden niet zelden onwetende (uitblink)cultuur regelmatig voorgaat in kerkdiensten, kan ik me niet voorstellen dat je dat kunt, wilt en volhoudt zonder een gedegen basis, een blijvende reflectieve houding, theologische existentie, geestelijke uitstraling, empathie en spirituele sensibiliteit, congruent met je talenten en persoonlijkheid. Elke keer opnieuw is alleen al de voorbereiding van een kerkdienst een creatieve acte die vraagt om nieuwsgierigheid, studiezin, kennis, creativiteit, taligheid, spirituele volwassenheid en liefde die groeit door inzicht en fijnzinnig onderscheidingsvermogen (Filippenzen 1:9v). Samen met gemeenteleden blijf je God zoeken, ontmoeten en leren kennen. En durf je Gods apriori en perspectief present te hopen en vanuit Gods kritische liefde voor het geschapene hun leefwerelden en belevingswerelden te bejegenen en hen in de modus van bevrijdworden-in-de-wereld aan te spreken. Bovendien kun je op meta-niveau over deze dingen communicatief blijven nadenken. Of heb ik nu te hoge idealen uit voorbije tijden?

Synode, ga inhoudelijk in gesprek met opleidingen

Ik blijf hoopvol over vernieuwing, creativiteit en veelkleurigheid van de kerk, haar gemeenteleden en voorgangers. Maar ik somber over de katholiciteit van de landelijke protestantse kerk als een rommelige archipel van nieuwe vormen, gemeenten, opvattingen, beseffen van kerk-zijn, functies, tijdelijke projecten en flexibele opleidingen. Ik probeer vast te houden aan het qua bevoegdheid niet scheiden van preek en sacramenten: betaald mogen voorgaan is kunnen voorgaan in een dienst van woord en sacrament. Punt. Ik zou daarom voor precies dezelfde taak van voorgaan één prijs willen en één naam voorstellen, die in oecumenisch perspectief vertrouwd klinkt: het ambt van diaken, van iemand die dient en ‘vasthoudt aan het mysterie van geloof met een zuiver geweten’ (I Timoteüs 3:9). Dat ambt kan in verschillende gestalten en functies zijn beslag krijgen.

Synode, u gaat over opleidingseisen en rechtspositie van betaalde ambtsdragers. Ga in gesprek met theologieopleidingen van elke snit en modaliteit en bespreek welke diversiteit aan functies van opgeleide professionals u als toekomst voor u ziet, welke opleidingsinhoud u met redenen omkleed stelt aan wie naast zijn of haar specialiteit en opleiding tevens als gewijde diaken voorgaat en hoe u denkt de arbeidsplekken van pionier-pastor, hbo-opgeleide kerkelijk werker, wetenschappelijk gevormde theoloog of nog anders opgeleide te financieren. Laat dat niet zondermeer over aan wat opleidingen zelf verzinnen en voorstellen. Verlangt u dat jonge mensen enkel een opleiding theologie volgen aan hbo of universiteit, besef dan dat zij met studieschuld naar een betaalde werkplek in de kerk zullen zoeken. Wijzen op de tentenmaker Paulus, die een gedegen opleiding had genoten is te simpel. Ik begin over geld, want territoriale gemeenten zien financiering bemoeilijkt en ik zie ook pioniers met het einde van de landelijke subsidiering in zicht als ondernemer worstelen met het financieel rond krijgen van een ‘businessplan’. Besef dat ambtsbevoegdheden de basis vormen van de rechtspositie van universitair geschoolde predikanten. Het opleidingsdebat is in die zin belast doordat de ambtstheologie tegelijk een belangentheorie voor predikanten en opleiders is.

Verzwakt-ambtelijke tendensen

In de verkruimelende cultuur binnen onze kerk wens ik omwille van samenhang en eenheid dat er ook zulke inspirerende, empirisch georiënteerde rapportages als Mozaïek van kerkplekken en Speelruimte en Spanning (www.lerenpionieren.nl) komen voor gemeenten, waar professionals als kerkelijk werkers en dominees hun diensten met trouw, inzet en creativiteit invullen. Wat voor pioniersplekken geldt, geldt evenzeer de ‘gewone’, ‘mission shaped’ gemeente. Meer inhoudelijke, kritische aandacht is noodzakelijk voor de invloed van de cultuur op geloof, kerkbesef, en voorgaan. Heeft bijvoorbeeld de ‘informalisering’ in onze cultuur deze geloofsmatige ambtelijke setting van Gods dienst aan ons en onze dienst aan God niet allang op losse schroeven gezet? Vatten gemeenteleden nog echt wat in de onlosmakelijke drieslag van de voorganger (professie, persoon, en ambt) het ambtelijk aspect inhoudt? Hechten mensen belang aan doordachte toespraken? In het NT, dat geen eenduidige ambtsopvatting heeft, bestaan mooie lijstjes van gaven, zoals bijvoorbeeld: profeteren, bijstand verlenen, onderwijzen, troosten, weggeven, leidinggeven, en blijmoedig barmhartig zijn voor de ander (Romeinen 6:3 8). Voor het algemeen ambt van gelovigen en ritueel leiderschap genoeg, hoor ik zeggen. Nog iets: gaan we losser denken over de maaltijd van de Heer? Een gemeenschappelijke maaltijd thuis, in een huisgemeente, in een kerngemeente, in een pionierende kliederkerk kan gepaard gaan met een liturgisch moment met symbolisch brood (als amuse) breken en delen en ‘na de maaltijd’ (I Korintiërs 11:25) een glas heffen op Jezus en denken aan de presentie van de opgestane Heer (gedenken). Tja. Onderschrijven we deze informele, congregationalistische, verzwakt-ambtelijke tendensen bij het stellen van opleidingseisen aan voorgangers?

Evert Jonker

Prof. dr. E.R. Jonker is emeritus hoogleraar praktische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit (vestiging Kampen).

In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 9. 14 september 2019