Viva Vox, bij de dood van Michel Legrand
Veel van wat krant, televisie en internet berichten over de onlangs overleden Franse componist Michel Legrand is klatergoud. De man ging op zijn 10e naar het conservatorium, kreeg daar les van Nadia Boulanger, schreef muziek voor 150 films, won drie Oscars, speelde jazz met Miles en Coltrane en werkte samen met alle sterren die je kunt verzinnen. Tussen de officiële loftuitingen van Tv-presentatoren en Wikipedisten trof mij een opmerking van de Franse operazangeres Natalie Dessaye. Dessaye maakte in de laatste jaren van Legrands leven twee CD’s met hem. In een interview van een paar jaar terug zegt zij over hun eerste CD: ‘Het bijzonderste eraan is, dat Michel zingt. Hij ontstijgt zelfs klassieke componisten als Schubert, Berlioz en Massenet doordat hij leeft en voortdurend muziek kan maken in de tegenwoordige tijd.’ Dessaye speelt de zanger Legrand hier uit tegen de componist. De laatste is wat haar betreft schatplichtig aan de eerste. Ik geloof dat zij daarmee de spijker op zijn kop slaat. Hoewel Legrand zelf misschien meende, net als zijn necrologen, dat zijn betekenis was gelegen in zijn enorme lijst van muzikale resultaten, ligt zijn echte verdienste wellicht in zijn stem, dat wil zeggen in zijn vermogen om de directe muzikale impuls hoorbaar te maken.
Op zoek naar de stem
Voor ik uitweid over de stem, zou het mooi zijn om even te luisteren naar die van Michel Legrand. Dat kan op https://www.youtube.com/watch?v=ueYvnLgSeX0. Mijn ervaring bij het luisteren naar een zingende Legrand is, dat ik eerst de stem hoor en dan de muziek. Dat is mogelijk het gevolg van zijn voor een man wat hoge en zachte geluid, zijn ‘voix flutée et maniérée’ (Le Monde 26/1/2019). Ik verbeeld me zelfs dat ik zijn muziek uit zijn stem zou kunnen afleiden. Niet zonder reden hebben critici opgemerkt dat Legrands melodieën lijken op vervoegingen van een werkwoordstam. Een stembuiging, een vocaal loopje wordt door een reeks akkoorden gevoerd volgens de dynamiek die we kennen van de leeuwerik: aarzelend beginnen, stijgen, jubelen en weer afdalen. Veel ingewikkelder lijkt het niet. De vonk ligt in de stem, de rest is vakmanschap en natuurlijk de ziel van een leeuwerik.
Hoe belangrijk de stem, zijn stem, is voor het repertoire van Michel Legrand bewijzen de vele opnamen die er van zijn chansons zijn gemaakt. Met enige overdrijving kun je zeggen dat hij dertig keer dezelfde plaat heeft opgenomen, telkens met een andere zanger of zangeres. Alsof hij een jaren durende auditie deed op zoek naar de stem waarop zijn liedjes konden gedijen. Maar of je nu luistert naar Jessye Norman, Sarah Vaughan, Nana Mouskouri, Barbra Streisand, Rita Reys, Laura Fygi, Serge Reggiani, Dusty Springfield of Natalie Dessaye, ze kunnen het gemaniëreerde fluitregister van de maestro niet doen vergeten. De enige die dat misschien had gekund was zijn zus, Christiane Legrand. Ook zij was gezegend met een buitengewone stem, maar haar samenwerking met haar broer beperkte zich tot de platen van Legrands bekendste gezongen films, Les Parapluies de Cherbourg, Les Demoiselles de Rochefort en Peau d’Âne.
Actualiteit
Lange tijd heb ik muziek geluisterd zonder bijzondere aandacht voor stemmen. Muziek, ook vocale muziek, was voor mij: noten, melodie, dynamiek, woorden, maar wie er zong en of er in de instrumentale muziek ook een stem te horen was, ontging mij. Misschien dat deze blinde vlek mij ook buiten de muziek parten speelde. Want ook daar kun je luisteren naar woorden en klanken en zelf woorden en klanken voortbrengen zonder oor voor de stem. Ik herinner mij hoe Henk de Roest op een dispuutsavond in Leiden enigszins plechtig aankondigde dat hij de viva vox van F.O. van Gennep ging laten horen. Voor mij sprak de meerwaarde van een stem boven een gelezen preek of een uiteenzetting over Van Genneps opstandingstheologie niet vanzelf. Maar toen ook Gerrit de Kruijf zijn studenten met een houding van ‘nu komt iets bijzonders’ trakteerde op een opname van een paaspreek van Miskotte, concludeerde ik dat er met de viva vox iets bijzonders was. Maar wat?
Ze valt niet samen met de woorden die de stem spreekt of de boodschap die zij verkondigt. Bij de mens komen de woorden en de boodschap later dan de stem. De stem is evenmin identiek aan de persoonlijkheid die het woord voert. Menselijk gesproken gaat de persoonlijkheid vooraf aan de stem. De stem voegt iets toe aan persoonlijkheid, woorden en boodschap toe: actualiteit. We kennen de persoon die zwijgend bij een vergadering zit, maar presentie verkrijgt als hij zijn stem verheft. Dat kan op alle manieren die we kennen uit de vocale muziek: galmend, gebiedend, kreunend, stamelend of nog anders, maar in elk geval ontdekt de stem iets van de persoonlijkheid en verleent zij aan woorden het karakter van aanspraak. Voor Socrates was het verheffen van de stem een aangelegen moment in de menselijke omgang. Van hem is de aansporing: ‘Spreek, opdat ik je zien kan’. Met dit spreken bedoelde hij niet het ontvouwen van een redenering of het doen van een verhaal, maar iets primitievers: een zelfopenbaring in geluid.
Woord en stem
Theologie is vaak woordtheologie. Het is een verleidelijke gedachte dat Gods stem is neergeslagen in woorden, teksten en boeken die ons in staat stellen ofwel om een onherleidbaar verhaal te reconstrueren dat Gods bestaan en de waarheid van de godsdienst aannemelijk maakt, ofwel om Gods woord in te voegen in een ander verhaal, waarin mens of natuur referentiepunt zijn. Maar aan welke kant van dit theologische touw je ook trekt, een complicerende factor is dat, althans in de Bijbel, het woord het aflegt tegen de stem. En dat het woord je nooit verder zal brengen dan het besef dat je Gods stem nodig hebt om het te verstaan. Die stem maakt het verschil tussen de woorden van de schriftgeleerden, die naar de mens spreken, en de woorden van Jezus, die spreekt ‘met gezag’. Dat gezag, zullen we zo zien, is in meer gelegen dan alleen zijn stem, maar zijn stem doet mee. Aan het begin van het evangelie is die stem voldoende om de leerlingen te roepen. Eerder dan zijn woorden (Hij verandert tittel noch jota aan de wet) baart de stem opzien die ze articuleert. Bij de schriftgeleerden is die stem opgeslokt door hun theologie. Bij Jezus treedt het woord op. Het geschiedt, al is dat geschieden van meer afhankelijk dan enkel zijn stem.
Als God in de Bijbel zelf met het woord wordt geïdentificeerd, is dat niet om ons ervan te verzekeren dat Hij zich heeft prijsgegeven aan onze begrippen, maar omdat God zichzelf laat kennen als wezenlijk communicatief. Het woord is niet bij de mensen, het woord is bij God, maar Hij wil het tot ons spreken. En bij dat spreken hoort het verheffen van de stem. Het Oude Testament omschrijft Gods stem als het geluid van onweer, maar ook als het geluid van een ‘zachte koelte’ of van een menselijke stem, soms identiek met die van een profeet. In de deuteronomistische traditie is Gods stem nauwelijks te scheiden van Zijn geboden, maar zelfs daar benadrukt het noemen van de stem eerder Gods optreden, Zijn engagement met ‘alwie zijn stem hoort’, dan dat wat de stem te zeggen heeft.
In het Nieuwe Testament is het predicaat ‘de stem’ niet weggelegd voor Jezus, maar voor Johannes de Doper. Johannes, ‘de stem van Iemand die roept in de woestijn’, drukt Gods verterende en grootmoedige bewogenheid over de mensen uit, Gods hartstocht. Jezus, daartegenover, is ‘het woord’, ‘het brood’, ‘het licht’. Hij reflecteert niet de inzet van Gods woord, maar geeft het woord weer, beaamt en belichaamt het. Hij spreekt én Hij geeft zelf het antwoord. Als Hij zijn stem verheft, is dat niet, op de manier van de profeten en van Johannes, om Gods brandende verlangen uit te roepen, maar om zich met huid en haar door dit verlangen te laten verteren. Vandaar misschien dat het evangelie zegt dat Hij zijn stem niet verheft en stom is als een schaap voor zijn scheerders.
Les musiciens
Als we terugkeren naar Michel Legrand en het belang van de stem, los van muziek of woord, dan zijn we bijbels gesproken in de sfeer van Johannes de Doper. Tussen de tonen en de taal en soms ertegenin ontvouwt zich een stem met de bedoeling alles wat op papier staat of klaarligt in het hart van de zanger te actualiseren. Die stem is tegelijk maar een stem. Ze wijst boven zichzelf uit naar een grotere, messiaanse actualiteit. In een chanson waarvan Legrand ook de tekst schreef, bezingt hij die messiaanse actualiteit als een tweede Johannes. Zij is de wereld van de muzikanten. Zij zijn zijn betere ik, mensen van water en bloed. Mensen die over het water lopen.
Oh! vous les musiciens
Attachés à la vie par un chant d’oiseau
Fragile comme un refrain
Ephémères et courbés comme sont les roseaux
Oh! vous mes bohémiens
Détachés de la terre marchant sur les eaux
Vous êtes ni plus ni moins
De la race que j’aime
Faits de sang et d’eau
Alors vou régnez sur mon coeur
Depuis que je connais par coeur
Vos rires qui sont mêlés de pleurs
Vos larmes mon unique douleur
Udo Doedens
(In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 4. 6 april 2019)